Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

dinsdag 15 maart 2011

Desert of the real (V)

5. Landing

Sara had maar een vaag besef van wat er gebeurde. Ze was nog te veel gegrepen door de doffe teleurstelling dat er helemaal niks gebeurd was en ook niks zou gebeuren, toen ze overeind gesleurd werd door Berk. Aan de andere kant van Berks pezige lichaam hield hij Xerox in een houdgreep, en dreef hij hen beiden terug naar de auto. Greet en Tom volgden al roepend – tegen elkaar en tegen Berk, en op de achtergrond werd ook onderling getierd en gescholden.
“Maar hij is gek!”
“Zeg hem dat hij gek is!”
“Hou je mond!”
“You crazy motherfuckers!”
“Get lost!”
“Waar wat laat ...”
“Zwijg!”
“Stop! Stop!”
Op ongeveer tien meter van de auto, waar bij hun aankomst nog enkele andere auto’s rond hadden gestaan, en aan de achterkant van een rotspartij die een eind verwijderd was van het plateau waar ze kwamen, liet Berk Sara en Xerox los.
“Waar was dat voor nodig?” vroeg Xerox, terwijl hij over zijn pijnlijke arm wreef. Zijn ogen stonden vol tranen. Sara deinsde terug. Berks ogen waren erg klein geworden, en zijn handen trilden.
“Godverdomme!” riep hij eerst naar de hemel, en toen keek hij de anderen beurtelings aan.
“We zijn hier voor niets gekomen! Helemaal niets!”
“Moest je daarvoor nu die man in elkaar slaan?” verweet Greet hem. Sara herinnerde zich een kort gevecht, met een oude man die neergeslagen werd.
“Jij moet vooral je mond houden,” siste Berk tegen Greet, “Je bent blij zeker? Je vindt het zeker leuk dat we belogen zijn? Je had wel wat anders gedaan als het allemaal echt geweest was. Als we vannacht contact gemaakt hadden met een beschaving van een andere wereld. Weet je eigenlijk wel wat dat betekent? Een andere wereld? Maar jij moest hier zonodig oppas komen spelen op je lief.”
Greet was nu zelf helemaal rood aangelopen.
“Moet het mij spijten dat ik niet in jullie fantasiewereld geloof? Ik kwam mee om eindelijk eens dit land te zien. Ik heb geen seconde geloofd dat er aliens zouden landen,” zei ze laatdunkend, “Waarom in godsnaam zouden ze, als ze al bestonden, contact zoeken met zo’n hoop losers als die mensen.”
“Als ons, bedoel je,” mengde Xerox zich in de ruzie, “Want dat is wat je vindt van ons, is het niet?”
“Misschien niet,” snauwde Greet terug, “Als jij niet elke dag in Sara’s broek had proberen raken.”
Sara’s ogen verwijdden zich. Ze wist wel al de hele reis dat Xerox op een meer dan vriendschappelijke manier interesse in haar getoond had, maar ze vond hem tegelijk ook zo schadeloos als wat.
“Laat mij hierbuiten,” zei ze, gegêneerd.
“Het is anders wel door jou dat we verjaagd waren uit die bar,” zei Tom, met zijn armen gekruist, maar op een afstand van zijn vriendin, alsof zij de Atlantikwall was en hij het mitrailleurgeschut erachter.
“Dat is niet waar!” zei Sara, die nu pas de enorme vermoeidheid van de voorbije weken tot zich door voelde dringen, “We zijn weggejaagd omdat we ons verdedigden!”
“Het was mijn schuld, ok?” zei Xerox, “Ik neem de verantwoordelijkheid op mij. Ja Sara, ik kon niet verdragen hoe die gluiperige venten je al de hele tijd aan het uitkleden waren met hun ogen, en geen respect voor jou hadden. En Berk heeft de schuld op zich genomen. Sorry, goed? Het spijt me dat ik geloofde in de verhalen van Jim en dat hij ons belogen heeft. En sorry, Tom, dat ik je hierin moest meeslepen.”
Tom liet wat van zijn defensieve houding varen.
“Je bent een enorme idioot, Xerox. Maar deze reis heeft mij doen inzien dat ik tien keer liever op een onbewoond eiland zou zitten met jou,” en hierna draaide hij zich naar Greet, “dan met jou.”
Berk had al een sigaret opgestoken, en grinnikte. Sara voelde zich erg ongemakkelijk.
“O, is dit de afrekening dan? Gaan we het failliet van de reis op mij afschuiven? Ik moet al de hele reis luisteren naar je stomme meningen over Amerikanen en over Amerika. Dat het een dom land is, dat de mensen dom zijn, en dat ze dik zijn, en geen cultuur hebben. Kijk eens naar jezelf. Je verkleedt je in je weekends als trol –“
“Noldorin,” onderbrak Tom haar geërgerd.
“– het maakt niet uit. Je verkleedt je als trol en werkt de ene hamburger na de andere binnen. Je bent zelf dik!”
“Het is anders ook lang geleden dat een weegschaal jou eens de waarheid verteld heeft,”
schampte Tom.
“Dat is anders! Dat is medisch!”
“Jullie zijn echt gênant,” zei Sara. Het was eruit voor ze het wist. Greet en Tom leken bevroren.
Berk haalde diep adem en blies een rookpluim uit.
“Goed,” zei hij, na nog een ademtocht, “Hiermee lossen we niks op.”
“Met geweld ook niet,” vond Sara, “Berk, ik mag je echt graag, maar dat was nergens voor nodig. Ik ben ook teleurgesteld. Ik had ook gehoopt dat het allemaal echt was. Dat ik terug iets kon vinden om in te geloven.”
Berk keek onthutst.
“Tom, Greet – kunnen jullie alsjeblieft wachten met ruziemaken of uit elkaar gaan tot we terug zijn? Het kan me niet schelen dat jullie elkaar niet meer graag zien, maar ik hoef daar geen getuige van te zijn. Ik heb zelf wel iets gehad aan deze reis. Ik vond de autoritten leuk, ik vond het weer aangenaam, ik vond de meeste mensen vriendelijk en ik vond het zelfs leuk toen we panne kregen.”
Sara voelde zich koud.
“Ik vond de Amerikanen erg goed meevallen. We kunnen iets leren van hun vriendelijkheid.”
Tom wou iets zeggen maar schudde zijn hoofd. Sara kon dat echter niet zien, want ze keek naar de rossige ondergrond nu, naar haar bleke schoenen en haast even bleke schenen in het sterrenlicht.
“En nee, Xerox, jij bent niks voor mij. En ik ben niks voor jou. Goed?”
“Waar is Xerox?” vroeg Greet. Haar stem klonk onvast. Sara keek terug op. Xerox was inderdaad verdwenen.
“Hij is toch niet weggelopen?” mompelde Tom.
“Daar is hij,” zei Berk. In de verte kwam Xerox afgerend. Hij zag er volledig afgepeigerd uit. Het licht van zijn smartphone maakte een vaag schijnsel over zijn borst. Toen hij terug bij de groep kwam, leek hij echter herboren.
“We moeten naar huis,” zei hij tussen twee happen adem door.
“Wat is er?” vroeg Berk.
Xerox draaide het scherm van de smartphone naar de groep, die dichter kwam om te kunnen zien wat hij hen wilde tonen.
“Dit zijn beelden van Brussel.”
Het duurde een volle seconden voor iedereen doorhad wat er te zien was.
“Wat is dat?”
“O God. O God,” zei Sara slechts.

