Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 5 januari 2023

De keizer van Populië: Brand (IV)

De keizer van Populië, hoofdstuk 2 - Brand (IV)


IV. De hitsparade


DEMONSTRATIE VAN DE VRIJE DEMOCRATEN, DISTRICT GROOT-GELEIJCKE, 2:56PM


Niet veel later zat ik in de auto met Marc Priem naast me, die zich moest bukken om niet tegen het plafond te komen met zijn kalebas-achtige hoofd. In de koffer zat een kist harige okkernoten, zonnebloempitten en een kilo potgrond. Poenie had er op gestaan die mij allemaal mee te geven “voor de goede zaak”. Als dit een rare poging was tot omkoping, was het alleszins één van de zieligste pogingen die ooit was ondernomen bij mij. Intussen zat Marc Priem uit een bloempot rauwe varkensingewanden te eten met een vork.
Ik had via mijn telefoon De Paling opgeroepen ook naar Cabron San Tander te rijden met drie agenten om het scenario waar ik nu voor vreesde te verhinderen.
“Is dat eigenlijk lekker?” vroeg ik aan Priem. Ik had Welkom al verlaten en zat op de Ringweg, niet ver van waar ik eerder vlak voor Boert Van Vettenberghes huis in panne was gevallen. Er was best veel verkeer.
“Nee,” zei Priem vlak, waarop hij ontzettend luid boerde, “maar het bevat veel proteïnen. Word je sterk van. Onze voorouders aten ook zo.”
Ik was er vrij zeker van dat onze voorouders geen rauw vlees aten maar het boven een vuur braadden, maar ik had geen zin in een discussie met Marc Priem. Hij scheurde een lap vlees met zijn tanden en kauwde luid en nadrukkelijk.
“Het is van varkens die ik zelf kweek,” zei Priem toen, waarop hij een deksel over de bloempot schoof en diep uitademde. Op het deksel stond het logo van zijn eigen boerderij-winkel, HelloFlesh.
“Er is echt veel verkeer,” mompelde ik in mezelf. We vertraagden tot in een heuse file.
“Da’s door die betoging van Theofiel Duck,” zei Marc Priem.
“Waar betoogt hij nu weer tegen?”
“Ho, inspecteurtje, Theofiel Duck is een man van het volk,” zei Priem, die me nu zijdelings begluurde met zijn schele oog, “hij zegt wat mensen denken. Niet wat de elite vindt dat we moeten denken.”
Hij boerde nog eens en zat nu stukjes rauw vlees met een tandenstoker van tussen zijn grote, gele tanden te bietsen.
“Met alle respect, maar u weet niet wat ik denk, meneer Priem, en Theofiel Duck is een leugenaar eerste klas. Zijn racisme jegens Luxemburgers is degoutant.”
“Racisme?” herhaalde Priem met ongeloof, “Theofiel spreekt gewoon de waarheid. En trouwens, er zijn ook goeie Luxemburgers. Mijn boekhouder is een Luxemburger, en Geertrui is getrouwd met een Luxemburger. Goeie vent. Beetje een sul, wel. Maar geen slechte vent.”
Priem haalde zijn telefoon boven, die er in zijn hand uitzag als een smartwatch. Het scherm had een serieuze barst.
“Kijk even,” zei Priem, die een filmpje had geladen waarin Duck op een podium iets stond te roepen. Theofiel Duck had een glanzende kaalkop en zijn ooghoeken stonden permanent naar beneden, alsof hij bang of verdrietig was, maar hij had een volle, zeer vlezige mond die er steeds nat uitzag van opwinding. Ik kon geen woord verstaan van wat Priem me toonde omdat om me heen auto’s waren beginnen toeteren. Het verkeer stond volledig stil en er klonk voorbij de auto’s gebonk en getrommel. Ik zuchtte.
Marc Priem liet zijn telefoon vallen en stapte onmiddellijk uit. Ik zuchtte opnieuw, zette de auto stil en stapte ook uit. Ik kon over de daken van de twee auto’s voor me kijken en zag voorbij het bord van het district Groot-Geleijcke een menigte met borden en spandoeken luid joelen. Ze stonden met hun rug naar ons.
“Het zijn de Vrije Democraten!” riep Marc Priem begeesterd, die in niets meer leek op de dreigende kolos vanop de Commune van Poenie maar leek op een groot kind dat Sinterklaas in de verte gezien heeft. Ik ging op de tippen van mijn tenen staan om te zien uit welke richting de Vrije Democraten van Theofiel Duck het kruispunt op zouden komen – door de commotie onder de toeschouwers te volgen, blijkbaar van rechts, uit de Debatstraat, die in vroegere tijden had geleid naar het publieke forum van Stellingwoude.
Plots werd ik aan mijn kraag naar boven gegrepen, en voor ik tijd had om te reageren, stond ik op het dak van mijn dienstwagen naast Marc Priem, die me in een zijdelingse omhelzing pakte.
“Dit is toch wat anders hé, inspecteurtje!” brulde hij naast mij, terwijl hij zijn vrije vuist in mijn schouder ramde. Ik voelde een pees kraken. Ik wilde hem zeggen dat hij terstond af het dak van mijn auto moest komen, maar toen zag ik, voorafgegaan door een marcherende band bejaarden in beige uniformen, Theofiel Duck het kruispunt op rollen, staand op een praalwagen. Hij had een megafoon in de hand.
“… het volk moet de waarheid kennen! De kogel voor Lucas Ter Linden kwam van links! De kogel komt altijd van links!”
Marc Priem liet me los en balde zijn vuisten: “Links verdient de kogel!” brulde hij bijna zo luid als een tyrannosaurus. Verschillende andere mensen die uitgestapt waren, keken naar hem op. Ook enkele omstaanders verderop, keken achterom.
“Links wil onze vrijheden vernietigen! Links staat voor massamigratie. Links zijn doetjes. De kogel komt altijd van links!” riep Duck door zijn megafoon.
“Links verdient de kogel!” herhaalde Marc Priem, zo mogelijk nog luider, als in een fascistische versie van een afro-spiritual. Zijn stemgeluid had nu ook het entourage bereikt van Duck, en iemand van Ducks veiligheidsmensen trok de aandacht van de demagoog, die na een kort over-en-weer onze richting uit keek.
“De kogel komt altijd van links!” riep hij door zijn megafoon.
“Links verdient de kogel!” riep Priem terug, intussen van enkele andere stemmen vergezeld. Theofiel likte over zijn lippen en ik voelde ondanks de tientallen meters afstand dat hij naar mij keek.
“Wel, wel,” zei hij door zijn megafoon, terwijl hij af het trapje ging van zijn praalwagen, “als dat daar niet inspecteur Haspelaer is, belast met het onderzoek naar de moord op de consul!”
Iedereen keek nu naar ons. Priem ramde opnieuw op m’n schouder.
“Komt u zich ook bij het volk voegen, inspecteur?” vroeg Theofiel door zijn megafoon, terwijl de menigte uiteenweek om hem door te laten, als een soort Rode Zee gevuld met boze boomers, skinheads en yoga-adepten die eruit zagen alsof ze roken naar patchouli en spraken met komkommers.
“Ik ben hier toevallig, meneer Duck,” zei ik. Mijn stem klonk ontstellend zwak.
“Hij is hier toevallig!” herhaalde Theofiel gemelijk door zijn megafoon.
“De inspecteur zal ons helpen,” riep Marc Priem in de menigte. Enkele mensen juichten en applaudisseerden. Dit was verschrikkelijk.
“U vecht voor de waarheid, net als ons!” scandeerde Theofiel, die nu op enkele meters van mijn auto stond, “Voor het fatsoen. Voor de herinnering aan Lucas Ter Linden!”
Nog meer gejuich.
“Ik ben aan het werk,” bracht ik uit.
Theofiel liet zijn megafoon zakken en glimlachte naar me met zijn natte vleeslippen.
“Natuurlijk,” zei hij, nog altijd luid maar gelukkig niet meer door die verduivelde megafoon. Intussen was Marc Priem van de auto gesprongen en op Theofiel toe aan het stappen.
“Mensen, laat de inspecteur door! Hij is aan het werk!” riep Theofiel in het rond, weer met de megafoon. Priem nam hem daarop in een berenknuffel.