maandag 14 maart 2011

Desert of the real (IV)

4. Plateau

De volgende dagen werd er weinig gesproken buiten het hoogst minimale. Iedereen leek bezig met zijn eigen zaken en deed zijn best om er een neutraal soort beleefdheid op na te houden, maar tegelijk wist iedereen ook dat de sfeer in de groep onder het nulpunt was gezakt door de schermutseling in de motelbar. Er waren stille verwijten, schaamte en schuld. Berk vermoedde dat hem ook wat van die schuld hoorde te treffen, maar dat was al na een half uur van hem afgegleden. In het verleden had hij al ergere dingen gedaan, en al veel ergere zaken gezien ook. Het vertelde hem iets over de milieus waar zijn jongere vrienden vandaan kwamen – normale middenklassegezinnen waar geweld een uitzondering was, en waar ze vooral ook omgang hadden met andere mensen uit de middenklasse die op vergelijkbare manieren opgevoed waren geweest. Snel geschokt door hoe dicht de meeste mensen nog stonden bij primitieve emoties.
De banen en autostrades weerspiegelden de emotionele eentonigheid van de laatste dagen. Stukken lijnrechte weg werden alleen maar onderbroken door wat flauwe bochten, verkleuringen in de roodzanderige grond, of hier en daar een bord dat wees op een afslag naar deze of gene gemeente. Er was ook af en toe een verkleurd bord dat de Grand Canyon aanprees, die honderden kilometers verwijderd lag van het ontmoetingspunt dat Xerox meegekregen had van zijn contacten.
Het was duidelijk dat Xerox, Tom en Berk de enigen waren die nog echt geloofden in het doel van de reis. God wist wat Sara dacht, en Greet had zich al lang naar huis geteleporteerd, mocht dat een mogelijkheid geweest zijn. Berk dacht daarentegen vaak terug aan de catastrofale ochtend dat hij zowel voor het eerst contact gemaakt had, hoe onbenullig ook, met een hogere levensvorm, en dat zijn leven zoals hij dat tot dan toe geleid had, beëindigd was geweest. Hier was niemand om aan te rijden.
“Nog minder dan 24 uur,” zei Xerox. Het was het eerste dat er gezegd werd in uren. In de achteruitkijkspiegel zaten Sara, Tom en Greet er bij als wassen poppen die half aan het smelten waren.
“Nog maar zo weinig?” vroeg Berk.
“Ja. We hebben de laatste dagen goed doorgereden. We gaan er op tijd zijn.”
“Je hebt toch de precieze coördinaten nog, hoop ik?” vroeg Tom oprecht hoopvol.
“Natuurlijk,” zuchtte Xerox, “Ik heb alles.”
Xerox’ neus was intussen grotendeels genezen. Hij stond alleen nog wat dik aan de neusbrug, maar dat viel eigenlijk niet op omdat hij van nature al een grote vogelverschrikkersneus had.
“Laat ons hopen dat zij ook op tijd zijn,” zei Tom.
“Ik weet niet of ze op een uur kijken,” zei Xerox plompverloren, terwijl hij papieren en kaarten in een map heen en weer schoof. Berk had een amusant beeld voor ogen van een buitenaards wezen met een goedkoop Chinees polshorloge.
“Wel, de tijdsaanduiding had te maken met de stand van de sterren, de maan en de zon. Dus dat is wel exact, neem ik aan?” vroeg Tom.
“Nogal,” zei Xerox afwezig, waarop hij zich tot Berk richtte: “Volgende afslag richting Limerence, dan daarna naar Hands’ Hope en Charity.”
Greet moest plots lachen. Berk keek haar aan via de achteruitkijkspiegel en trok een wenkbrauw op.
“Wat is er?” vroeg Tom, met de preventieve geamuseerdheid van iemand die zich vol overgave stort op een terminale kankerpatiënt die een slechte mop vertelt.
“Niks,” zei ze met een zucht, “Taalmopje.”
“O.”
Xerox legde de stift in zijn hand neer, leek iets te willen zeggen, maar bedacht zich toen. Er was iets dat boven Berks hoofd ging, maar hij besloot er zich niet druk in te maken.
“Hoeveel mensen gingen er ook alweer zijn?” vroeg Tom.
“Als we mogen afgaan op wat Colonel Jim zei, een honderdvijftigtal,” antwoordde Xerox, “Maar ik denk dat wij de enige buitenlanders zullen zijn. In principe was het ook alleen voor Amerikanen.”
“En dat zeg je nu. Gaat dat geen problemen opleveren?” vroeg Greet. Xerox zuchtte.
“Nee. Ik ken Jim vrij goed.”
“Is hij echt een kolonel?” vroeg Berk. Colonel Jim was een opgemerkt figuur in de internetgemeenschap die zich bezighield met UFO’s. Bovendien straalde hij in zijn posts een pragmatische betrouwbaarheid uit, niet het manische enthousiasme dat eigen was aan veel andere UFO-spotters.
“Hij heeft nog in de luchtmacht gediend,” zei Xerox, “Maar meer weet ik niet.”
“Het kan zijn dat hij een kolonel was,” kwam Tom tussenbeide, “Ik bedoel – hij had toegang tot een pak dossiers van de Amerikaanse regering waar anderen moeilijk aan konden raken.”
Xerox knikte.
“Er gaat een kolonel zijn, daar?” vroeg Sara. Niemand ging er op in.
“Hij zal wel niet echt Jim heten, dan,” zei Tom, “Als hij zo veel weet, moet hij zijn identiteit geheim houden.”
“Dat spreekt voor zich in zo’n gevallen. Hij is twee jaar geleden al eens lastiggevallen,” zei Xerox, wiens ogen glazig werden, alsof hij over een oude vriend sprak.
“Heeft hij je dat zelf verteld?” vroeg Berk.
“Ik heb het gehoord van anderen.”
Het werd even stil. Berk had ook verhalen gelezen over bekende ufologen die systematisch belachelijk gemaakt werden, mensen ook die buitenaardsen hadden ontmoet maar werden weggehoond door de politie of psychiaters, of de gevreesde mannen in het zwart, die in niks leken op de personages uit de film.
“Voor jullie is dit echt, hé?” vroeg Greet. Voor één keer klonk er geen scepsis door in haar stem.
“Absoluut,” zei Xerox zelfverzekerd. Berk moest bijna onmerkbaar glimlachen, en gaf nog wat gas bij.

Ze aten nog twee keer voor ze aankwamen op de plek waar ze moesten zijn. Xerox had iedereen een kopie gegeven van de e-mails, blogposts en documenten die hij verzameld had, en had die met overdreven veel ernst behandeld alsof het staatsgeheimen waren. Berk had er even door gebladerd, maar was te moe geweest van het constante rijden om ze echt aandachtig te lezen.
Drie uur voor de afspraak, toen het al bijna middernacht was (“Waarom spelen al die verhalen zich ’s nachts af?” had Greet in het begin van de reis met veel voldoening gevraagd, omdat ze wist dat daar geen zinnig antwoord op te geven was), begon op de anders allicht rustige, zich zacht slingerende landweg, hier en daar verkeer in te voegen dat daar normaal zeker niet thuishoorde. Telkens drie, vier mensen per auto. Twee keer een beschilderd busje vol vredestekens, oproepen tot het legaliseren van softdrugs en visuele moppen die Berk niet begreep. Xerox en Tom waren opgewonden als schoolkinderen, en ook Sara deelde de vreugde. Voor het eerst leek het allemaal veel concreter dan toen ze waren aangekomen en voor het eerst de lucht hadden opgesnoven van het ijzingwekkend hete Phoenix.

Berk keek op een afstand toe hoe enthousiasme en vreugde als een vuurwerk ontploften op het stuk woestijnplateau waar de buitenaardse bezoekers zouden landen. Xerox rende van hot naar her, schudde handen en stelde zichzelf en iedereen voor aan elkaar. Het waren voor het overgrote deel leden van hetzelfde forum. Colonel Jim was er ook, en had de buitenlandse bezoekers kort begroet. Berk was een beetje teleurgesteld in de ‘kolonel’, die er eerder uitzag als een diabeticus met een voortdurend afzakkende bril, en vet grijs haar. Terwijl Xerox zich gedroeg alsof hij terug een kleuter was die beland was op de grootste speeltuin ter wereld, gingen de vier anderen zitten. Voor de gelegenheid hadden ze een fles champagne meegenomen, die al snel afkoelde in de kou van het woestijnplateau. Berk dwong zichzelf met alle macht om zich bij zijn frisdrank te houden.
Het was een erg heldere nacht, zoals gewoonlijk hier. Berk had vanuit motelkamers of vanuit de auto bijna altijd nog vijf minuten gekeken naar de vertrouwde constellaties vooraleer hij in slaap was gevallen. Elke nacht had hij diep vanbinnen gehoopt dat hij iets zou kunnen zien – een teken dat ze wel degelijk zouden komen. Vandaag had hij daar geen seconde meer aan getwijfeld. Alle documenten wezen erop. Ze wilden komen. Ze wilden contact maken met de mensheid, maar ze vertrouwden de regeringen van de wereld niet. Wie zou ze ook kunnen vertrouwen, na alles wat regeringen, legers en economen de mensheid aangedaan hadden? Dat was oneindig veel erger dan een gevecht in een bar, of Berk zelf die per ongeluk en uit domheid een vrouw had doodgereden. Dat besef maakte hem rustig. En nu zat hij in die rust al een uur naar de hemel te staren, in de kou. Veel anderen deden hetzelfde.
De uren kwamen en gingen. Ze waren te laat. Tien minuten werden er twintig, twintig minuten werden één zenuwslopend uur, en een uur werd twee uur. Sommigen begonnen moe te worden. In de verte discussieerde Colonel Jim met zijn internetluitenanten, waaronder Xerox. Berk besloot een sigaret op te steken.
“Wat is er toch aan de hand?” mompelde Tom voor de zoveelste keer. Hij zat helemaal opgerold in slaapzakstof.
“Ze komen misschien niet meer,” zei Sara argeloos, zonder een spoor van genoegen of teleurstelling.
“Shit zeg,” zei Tom, “Ik hoop echt... Fuck. En wat gebeurt daar?”
Hij doelde op de discussie die Colonel Jim aan het voeren was. De groepjes mensen zaten er wat verslagen bij.
Drie en een half uur na het oorspronkelijke landingstijdstip vertrok de eerste auto terug waar hij vandaan gekomen was. Greet was in slaap gevallen. Tom was gaan ijsberen, en Xerox discussieerde nu alleen met Colonel Jim. Beiden werden steeds bozer. Woorden als “genuine”, “assurance” en “coordinates” bereikten Berks oren.
Vijf uur later was het geduld op. Berk had zijn hoop voelen omslaan in teleurstelling, in vermoeidheid, verslagenheid, en tenslotte, woede. Greet was terug wakker maar zei niks. Zij had gewonnen, en zat gespeeld geïnteresseerd rond te kijken. Tom leek zich te willen ingraven in de woestijn.

Verder naar deel vijf.

zondag 13 maart 2011

Desert of the real (III)

3. Motel

Met hun vijven stonden ze in de gang van de derde en hoogste verdieping van het motel. Het zachtgele licht dat in grillige intervallen de donkere gang bescheen, zorgde ervoor dat iedereen eruit zag als een spook op een foto uit 1974.
“Gaan we nu nog naar beneden, of niet?” vroeg Xerox opgeruimd. Iedereen had net z’n bagage in de kamers achtergelaten. Voordien hadden ze gediscussieerd over het plan om nog iets te gaan drinken in de bar die naast het motel lag. Ze hadden er bij hun aankomst hamburgers gegeten. Xerox, Tom en Sara waren op het idee gekomen.
“Voor mijn part doen jullie maar, maar vergeet niet wat Mack gezegd heeft,” zei Greet.
“Over die rare mensen?” vroeg Sara verbaasd, “Daarnet waren we de enige mensen die er zaten.”
“Ik heb auto’s horen aankomen,” zei Berk met een schouderophalen. Hij zag er gevaarlijk uit in het halfduister, met zijn sekteleiderskop en zijn tatoeages.
“Ik vind dat we allemaal moeten gaan, of niemand,” vond Tom. Greet keek Tom scherp aan. Aan de ene kant wist ze dat ze blij moest zijn dat hij haar kant toch een beetje koos, maar aan de andere kant was het weer zo’n typisch slap Tom-voorstel. Ze wilde iets zeggen, slikte haar woede in en zweeg toen Xerox het woord nam.
“Ik vind van niet,” zei Xerox, “Het is dagen geleden dat we nog eens echt onder de mensen gekomen zijn. We moeten toch niet alles per se samen doen?”
“Maar er zat niemand, daarnet,” herhaalde Greet Sara’s woorden.
“Ik heb gewoon geen zin om te kijken naar een onnozel tv-programma,” zei Xerox met een onwillekeurig overslaande stem. Niemand lachte, wat het nog gênanter maakte. Greet besefte dat Xerox boos aan het worden was, en voelde tegelijk ook dat zij alleen zou achterblijven.
“Goed, ik ga mee. Als ik mag, tenminste.”
“Natuurlijk,” glimlachte Tom. Greet wist dat het een onoprechte glimlach was.
“Vooruit dan!” zei Sara monter. Haar lange, dunne benen zagen er in de gang als asperges uit. Als een enthousiaste hond flankeerde Xerox haar.
“Je hoeft geen schrik te hebben,” zei Tom stil genoeg, dat alleen Greet het kon horen.
Waar het diner van daarnet nog een verzameling lege houten tafels geweest was, leek de toog plots dubbel zo groot, en de schaduwen dieper. Er speelde rock uit de jaren ’80, en ook wat aan de toog en de tafels zat, leek recht uit dat decennium gestapt. Enkelen keken op toen het vijftal binnenkwam, en Greet moest opnieuw een intens negatieve emotie inslikken. Aan de toog was nog een plek vrij waar ze met enige moeite allemaal konden staan of zitten.
“Wat gaan we bestellen?” vroeg Xerox vrolijk. Hij had een blos op zijn wangen, en zijn ogen stonden nog boller dan gewoonlijk. Het leek wel alsof hij preventief dronken was.
“Een pintje kennen ze hier zeker niet?” vroeg Tom.
“O, zo’n coole fles tequila,” kirde Sara, gebarend naar het grote rek dranken achter de toog. De barman keek sceptisch. Tom, Xerox en Sara discussieerden over wat ze zouden nemen. Berk stak een sigaret op.
“You can’t smoke in here,” zei een tooghanger naast Berk. Greet vond dat het vijandig klonk. Berk knikte slechts en drukte de sigaret uit met zijn voet.
“Wat wil jij?” vroeg Tom aan Greet. Hier weg, dacht ze, zo ver mogelijk van de woestijnen, de stinkende huurauto en dat domme idee van jagen op aliens. In de plaats van die gedachte uit te spreken, vroeg ze een cola light, een diet coke, zoals ze het hier noemden.
“Where are you from?” vroeg de man die zonet Berk had aangemaand. Twee van zijn maats keken aandachtig toe.
“Belgium,” zei hij, waarop hij aan Xerox een cola vroeg. Iedereen buiten Berk moest zijn paspoort laten zien, en in ratelend Engels bestelde Xerox tequila, een lokaal bier en twee cola’s, vergetend dat die voor Greet light had moeten zijn.
“Where the hell is that?” vroeg de Amerikaan aan Berk, alsof zonet zijn intelligentie beledigd geweest was. Hij had een snor en een kapsel dat eruit zag alsof het mee met de hete woestijnwind over de jaren uitgedund was.
“It’s in Europe,” zei Greet, die haar cola aangereikt kreeg.
“You mean like France and Germany?”
“Not at all,” zei Xerox behulpzaam, na een eerste slok van zijn bier, “Belgium is more like in between France and Germany, and the Netherlands to the north.”
De man draaide zich naar zijn vrienden.
“Sympathieke mens,” zei Greet. Berk haalde zijn schouders op en nam een slok cola.
“Provincialen, wat wil je,” zei Tom. Sara leegde in één keer haar tequilashot en vroeg er nog één.
“Ach, je kan het hen soms niet kwalijk nemen,” zei Xerox, “Hun onderwijs is echt hopeloos. Bovendien is het ook een enorm land hé. Er zijn denk ik meer Amerikaanse staten dan dat er landen in Europa zijn.”
“Ja, maar iedereen spreekt hier wel Engels. Enorm makkelijk,” vond Tom.
“Dat is ook aan het gebeuren in Europa,” meende Xerox.
“Ik voel nog helemaal niks van die tequila,” zei Sara sip.
“Misschien best,” sneerde Greet, die zich voor de zoveelste keer met een inwendige zucht bedacht dat Sara en slechte beslissingen evenveel samen gingen als deze bar en de verwaaide rednecks die er zaten.
“’t Is niet dat ik moet rijden,” zei Sara, en ze bestelde zich nog één.
“Ze heeft een punt,” vond Xerox.
“Ik ben ook blij dat hier overal waar je binnen komt, airco is,” zei Tom, die nu behaaglijk tegen de toog leunde. Greet moest dat beamen, en dacht met een steen in haar buik aan de gevlekte Buick waarvan de airco altijd ofwel te hard ofwel te zacht stond. En Berks lijfgeur.
“Waar is Berk?” vroeg Greet toen. Sara klapte het shotglas neer op de bar.
“You sure can drink, Belgian girl,” merkte de besnorde Amerikaan van daarnet op tegen Sara.
“I drink a lot more when I go out,” zei ze. Xerox leek iets te willen zeggen, maar hield zijn mond. Berk kwam terug.
“Waar was jij?” vroeg Greet.
“WC,” antwoordde hij kort, waarop hij zijn glas leeg dronk.
“Wil je nog iets drinken?” vroeg Tom.
Berk gromde en keek even naar de drie lege shotglazen tequila op de toog.
“Doe maar nog een cola,” besloot hij toen. Het had Greet op een positieve manier verwonderd dat Berk op de bijna twee weken reis nog geen druppel alcohol gedronken had, hoewel hij het uiterlijk had van een stevige drinker.
“Is that your boyfriend?” vroeg de Amerikaan, gebarend naar Xerox.
“Oh no. But he’s really sweet.”
De aandoenlijke en tegelijk gênante eerlijkheid van Sara deed Xerox diep in zijn glas staren. Zelfs Greet voelde een opstoot van medelijden. De snor moest lachen, waarbij zijn mond helemaal scheef trok in één richting. Tom deelde nog een rondje uit.
“Ik had niks gevraagd,” zei Greet koel. Tom maakte een verontschuldigend gebaar en zette het glas terug. Greet voelde ondanks de airco het zweet tussen haar billen kleven, en wist dat ze weer uitslag had.
“Drink jij ooit alcohol?” vroeg ze aan Berk, die er maar wat verloren bij stond.
Xerox volgde het
gesprek tussen Sara en de Amerikaan vol aandacht. Tom legde zijn hand op Greets schouder en kneep erin. Ze was ooit onder andere op die zachte, rustige handen van Tom gevallen, en op zijn al even minzame manier van tegen de zaken aan te kijken. Waar was dat gevoel naartoe?
“Nee,” zei Berk slechts.
“Waarom?” drong Greet aan. Berk draaide het koele glas cola rond in zijn handen en keek van Tom naar Greet, en dan weer terug.
“Ik heb jarenlang hard gefeest, zoals Sara dat nu doet. Ik was bijna elke avond dronken. Ik ben ooit dronken in mijn auto gestapt, om zeven uur ’s ochtends, en ik heb toen een moeder en een kind omvergereden.”
“Was het... een dodelijk ongeval?” vroeg Tom.
“Het kind overleefde het,” zei Berk, waarop hij een slok cola nam, “Sindsdien drink ik niet meer. Het brengt die vrouw natuurlijk nooit meer terug, maar ik zal mij alleszins niet meer moeten voelen hoe ik mij toen voelde.”
“Hoe lang is het geleden?” wilde Greet weten.
“Elf jaar geleden,” antwoordde Berk, “En weet je wat het idiote is? Het is ook sinds die ochtend dat ik ben gaan geloven in buitenaards leven. Vlak voor ik vertrok van het café, zag ik langs mij, heel laag over een landweg, een zilveren, ovalen ding zweven. Even snel als ik, hoe snel of hoe traag ik ook reed. Ik had het gevoel dat ik bekeken werd, toen.”
“Denk je dat ze je een teken wilden geven?” vroeg Greet sceptisch.
“Ik weet het niet,” zei Berk naar waarheid, “En je kan wel zeggen dat ik toen dronken was, maar ik hallucineerde zeker niet. Ik wist dat er een verschil was.”
Er viel even een stilte. De Amerikaan en zijn vrienden amuseerden zich kostelijk met Sara. Xerox’ gezicht zag eruit als opgefrommeld krantenpapier.
“Waardoor ben jij beginnen geloven?” vroeg Berk aan Tom. Hij leek aan te voelen dat Greet er eigenlijk erg weinig geloof aan hechtte.
“Door Xerox, denk ik,” zei Tom, die zijn bril even terug op zijn neus schoof, “Ik moest eerst lachen met al zijn verhalen, maar hij heeft me enkele boeken laten lezen die me toch van mening hebben doen veranderen. Het bewijsmateriaal is zo overweldigend dat het eigenlijk een schande is dat er zoveel geheim wordt gehouden.”
“Het is ook een bewuste strategie om UFO-waarnemingen belachelijk te maken,” zei Berk met een grote vanzelfsprekendheid, “En Xerox weet ook veel. Hij kent bijna alle belangrijke waarnemingen en gevallen uit zijn hoofd.”
Greet vond het bizar dat er in de laatste woorden van Berk een zeker respect voor Xerox
doorklonk.
“Van vrouwen weet hij echter weinig,” voegde Berk eraan toe met een korte glimlach. De
Amerikanen kraaiden intussen van plezier. Er waren meer mannen bijgekomen.
“Vertrouw jij dat wel?” vroeg Greet aan Tom. Samen met Berk sloegen ze het tafereel nu gade.
“Ze weet wel iets van uitgaan en cafés, denk ik,” zei Tom vals monter.
Later leek het allemaal kristalhelder, maar toen gebeurde alles zo aaneensluitend dat er geen tijd was om veel emoties te voelen of complexe redeneringen op te bouwen. Eén van de Amerikanen sloeg op Sara’s kont, waarop Xerox onmiddellijk uitviel en zei dat ze haar met rust moesten laten. Een tot hier toe onopgemerkte blok van een man, die rechtstreeks uit woestijnrots gehouwen leek, sloeg Xerox daarop vol in het gezicht, waarop Berk zich ogenblikkelijk omdraaide en zijn glas in diens gezicht gooide. Het glas brak pas toen het op de grond viel.
Het was niet als in de films, waar de muziek plots stopte met spelen – ze werd gewoon overstemd door het geluid van een tiental mannen dat zich naar de toog haastte en toen eensklaps, ijzingwekkend, als een muur voor het vijftal ging staan. De man die het glas in zijn gezicht gekregen had, bloedde uit zijn wenkbrauw en neus. Xerox ook. Tom was voor Greet gaan staan, met zijn rug naar haar.
“Leave us alone,” riep Berk, met zijn hand op zijn riem.
“Get your fucking Belgian asses out of here,” zei de snor, die zoëven Sara nog had aangemoedigd meer tequila te drinken, “Unless y’all want to get seriously hurt.”
De barman zei niks. Hij stond met zijn armen over zijn borst gevouwen te kijken wat de reactie van de vijf Belgen zou zijn. Berk gebaarde met een hoofdknik dat de rest eerst moest verdwijnen. Als ratten stormden ze uit de bar, en achterwaarts volgde Berk hen.
Toen ze uit de bar waren, zetten ze het op een lopen.

Een kwartier later raasden ze over de nachtelijke, kaarsrechte weg. Sara weende en zat opgekruld tegen de linkerdeur op de achterbank. Xerox zat in de passagierszetel en zei niks. Hij keek uit het venster. Zijn ogen en zijn al formidabele neus waren komisch gezwollen, maar er was niemand die er mee lachte.
“Misschien kunnen we de volgende keer luisteren als iemand van de streek ons advies geeft,” zei Greet, die aan de rechterdeur zat.
“Je had gelijk,” mompelde Tom.
“Shit happens,” zei Berk. Het was een domme uitspraak, maar door de vreemde kwaliteit van de nacht in Arizona klonk het als een diepfilosofisch statement.
“Wel, alles in acht genomen hebben we geluk gehad,” zei Tom met een zucht.
Xerox keek even op en schudde toen zijn hoofd. Berk keek vermanend in de achteruitkijkspiegel en schudde eveneens zijn hoofd.
“Ik ga proberen slapen,” zei Greet, waarop ze zich oprolde als een egel.
“Fuck you,” hoorde ze iemand zeggen, maar ze wist niet wie.

Verder naar deel vier.

vrijdag 11 maart 2011

Desert of the real (II)

2. Tankstation

Berk keek op de kaart.
“Als ik het goed voor heb, dan is het volgende tankstation binnen twee kilometer,” zei Xerox, die met hem mee keek.
“We zijn daarnet inderdaad een bord gepasseerd,” zei Sara, “Maar ik weet niet meer wat er op stond.”
Ze moest lachen met haar eigen vergeetachtigheid.
“Het wordt hier snel warm, als je stilstaat,” merkte Greet op.
“Ik denk dat je gelijk hebt,” zei Berk tegen Xerox, waarop hij zich tot de anderen wendde.
“Wat doen we? Duwen we de auto tot daar, of proberen we iemand te bellen?”
“We gaan tijd verliezen als we wachten op wegenhulp,” zei Tom.
“Met de auto duwen ook,” meende Greet.
“We hebben nog twee volle dagen,” zei Sara, “Dat is toch genoeg? We kunnen –”
“Wegenhulp is te traag hier,” onderbrak Berk haar, “Bij het tankstation is vast wel iemand die ons kan helpen.”
“Weet jij niet wat er scheelt?” vroeg Xerox aan Berk. Hij haalde zijn getatoeëerde schouders op.
“Nee. Ik ben geen automecanicien.”
“Weet jij het niet?” vroeg Greet aan Tom. Tom keek alsof ze hem zonet iets gevraagd had over de ingrediënten van veevoeder.
“Hoe zou ik dat moeten weten? Ik heb nog maar twee maand mijn rijbewijs.”
Het bleef even stil. Er weerklonk een getik van opwarmend metaal. Berk gromde iets en stapte uit. Sara volgde onmiddellijk, dan Xerox, en dan Greet en Tom.

Twee uur later stond Berk, terwijl hij zwetend en gulzig van een flesje koel water dronk, onder een afdak van een stoffig tankstation bij de auto te praten met een werknemer van dat tankstation, die toevallig wel iets kende van auto's. De Amerikaan stond ingespannen te kijken naar de motor, waarbij zijn ogen helemaal onzichtbaar waren in de schaduw van de opengeklapte motorkap.
De anderen zaten even verder op een rijtje, en zeiden niets. Greet lag met haar hoofd achterover tegen de muur van het gebouw, terwijl Xerox hijgde als een hond. Sara zag er nog het minste vermoeid uit van iedereen.
"Al die moeite," zei Tom met een stem als schuurpapier, "Ik hoop echt dat het de moeite waard wordt."
Bij die woorden keek hij naar Xerox, die de bedenker van het hele plan geweest was. Xerox keek hem terug aan met zijn uitpuilende hondenogen, likte over zijn uitgedroogde mond en zei: "Mijn bron was 100% zeker. Ik heb de documenten allemaal bij op papier... en op memory stick."
"Jaja, ik weet het," zei Tom met een handgebaar.
"Kunnen aliens de zon verdragen?" vroeg Sara loom.
Vanop de achtergrond bereikten de stemmen van Berk en de Amerikaan Toms oren.
"Misschien komen ze van de zon, Sara," mompelde Greet. Tom moest in weerwil van zichzelf lachen.
"Het was een serieuze vraag," zei Sara geprikkeld.
"Er kan geen leven ontstaan op of in sterren. Er is geen water," zei Tom.
"Je had in de verhalen van Baxter wel fotinovogels," zei Xerox, "Die leefden in de zon. Leven hoeft niet gebaseerd te zijn op koolstof. Aan de andere kant konden fotinovogels en mensen niet met elkaar communiceren. Dus het lijkt me ook niet waarschijnlijk dat onze bezoekers van een ster zelf zouden komen."
"Misschien leven ze al jaren ongemerkt hier op aarde," zei Sara, "Ondergronds, of vermomd als mensen."
"Dan wel onnozel dat ze ons helemaal naar Arizona laten komen," zuchtte Tom. Greet legde een klamme, vlezige hand op zijn hand. Xerox wilde iets zeggen maar werd onderbroken door het gerinkel van een deurbel. De uitbater van het tankstation kwam naar buiten en ging wijdbeens voor het viertal staan, na een schuine blik geworpen te hebben op zijn werknemer en Berk, die nu beiden half verdwenen waren onder de motorkap van de huurauto.
"You guys look pretty exhausted. You sure you're okay?" vroeg hij met een brede grijns.
"Yes, thank you," zei Xerox.
"So you're all from Belgium, right?"
Hij verwees naar het korte gesprek dat ze gevoerd hadden toen ze met z'n vijven meer dood dan levend de shop waren in gestrompeld. Ook toen had de man de hele tijd een bovennatuurlijke, kamerbrede grijns gehad. Tom vond dat hij er uit zag als een mannelijker, oudere versie van Jake Gyllenhaal.
"Yeah," zei Xerox, allicht omdat de rest niks zei.
"I'm Mack, by the way," stelde de Amerikaan zich toen voor, "What are your names?"
"I'm Tom and this is my girlfriend Greet."
"My name is Peter but everyone calls me Xerox."
"Sara."
Mack knikte genoeglijk en tuurde even naar Route 491.
"You're lucky that we have Luis around here. He knows a thing or two about cars. Arizona ain't the best place in the world for your car to break down on you, you know. You're probably the first tourists I've seen in ten years, and those were a few Germans who had lost their way. These folks thought they were actually in Nevada, can you believe that? Never saw them again, but hope they found their way though."
Mack lachte smakelijk.
"We're going UFO hunting," zei Sara opgewekt.
Tom zuchtte.
"UFO hunting?" herhaalde Mack, waarop zijn grijns nog breder werd, "Well I suppose... New Mexico is really the best place for that, they say, but what do I know? So you reckon there'll be extraterrestrials around here?"
"Yes," zei Xerox terwijl hij naar de grond keek.
"We've arranged a meeting and everything," zei Sara.
"Have you now? Well, tell them I said hi."
Mack lachte weer.
"You don't believe in UFOs?" vroeg Xerox. Macks lach verdween langzaam.
"I've seen a lot of strange things, you know," zei hij, waarop hij zijn broek optrok en opnieuw naar de weg keek langs het tankstation, "so you know, it's certainly possible that there are, in fact, extraterrestrials out there. But I have no idea why they would come to Arizona of all places. I reckon if they came, they'd land in Washington DC or New York or something, or maybe even over there in Europe. But not here. No, the strangest things I've seen here are usually armed robberies, militia gangs who're fighting to keep out the Mexicans, or the weird guys at the motel bar a few hundred miles down the road."
"We hope our information is reliable," zei Xerox.
"Well I sure hope so too, son," zei Mack joviaal.
"You spoke of robberies and people fighting," zei Greet in Engels met een zwaar Vlaams accent, "What did you mean?"
"Oh," zei Mack monter, "The usual stuff. There ain't much to do around here. Lots of Mexicans come here looking for jobs, but when they can't find any, they turn to crime. What the militias are doing to keep them out of the state isn't alright either, let me tell you, but it can be a problem sometimes. But if you keep your head down, you don't run into too much trouble."
"Isn't Luis Mexican?" vroeg Tom, doelend op de magere jongeman die bij Berk stond en nu een grote sleutel hanteerde.
"He is, he is," bevestigde Mack, "He's a good kid. He's got a pregnant girlfriend back in Mexico."
Het viertal verwerkte die informatie even. Hun jacht naar buitenaardsen leek plots overvleugeld door lokale tragedies. Tom hield niet van dat gevoel.
"Why didn't she come with him?" vroeg Sara.
"I don't know. You could ask him, I guess, but he keeps to himself."
Er viel een stilte. Tom nam nog een grote slok water.
"Well, I'll be going back inside," zei Mack toen, "I hope you guys have a safe trip to wherever you're going."
"Thanks," mompelden de vier door elkaar. Mack ging naar binnen.
Nog voor iemand iets kon zeggen, stormde hij al weer naar buiten en drukte hij Xerox een doos in de handen.
"What's that?" vroeg Xerox.
"There's an American eagle in that box. In case you do meet the aliens. Welcome them to America."
Mack terug naar binnen. Xerox keek geamuseerd naar de doos.
"Gekke mensen," mompelde Greet, opnieuw met haar hoofd achterover tegen de muur. Xerox noch Sara zeiden nog iets. Tom deed er dan ook maar het zwijgen toe, en nam voor de zoveelste keer de omgeving in zich op - het blinkende metaal van de luifel die over het tankstation hing, het alomtegenwoordige zand en de droge aarde die licht leek te beven op het ritme van de zon, en Route 491 die naar de reizigers lonkte om hen verder mee te nemen. Hij voelde Greet ademen naast hem. Voor de miljoenste keer vroeg hij zich af of hij echt van haar hield, en voor de miljoenste keer ging hij niet op zijn twijfels in.

Een half uur later waren ze weer onderweg. De zon was al een eind gezakt, en niemand had veel te zeggen gehad, buiten enkele woorden over hoe vriendelijk Mack en Luis geweest waren om hen te helpen zonder er iets voor terug te vragen. Tom vond het confronterend voor zijn eigen vooroordelen over Amerikanen. Door daarover na te denken had hij ook al de hele tijd zin in een hamburger.
"Ik heb zin in een hamburger," zei Xerox plots. Tom lachte.
"Ik ook! Al de hele tijd!"
"Het komt zeker door dat vettig tankstation," zei Greet schamper, "Ik krijg liever geen Creutzfeldt-Jakob."
"Je kan dat al jaren hebben zonder het zelf te weten. Prionen zijn zotte dingen hoor," zei Xerox.
Berk keek sceptisch door de achteruitkijkspiegel naar het drietal op de achterbank. Sara zat vooraan en sliep.
"Er was op de kaart een motel en een wegrestaurant binnen ongeveer 150 kilometer," zei Xerox.
"Mack zei dat het daar vol rare mensen zat," zei Greet sceptisch.
"Het is niet alsof we Norman Bates gaan tegenkomen," riposteerde Xerox, die de kaart al
bovengehaald had.
"Ik heb geen zin om in de auto te slapen. En het wordt donker," mopperde Tom.
"Ik zei het alleen maar, hé. We nemen best een kamer allemaal samen," zei Greet.
Tom voelde eerst teleurstelling opkomen dat hij niet alleen kon zijn met Greet vannacht, maar herinnerde zich ook de laatste keren dat ze seks gehad hadden, wat zijn zin alweer deed overwaaien en zijn gevoel veranderde in opluchting.
"Motels hebben geen kamers voor vijf mensen. Hooguit drie."
"Mannen en vrouwen apart dan," zei Greet resoluut. Tom moest inwendig grimlachen. Berk fronste opnieuw, maar zei niets.

Verder naar deel drie.

woensdag 9 maart 2011

Desert of the real (I)

1. Route 491

“Hoe ver zitten we eigenlijk al?” wilde Greet weten. Haar vraag zou het monotone, zongetaande rijden over Route 491 verbroken hebben indien het niet de derde keer was dat ze het vroeg in even veel uren die anders in volstrekte stilte waren voorbij gegaan.
“Nog niet ver genoeg,” mompelde Berk, die al de hele reis chauffeur was.
“Kunnen we ergens stoppen binnen een kwartier of zo?” vroeg Greet.
“Waarom?” vroeg Tom, Greets vriend, “We zijn een uur geleden nog maar gestopt, en hier is toch niets.”
“Nee, het was vier uur geleden dat we het laatst gestopt zijn,” mengde Xerox zich in het gesprek.
“Jij hebt gewoon liggen slapen.”
Berk zuchtte.
“Ik zou liever blijven doorrijden, maar als jullie dat willen, stop ik wel even.”
Berk was de oudste van het vijftal dat in de verroeste Buick reed. Goedkope huurwagens keek men niet in de grille.
“Rij maar door, wat mij betreft,” zei Xerox gelaten, “Hoe sneller we er zijn, hoe beter.”
“Mijn rug doet pijn,” zei Greet. Xerox keek achterom met een gepijnigde uitdrukking op zijn magere gezicht. Door het zij-aanzicht waarmee de passagiers op de achterbank geconfronteerd werden, leken zijn natuurlijke bolle ogen nog boller.
“Het zal niet beter worden als we te vaak stoppen.”
“Wat weet jij daarvan?” vroeg Greet defensief. Haar dikke gezicht liep rood aan.
“Schei uit, mensen,” zei Berk, “Ik zal hier wel even stoppen.”
Xerox hield zich in en draaide zich weer met een ruk naar voren terwijl de auto vertraagde.
“Arizona is a harsh mistress,” zei Xerox toen ze alle vijf uitgestapt waren.
Berk rookte een sigaret terwijl hij naar de volstrekt blauwe hemel tuurde, tegen het zonlicht in. Sara drentelde rond de auto, terwijl Greet en Tom enkele meters verder in een veld een discussie voerden – althans, Greet maakte druk gebaren terwijl Tom zich vooral probeerde uit te rekken en een discussie uit de weg te gaan.
“Ik heb een rare droom gehad,” zei Sara. Haar grote, donkere ogen fixeerden Xerox. Sara was knap, maar op een manier die de meeste mannen op een afstand hield omdat er iets was in haar lichaamstaal en manier van praten dat alarmbellen deed afgaan. Misschien waren het de littekens op haar slanke armen, haar te magere nek waardoor haar hoofd er elk moment leek te kunnen af rollen, of haar excentrieke manier van kleden.
“Wat heb je dan gedroomd?” vroeg Xerox.
“Ze hingen boven onze auto in een UFO,” zei Sara, “en iedereen sliep behalve ik.”
“Wie reed er dan?”
“Ik denk... dat ze de auto van op afstand bestuurden.”
Sara zweeg even en dacht na.
“Ben jij vannacht wakker geworden?” vroeg ze.
“Nee.”
“Nu ja, het volgende moment werd ik wakker in een gracht, terwijl ik dus nog aan het dromen was, en was iedereen weg. Ik wist dat ze jullie meegenomen hadden maar dat iedereen nog leefde, ergens. Je kent dat wel in dromen. Jullie geheugens zouden gewist zijn, maar ik wist nog alles. Ze waren lang en grijs.”
“Je hebt te veel zitten lezen over de zaak-Hill.”
“Die ken ik niet.”
“Het is één van de bekendste UFO-verhalen die er is,” zei Xerox, “Je zal er zeker al van gehoord hebben.”
“Ok. Maar wat betekende mijn droom?”
Sara stak een sigaret aan.
“Dat je bezig bent met de reis… en misschien dat je niet van ons wil gescheiden worden.”
“Misschien. Waarom denk je dat?”
“Ik ben geen droomkenner, maar er gebeurt toch vaak het tegengestelde in dromen van wat je in werkelijkheid wil, nee?”
Ze lachte.
“Niet bij mij. Zeker niet als ik over seks droom.”
Xerox werd een beetje ongemakkelijk, want voelde zich tot Sara aangetrokken, maar wist dat hij nooit om zou kunnen gaan met haar bagage. Bovendien was hij zelf niet bepaald moeders mooiste – een strootje met een vissenkop, had iemand hem ooit genoemd in zijn middelbare schoolperiode. Nu was hij al 23, maar nog steeds onervaren en bitter zoals alleen hopeloos naïeve romantici van die leeftijd kunnen zijn.
“Ik droom daar niet zo vaak over,” zei hij abrupt.
“Je kan je dromen sturen, hé,” ging Sara intussen verder, “Lucide dromen is heerlijk. Ik kwam ooit thuis van een feestje op lsd – ik heb nog nooit zo heerlijk gedroomd als toen, en ik kon het zelf allemaal bepalen! De kleuren, de plaatsen… iedereen was zo fantastisch. Ik had er voor altijd willen blijven.”
“Ik weet niet –”
“Maar ja,” kwetterde Sara onverstoord verder, “mijn lsd-dagen zijn voorbij, en misschien best ook. Hoewel, hier… als ik goed spul kan vinden om de landing te zien, man, dat moet de beste ervaring ooit zijn. Denk je dat ze dat zouden zien als we allemaal aan het trippen zijn? Misschien willen ze zelf ook meedoen. Ze zeggen ook dat hun aanwezigheid sowieso al psychedelisch werkt. Stel je voor.”
“Ik zie het liever nuchter,” zei Xerox.
“Mja,” zei Sara, alsof ze daar nog niet eerder aan gedacht had, “je zal wel gelijk hebben.”
Ze haalde de schouders op. Berk was terug bij de auto gekomen.
“Vertrekken we weer? Ik wil de auto niet te veel laten opwarmen.”
Berk was met 35 de oudste van de groep, maar hij zag er ouder uit. Hij was pezig en had beide armen bedekt met tatoeages. Net zoals Xerox niet echt Xerox heette, was Berk ook zijn bijnaam. Hij was een man van weinig woorden, en de vier anderen kenden hem ook het minst goed.
“Ik denk dat de tortelduifjes nog wat tijd nodig hebben,” zei Sara met een hoofdknik in de richting van Greet en Tom, die tegenover elkaar stonden en niets zeiden. God wist hoe lang al. Hoewel Xerox anderen vaak benijdde om hun romantische successen of gewoon omdat ze iemand hadden om van te houden, voelde hij allerminst afgunst ten opzichte van Tom. Greet was niet alleen onaantrekkelijk, maar ook lastig. Ze nam alles persoonlijk op, en slaagde erin om van alles wat mis zat Tom steeds de schuld te geven. Aan de andere kant was Tom zodanig murw geslagen door de routine van zijn relatie, dat hij er niet aan dacht om tegen die situatie in opstand te komen. Xerox vond dat jammer, want Tom de enige persoon die hij kende waarmee hij uren aan een stuk Dungeons & Dragons mee kon spelen. Het waren ook Tom en hemzelf geweest die op het idee waren gekomen om hierheen te reizen.
“Ik start de auto, ze kunnen maken dat ze er in zitten als we vertrekken,” zei Berk misprijzend, waarop hij de daad bij het woord voegde. Sara stapte achterin in en gooide het stompje van haar sigaret weg.
“We vertrekken!” riep Xerox naar Greet en Tom. Ze keken op toen Berk de motor startte en Xerox vooraan ging zitten.

Een dik uur later hadden ze uitgerekend dat het nog een tweetal uur rijden was tot aan het volgende tankstation. Hun interactie met Amerikanen was dan ook grotendeels beperkt gebleven tot pompbedienden, al bij al vrij onverschillige mensen en helemaal niet zo overdreven vriendelijk als het cliché hen voorspeld had. Berk had een lokaal radiostation aangezet, maar de muziek was net te stil om er aandachtig naar te kunnen luisteren. Xerox had dorst.
“Hebben er nog mensen dorst?”
“Ja,” zei Sara onmiddellijk.
“Ik ook eigenlijk,” zei Greet.
“Wat heb je nog bij?” vroeg Tom, doelend op de koelbox die tussen Xerox’ benen stond.
“Belgische pintjes,” zei Xerox, terwijl hij het deksel van de box schoof, “De rest zit in de koffer.”
Hij gaf er eerst één aan Sara en bood er één aan aan Berk.
“Nee,” zei Berk slechts. Daarop gaf Xerox het flesje door aan Tom.
“Ga je drinken in de auto?” vroeg Greet. Xerox bood haar ook een flesje bier aan.
Greet keek ernaar alsof er zonet iemand had voorgesteld om een drol op te eten.
“Ik moet toch niet rijden?” zei Tom.
“Laat hem,” zei Sara gemoedelijk. Xerox liet een kroontjeswipper rondgaan.
“Doet deugd,” zei Xerox na een grote slok koud bier.
“Beter dan wat hier doorgaat voor bier,” zei Tom.
“Inderdaad. Zouden aliens bier lusten?” vroeg Sara.
“Dat kan ik me niet voorstellen,” zei Greet gedecideerd.
“Hangt ervan af of ze de enzymen hebben die alcohol kunnen afbreken,” zei Xerox, “Het zou kunnen dat het voor hen puur vergif is.”
“Of dat ze allemaal dronken worden,” lachte Sara, “Helemaal van Orion naar de aarde komen om dronken te worden gevoerd door de mensheid. Welkom op aarde, vrienden!”
Ook Tom moest lachen. Xerox beet op zijn tong om niet te zeggen dat Orion een sterrenbeeld was en geen ster. Sara had vast Sirius bedoeld, hoewel de kans klein was dat daar een levensvatbare wereld rond draaide.
“Wel goed dan dat we Belgisch bier mee hebben,” zei Tom, “Misschien zouden ze niet meer willen terugkomen als ze alleen maar Bud Light te drinken kregen.”
“Ze hebben er natuurlijk wel voor gekozen om in de Verenigde Staten te landen,” zei Xerox.
“Natuurlijk, het is het machtigste land in de wereld,” zei Sara, “Ze zullen wel weten hoe alles hier in elkaar zit.”
“Dat denk ik ook,” zei Berk.
“Ik ben alleszins blij dat ze niet gegaan zijn via regeringen. Anders hadden we het nooit geweten,” zei Xerox.
“Of was het pas jaren later uitgekomen,” voegde Tom eraan toe.
“Je adem stinkt nu al naar bier,” lispelde Greet onder haar adem.
“Het is misdadig dat er al zo veel dingen geheim zijn gehouden,” zei Sara met een hoofdschudden, “Wie zijn zij om te denken dat we de waarheid niet aankunnen?”
“Er gaan mensen zijn die het niet aankunnen,” zei Xerox, “Religieuze extremisten bijvoorbeeld.”
“Die kunnen sowieso al niets verdragen,” grimaste Berk.
“Het is toch niet zo moeilijk om in te zien dat als er een God zou zijn, dat hij ook andere intelligente beschavingen gemaakt heeft?” wierp Sara op.
“Ja, alleen zegt de bijbel specifiek dat God de mens naar zijn evenbeeld schiep,” zei Xerox, “Dat kan een probleem zijn. Het Vaticaan ontkent evenwel niet dat de mogelijkheid bestaat, omdat Gods creativiteit in principe oneindig is.”
“Lijkt me makkelijker om aan te nemen dat er geen God is,” zei Berk.
“Ja, alleen kan je dat hier in Amerika niet hardop zeggen,” grijnsde Tom.
Sara draaide het venster open.
“Wat doe je?” vroeg Greet. Sara reageerde niet en stak haar hoofd naar buiten.
“Er is geen God! Fuckers! Kunnen jullie mij horen? Er is geen God!” schreeuwde ze uit het venster.
“Waar was dat nu voor nodig?” vroeg Greet.
“Ik vond het wel grappig,” zei Xerox, terwijl Sara zich terugtrok uit het open venster. Greet staarde met een intens hatelijke blik naar Xerox, maar zei niets.
“Het zou wel een enorme mindfuck zijn als de aliens die landen echt de goden van vroeger blijken te zijn, zoals in die boeken van die Zwitser,” zei Tom toen.
“Von Däniken?” vroeg Xerox, “Ja. Maar ik gok meer op de grijzen.”
“Ik hoop van niet. Die lijken me nogal boosaardig,” zei Sara.
“Als ze ons kwaad willen doen, lijkt het me zinloos om eerst een paar honderd mensen uit te nodigen in het midden van een woestijn,” zei Tom.
“Als ze ons allemaal dood wilden, waren we er al lang geweest,” voegde Berk daar aan toe. Zijn woorden waren nog niet koud, of de motor van de oude Buick begon een vreemd lawaai te maken. Voor iemand iets kon zeggen, klonk er een geluid van onder de motorkap alsof er iets afknapte en met een hol geluid in een metalen container viel. Berk ging op de rem staan.
“Fuck.”

Verder naar deel twee.