Twee minuten later had ik op miraculeuze wijze het kruispunt verlaten en zat Priem niet langer in mijn auto. Ik zweette. Beelden van mijn ontmoeting met Duck zouden zeker viraal gaan. Wat als ik van het onderzoek werd gehaald? Ik was immers volledig apolitiek. Wat als het inderdaad waar was dat links gewelddadig was en ik nu op de hitlist stond van extreemlinkse organisaties? Maar: was de Commune van Poenie niet extreemlinks? Wat deed Marc Priem daar dan. Ik voelde dat ik te oppervlakkig aan het ademen was.
Mijn telefoon ging af. Het was De Paling.
“Gianni?”
“Inspecteur, we zijn bij Cabron San Tander.”
“Sorry dat ik te laat ben, ik werd opgehouden in Groot-Geleijcke, ik –”
“Meneer San Tander is dood,” onderbrak De Paling mij ijzig, “de eerste indicaties wijzen op moord. We zetten een veiligheidsperimeter op en nemen foto’s, maar u komt best zo snel mogelijk ter plaatse.”
“H-hoe lang al denk je dat hij dood is?”
“Recent. Zijn lijk voelde nog warm aan. Geen prettige aanblik, als ik dat mag zeggen. Is Marc Priem nog bij u?”
“Ik moest me door een demonstratie van Theofiel Duck werken, en Marc Priem is daar uitgestapt om zich er bij te voegen. Ik ben alleen.”
“Goed.”
“Theofiel zag me en deed de massa geloven dat ik aan zijn kant stond.”
“Dat probleem bespreken we straks wel.”
Ik haalde wat dieper adem. Als De Paling niet bestond, hadden ze hem moeten uitvinden.
“Weet iemand anders al dat San Tander dood is?”
“Nee, maar het zal niet lang meer duren nadat de aandacht voor Ducks demonstratie vermindert.”
“Dat begrijp ik. Heb je al een indicatie over hoe San Tander stierf?”
“Hij lijkt verdronken te zijn in zure melk.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten