Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

dinsdag 28 februari 2023

Constellatie: Horum Leonis


HORUM LEONIS (0:55-2:09)

GODENMOORD

Nun liebe Kinder, gebt fein Acht
Ich bin die Stimme aus dem Kissen
Ich hab' euch etwas mitgebracht
Hab' es aus meiner Brust gerissen
 

Mit diesem Herz hab' ich die Macht
Die Augenlider zu erpressen
Ich singe bis der Tag erwacht
Ein heller Schein am Firmament

Mein Herz brennt


Ik open mijn ogen en er is alweer een heel Mesozoïcum aan indrukken voorbij.

Ik check Tyrs spook even, die de slaap der doodonschuldigen slaapt, pootjes omhoog en ingetrokken, zijn kopje helemaal tegen de zetelrand. Hij ziet eruit alsof hij van het rijkste pluche gemaakt is. Voor wie graag gelooft in astrologie, is het een klein beetje grappig dat Tyr een leeuwtje is, een beetje zoals je als mens bij de Chinezen een aap zou zijn. In de oosterse zodiac ben ik overigens een varken, wat nogal tegenvalt qua stoerheid als je het vergelijkt met tekens als de tijger, de draak, de slang of de haan. Dat doet me denken aan een ander merkwaardig feit: in het Nederlands zijn er veel achternamen die van dieren afkomstig zijn, zoals Valcke, Devisch, Vlieghe, De Steur, Dhondt, Wolfs, Muys, Vossen, De Padt en ga zo maar door. Exotische dieren ontbreken op het appel, wat normaal is aangezien die dieren niet ruim bekend waren in de periode dat achternamen ontstonden. En toch zijn er ook inheemse dieren waar geen personen naar genoemd zijn. Bijvoorbeeld niemand die genoemd is naar koeien, marters, spinnen of paarden. Je hebt wel namen als De Ruyter of Derudder, maar dat verwijst naar de persoon op het dier, niet het dier zelf. Zouden in Hesiodosiaanse stijl dieren ook achternamen hebben die naar mensen verwijzen? Bijvoorbeeld een pratende zebra die De Mens heet of een parkiet met de achternaam Desmenschen.

Op bijna priesterlijke wijze vul ik mijn glas bij tot bijna aan de rand. Dan slurp ik even omdat ik mijn vastheid niet vertrouw en geen extra vlekken wil maken op de vloer. Zo ben ik dan weer wel. Ik kan de hele nacht drugs doen, zuipen en callgirls bestellen, maar o wee als mijn vloer vuil wordt. Ik heet immers Voloshin en niet Vuylaert of De Smeerpypere.

Soms bedenk ik neologismen die niemand ooit zal overnemen. Zoals het woord ‘parasociaal’: op feestjes en bijeenkomsten doen alsof je sociaal bent door korte gesprekken aan te knopen die je geen moer interesseren, of op familiefeesten scripts te volgen die al sinds mensenheugenis lijken mee te gaan (“hoe gaat het met de kinderen?”, “nog leuke films gezien onlangs?”, “ach, we leven maar één keer”). Of het woord ‘oenoseksueel’, voor mensen die enkel seksueel opgewonden kunnen raken als ze alcohol consumeren. Of, mijn favoriet, ‘historoïde’: een warrig verhaal zonder veel interne samenhang en met mogelijk veel paradoxen, bijvoorbeeld sommige dromen of de wartaal van mensen die onder invloed zijn van roesmiddelen.

Intussen heb ik de verwarming aangezet nu de temperatuur ook binnenskamers begint te dalen, alsof de winter voorpret voelbaar maakt voor de sneeuwbui.


Dit is maar een extract van het vijfde hoofdstuk van 'Constellatie', dat je vanaf 15 april digitaal kan kopen op Boekjeswebshop. Enkel Patreon-abonnees hebben toegang tot de volledige hoofdstukken en kunnen het boek later ook gratis krijgen. 
 

vrijdag 24 februari 2023

Constellatie: Horum Cancri

HORUM CANCRI (23:59-0:54)

MEER

I say
Put your head back, lay your hair down
Listen to the waves, put your head under the water
Put your head back, lay your hair down
Listen to the waves, put your head under the water


Ik steek een sigaret op en laat me met opgeheven armen dieper het bad in glijden tot het warme water mijn okselholtes bereikt.

Water, een oersymbool voor geboorte. Vandaar het doopsel.

Water, een oersymbool voor reddeloos verlies. Vandaar de dope.

Water, een oersymbool voor waanzin. Vandaar dat overstroming zo’n krachtige metafoor is voor het redeloze van de natuur of de omkering van alle orde, waar land water wordt en structuren oplossen. Maar gebrek aan water is evenzeer een metafoor voor de afwezigheid van leven, het starre en verdorde, de dood zelf. De zee! De zee – het ultieme symbool van entropie en van waanzin (voor landdieren zoals wij, alleszins). Vulkaanuitbarstingen, stormen en aardbevingen zijn apocalyptisch, maar de overstroming is de oermoeder van de apocalypsen.

“Het is verdomme ook nooit goed,” vloekt God.

Toch geeft bijvoorbeeld aan het strand zitten op een duin en staren naar de zee me altijd rust gegeven. Evenzeer vind ik het idee aantrekkelijk van in een woestijn te zijn met niets dan duinen en hemel. In beide gevallen ben ik op de rand tussen twee werelden, of een schadeloze vreemde dichtbij een vijandige uitgestrektheid. De overtreffende trap daarvan is de ruimte natuurlijk. Wat een zaligheid moet het zijn om op de rand van de menselijke belevingswereld te staan en volledig doordrongen te zijn van je eigen ridicule kleinheid. Dat besef kan ik niet zomaar even opwekken hier in bad, ofschoon het evenzeer waar is hier als in een gaswolk miljarden lichtjaren ver, maar opnieuw: dat is niet wat het lichaam per se voelt en daarom is die waarheid in een warme badkuip een even grote abstractie als volgend jaar mijn belastingen invullen of binnen twee jaar live op postkantoor door een gat in het loket afgezogen worden door een kale clown.

Sommige van mijn beste verhalen en gedichten zijn ontstaan in bad, omdat ik dan niets anders kan doen dan ter plekke in die vreemde 1m80 geëmailleerd metaal blijven liggen tot ik het gevoel krijg dat het genoeg geweest is en dat ik nu wel proper moet zijn. Nadien was ik altijd m’n haar terwijl het water wegspoelt en ik alle restjes een handje help met de douchekop, opdat ik later niet geconfronteerd moet worden met mijn eigen lichamelijke koffiedik dat pruttig op de bodem van het bad is achtergebleven. Zoals de zenmeester Shunryu zei: “als je iets doet, verbrand jezelf dan volkomen en laat geen spoor achter.”


Dit is maar een extract van het vierde hoofdstuk van 'Constellatie', dat je vanaf 15 april digitaal kan kopen op Boekjeswebshop. Enkel Patreon-abonnees hebben toegang tot de volledige hoofdstukken en kunnen het boek later ook gratis krijgen. 

dinsdag 21 februari 2023

Constellatie: Horum Geminorum

HORUM GEMINORUM (23:03-23:58)

AMUSE-GUEULES

 

Rising from the vapour, misted, patterns, voices left behind
From the vapour, misted, patterns, can we stay a while?
Guess I'm sick of things being the same
Doesn't have to be every day, never change
Just recycling things I thought were true when I was younger
But I’m moving on, I should have listened – oh
The splinters left me blind, I had to change my mind


“Perspectief is alles,” zei de idioot, en hij pleegde zelfmoord omdat leven uiteindelijk de traagste en meest pijnlijke manier is om dood te gaan. Daarover gesproken: er zijn veel talen die geen verschil maken tussen het proces van het sterven en de eenmalige overgang naar de dood zelf. Je kan natuurlijk wel zeggen “ik ben aan het sterven” maar zeggen “ik sterf” klinkt zowel definitiever als overdrevener. Niemand die effectief aan het doodgaan is, zegt “ik sterf”. In het Frans zeg je nochtans in beide gevallen “je meurs”.

Ik zet de waterkoker aan en breng het theezakje in als een omgekeerde tampon. Vroeger waren er jonge vrouwen die doodbloedden aan zeer hevige maandstonden. Vroeger was zo veel meer dodelijk. Een beet van een dier, een verkeerde maaltijd of eens raar kijken naar de lokale prelaat en het was gedaan. Doordat we niet altijd meer beseffen hoe goedkoop het leven vroeger was, lijkt het nu soms des te goedkoper door de vanzelfsprekendheid ervan. Mijn verre voorouders van een millennium geleden zouden versteld hebben gestaan van het feit dat ik niet alleen kan lezen en schrijven, maar dat ik eveneens niet misvormd ben, mijn woonst maar met één dier moet delen en informatie kan halen uit sprekende dozen, bewegende beelden en onzichtbare golven die demonische porno tot vlak bij mij kunnen brengen. En dat ik niet geloof in God en dat niemand hier dat raar vindt. Depressie was toen nog een filosofie en geweld een hobby. Voor de zelfverklaarde stoere kinkels van onze tijd is het omgekeerd. Ze zijn te laf voor echt geweld en ze denken dat depressie een verzinsel is van verwekelijkte slappelingen, terwijl, en hier komt de clou, zijzelf de slappelingen zijn omdat ze hun geest hebben vastgeklonken aan de barbecuestellen van hun dom machismo.

De waterkoker klikt af en ik giet het water secuur in de theekop.

Het brubbelt. Bij de goden, het brubbelt


Dit is maar een extract van het derde hoofdstuk van 'Constellatie', dat je vanaf 15 april digitaal kan kopen op Boekjeswebshop. Enkel Patreon-abonnees hebben toegang tot de volledige hoofdstukken en kunnen het boek later ook gratis krijgen. 

vrijdag 17 februari 2023

Constellatie: Horum Tauri


HORUM TAURI (22:00-23:02)

THUIS

 

Een eigen huis - een plek onder de zon
en altijd iemand in de buurt die van me houden kon.
Toch wou ik dat ik net iets vaker,
iets vaker simpelweg gelukkig was


Na het toiletbezoek haal ik de stofzuiger van stal. Niet om de inhoud van de pot op te zuigen (zou dat zelfs mogelijk zijn?) maar om stukjes toiletpapier op de vloer mee weg te zuigen. Tyrs spook is deze ochtend namelijk twee wc-rollen te lijf gegaan en de restanten van zijn slachtpartij liggen overal over de vloer uitgespreid. Hem daarvoor straffen is zinloos, tenzij ik hem zou betrapt hebben terwijl hij bezig was. Katten hebben absoluut geen concept van schuld en slechts een zeer beperkt gevoel van schaamte. Misschien zou Tyrs spook een prima politicus zijn. Zijn aaibaarheidsfactor heeft hij zeker al mee. Je kan er bovendien niet lang boos op blijven. En hij potverteert als geen ander.

Ik denk aan stofzuigers van decennia geleden, in mijn verbeelding gietijzeren gevallen die draaiden op diesel en op tranen van uitgebuite Congolezen. Deur-aan-deurverkopers van dat type stofzuigers bestaan niet meer, niet alleen omdat je vandaag via internet simpelweg alles kan bestellen van een onnozel pingpongballetje tot een hyperrealistische sekspop, maar ook omdat iedereen die niet in een krot woont, tegenwoordig zelf een stofzuiger heeft. Na zijn mislukte carrière hing Theofiel Boemerang, de gewiekste deur-aan-deurverkoper uit ‘Suske en Wiske’, zich op aan een darm (gaat een leven lang mee!) die opgerold zat tegen een garagebuis (zit zeker geen lood in) en dwaalde toen de mist in. Theophilus exit et probisci se suspendit. Ook James Joyce wist dit al.


Dit is maar een extract van het tweede hoofdstuk van 'Constellatie', dat je vanaf 15 april digitaal kan kopen op Boekjeswebshop. Enkel Patreon-abonnees hebben toegang tot de volledige hoofdstukken en kunnen het boek later ook gratis krijgen.

dinsdag 14 februari 2023

Constellatie: Horum Arietis

Waarover gaat 'Constellatie'? De roman beschrijft één nacht op een appartement in Gent, waarvan de enige bewoner besluit om de hele nacht op te blijven om in de eerste sneeuw van het voorjaar van 2020 te kunnen gaan wandelen. Elk uur schuift de zodiac mee. Buren en buurten worden geanalyseerd, er is het gezelschap van een spookhuisdier, er worden duchtig roesmiddelen aangesproken en een onverwachte vreemdeling komt langs. In de minuten en uren waarin het hemeluitspansel voorbijtrekt, een brutale exegese gepleegd. De demonen van het hoofdpersonage vechten met de demonen in de buitenwereld: de vadsige staat van de Nederlandse letteren, de drieste leugens van demagogen en de crisis van de mannelijkheid.

Onderstaand is als cadeautje het volledige eerste hoofdstuk. De roman zelf verschijnt als digitale publicatie op 15 april op Boekjeswebshop.




HORUM ARIETIS (21:00-21:59)

OORLOG

 

А в нашого Шума зеленая шуба

Дівки гуляли, шубу порвали

Сію-вію, сію-вію конопелечки

Сію-вію, сію-вію зеленесеньки


 

 

 


 

Nee.”

De barrière. De weigering om je te buigen naar de wil van een ander. Het blijven staan. Het zwijgen. In een diepe stand zakken, klaar om te vechten als het moet.

“Nee.”

Niet stoppen en juist aan snelheid winnen, of onverzoenlijk dieper, hoger of verder gaan. Je omdraaien en weggaan. De dialoog verbreken, jezelf redden.

“Nee.”

Een zich opdringende nieuwe realiteit afwijzen. Het naast je neer leggen. Niet meedoen. Niet langskomen. Niet komen opdagen.

“Nee” en niet “ja” is het krachtigste woord dat er is. Het is ook het meest natuurlijke, omdat alles wat bestaat van in het begin een verwerping is van de entropie. Uiteindelijk gaat het aan die entropie ten onder, maar het kort opflikkeren van het loutere bestaan in de eindeloze leegte en kilte van het universum is een affront aan de entropie zelf, de oppergod van het niets.

Mensen zeggen niet genoeg “nee” en als ze het al zeggen doen ze het veel te stil, te laf, of juist veel te luid op een totaal ongepast moment omdat ze het zich kunnen permitteren tegenover pakweg een kind dat koekjes komt verkopen voor de scouts of een telemarketeer die aan de andere kant van een telefoon ook maar zijn wanhoopsjob doet.

“Ik ben Anton Voloshin en vandaag zeg ik nee,” zeg ik tegen de spiegel.

Er bestaat ook een “nee” dat een “ja” is in vermomming. Je roept “nee” tegen de wetenschap en zegt daarmee “ja” tegen een charlatan of tegen je eigen slechte geweten. Je zegt “nee” tegen die intimiteit waar je zo naar verlangt, en dus “ja” tegen je angst. Je zegt “nee” tegen zorg dragen van jezelf, en daarmee zeg je “ja” tegen je zelfhaat.

Ik heb tijdelijk een witte nepbaard van scheerschuim. Als kind vond ik het altijd fascinerend, dat scheerschuim, verbonden als het was met een ritueel dat hoorde bij mannen, niet bij jongens, en een ritueel waar ik later ook aanspraak op zou kunnen maken. Op dat vlak was mijn leven bijzonder simpel: ik was geboren als jongen, voelde me een jongen, deed veel dingen die typisch waren voor jongens, keek er naar uit om een man te zijn en ik vond meisjes bijzonder aantrekkelijk. Dat vind ik nog altijd, overigens. Een vrouw doen lachen is nog altijd net iets bevredigender dan een andere man doen lachen. Mijn vriendinnen staan emotioneel net iets dichter bij me dan mijn vrienden, daar waar aantrekking is gesublimeerd tot vriendschap zonder meer.

Ik klop het scheermes uit tegen de rand van de lavabo. De spiegel is lichtjes aangedampt. Ik denk aan de beginscène van Ulysses, waar de zich scherende Stephen Dedalus aan de vaardige hand van schrijver James Joyce al op de eerste pagina’s begint aan een monsterlijke literaire artilleriebarrage die alle voorgaande romankunst aan gruzelementen blaast. Lang heb ik gedacht dat ik zo goed kon worden als Joyce, zo baanbrekend en grensverleggend, maar niet alleen was dat simpele overmoed, je meten met dode schrijvers is eigenlijk een literaire Kadaversynode houden waar elke deelnemer zichzelf belachelijk maakt en het weerloze lijk beroofd wordt van elke waardigheid.

Ik was weg wat resteert van de schuimbaard en heb terug een acceptabel getrimde stoppelbaard met dito snor, omschreven door een vriendin als een “Gentse” snor. Technisch gezien is dat correct, want de snor hangt vast aan een Gentenaar. Of er stilistische waarheid in zit, dat kan ik niet zeggen.

Nu goed, ook vorig jaar hebben de literaire vissen weer niet gebeten. “Wij kunnen uw werk helaas niet uitgeven.” Wat een vreemde uitspraak, alsof ze plots inkt te kort hebben of dat er iemand een pistool gericht houdt op de redactie om hen te verhinderen mijn boek aan te nemen. Natuurlijk leest “wij willen uw werk niet uitgeven” een stuk onbeleefder, maar dat is wel de waarheid. Een antwoord krijgen geldt tout court al als een positief signaal. Veel uitgeverijen vertikken het om überhaupt iets te laten weten.

“Nee,” zegt de uitgever, die in mijn verbeelding natuurlijk geen smaakvolle intellectuele gigant is met een verfijnd gevoel voor de letteren, maar een gladde, dubbel bekinde Biedermeier-burgerman die zo risico-avers is dat enkel gepureerde taaltroep zijn goedkeuring wegdraagt. Dat, of epigonen van auteurs die wel een uitgever vonden die bereid was de nek uit te steken. “Ja, iets als Lize Spit, maar dan geschreven door een homo.” Of: “precies een auteur die oogt en praat hoe het publiek wil dat een auteur oogt en praat.” Of: “Prima, net Maarten Inghels, maar dan nog toegankelijker.” Net zoals sommige beroemdheden voor de lol meedoen aan lookalike-wedstrijden en verliezen, werd naar eigen zeggen Herman Brusselmans ooit door zijn eigen uitgever afgewezen onder een andere naam, en verweet die hem “een flauw aftreksel van Herman Brusselmans” ingediend te hebben. Brusselmans vertelde dat verhaal destijds met een grimmige zelfspot, maar zonder de waarheid ervan in te zien. Van flauwe aftreksels weet hij nochtans veel.

Erg veel mensen kampen met het gevoel niet goed te weten wat ze hier eigenlijk doen op de wereld, gekoppeld aan het gevoel dat iedereen om hen heen dat wel lijkt te weten. Ik kan je een geheim verklappen: ik ben één van die mensen die precies weet wat hij hier doet en waar hij naartoe wil, en het is een extreem ontgoochelend bestaan. Het enige dat vervelender is dan niet weten wat je doel is, is weten wat je doel is en het dan niet halen. Aan de andere kant kan je in de kunsten altijd debuteren, ook al ben je 80, ook al ben je morsdood. Op sportkampioen of jonge rockgod worden staat een onverbiddelijke klok.

Ik ga naar het balkon, een kleine drie vierkante meter aan de voorkant van mijn appartement, met uitzicht op een rustige straat en een klein park kale bomen. Ik beeld me in hoe ze er zullen uitzien onder de sneeuw die zal vallen. Nog verstilder, noch winterser, nog doodser, nog meer een inspiratiebron voor onverholen postkaartromantiek, waarbij ik romantiek bedoel in de traditionele zin, met hoofdletter R, met een bijna ongepaste opwinding voor het vergankelijke en het rotte. Toch bedenk ik me dat weinig grote Romantici in de literatuur echt begaan waren met de winter. Bij de fascinatie voor de aftakeling van een Baudelaire hoort eerder een zweterige nazomer, bij Blake denk ik aan de hoogzomer en Multatuli hield zich schuil in de beklemmende tropen.

Misschien, denk ik onlogisch, is deze nacht het begin van een nieuw begin, een gedachte die ik al vaker zal gehad hebben, maar zoals Maxi Jazz ooit rapte: “One swallow don’t make a summer / But tomorrow has to start somewhere.” Met andere woorden: rot op met je definities, epistemologisch spook in m’n hoofd. Over N aantal uren zal ik als een pure maagd de eerste sneeuwval van het jaar beleven, naakt dansend als een heiden. Mijn buren zullen me gek verklaren en de goegemeente zal schande spreken over het natuurdelirium waarin ik me zal bevinden. Ze vinden me vast nu al een vreemd figuur.

Op weekdagen verlaat ik in de vroege namiddag soms het appartement volledig in pak en das, en soms slenter ik tijdens het spitsuur naar buiten met een trainingsbroek en een versleten hoodie. Ze zullen ook wel al de glasbakken hebben zien buiten staan, tot aan de nok vol met lege potten appelmoes, mayonaise en de onschadelijk gemaakte obussen van vodka en wijn. Misschien dat ze daarom dachten dat ik glazen te pletter gooide in de straat TITELKAART: Later meer daarover!. Ze zullen misschien het hunne hebben gedacht over de afwisselende vrouwen die hier geweest zijn en langskomen (meestal platonische vriendinnen, maar dat weten zij niet). Wellicht weten ze niet eens hoe ik heet. Dat is niet erg, want ik onthoud ook hun namen niet.

Men zegt soms dat dat erg is, dat we onze buren niet meer kennen. Ik sta daar agnostisch tegenover. Je hebt namelijk niet gevraagd om je buren, en bekend maakt zeker niet altijd bemind. Misschien dat ik, als ik een huis had met een tuin eromheen, mogelijk spontaner in contact zou komen met mijn hypothetische buren, maar is dat een positief ding als hun koters hun voetbal steeds in je tuin mikken, je moet rekening houden met zatte tuinfeesten of razende grasmaaiers? Want dat zijn ook evoluties van de laatste 30 jaar. Een eeuw terug bestonden grasmaaiers niet, voetbalden de pagadders op een grasveld waar niemand kwam en bleven dronken sociale werven beperkt tot één van de cafés van het dorp.

Ik strek me uit en adem diep de winterlucht in, dan weer uit, en daarmee ook de burengedachten. In dit kille begin ben alleen ik van tel.

“Nee.”

Ik kom vannacht niet naar je feestje.

“Nee.”

Het leven was vroeger niet beter. We moeten vooruit, omdat we eigenlijk niet anders kunnen.

“Nee.”

Vorig jaar besloot ik om Sofia te blokkeren op sociale media. Na een jaar vruchteloos proberen een relatie uit de grond te stampen en toen dat niet lukte ook nog eens een potentiële vriendschap zien mislukken door haar voortdurende aangeleerde hulpeloosheid, had ik het gehad. En nu heb ik al een tijd niets. Mijn datingleven is intussen een kerkhof vol weggezakte zerken. Na Sofia werd het eveneens niets met Gabrielle, met Karen of met Olivia, de meest recente vrouw waar ik meer dan één date mee had.

“Nee. Het ligt niet aan jou, het ligt aan mij. Ik weet niet wat het is, maar er ontbreekt iets. Ik vind je erg leuk, maar ik ben niet verliefd. Je komt op het verkeerde moment in mijn leven. Ik hoop dat je me niet zal haten.”

Ach, woorden die ik zelf ook nog in de mond heb genomen. Ze maken me niet eens meer boos of teleurgesteld. Hooguit wil ik er mijn hoofd tegen de muur door slaan.

Ik wenste dat ik hoorns had. Maar dan zat ik ongetwijfeld vast in de muur.

Ik frons en bekijk rustig mijn wagen die aan de overkant van de straat geparkeerd staat onder de takken van een vervaarlijk overhellende, kale boom. Overdag is hij van een donker type magenta, ’s nachts is hij zwart net als de meeste andere auto’s. Hij is de opvolger van een salariswagen waar ik tot eind 2017 mee reed en die Sofia en ik mijn “patserbak” noemden omdat het een zwarte Mercedes was met getinte ramen. Ik verloor die auto nog voor mijn ontslag bij Oregon Consulting omdat ik ’s nachts tegen een paaltje aan een vluchtheuvel gereden was. De volgende ochtend stonden de flikken aan de deur. Die nacht had blijkbaar een zwarte Mercedes twee geparkeerde auto’s geramd op de Martelaarslaan en had de bestuurder met toegetakelde wagen en al vluchtmisdrijf gepleegd.

Het was niet de eerste keer dat ik een combi van de binnenkant zag. Al bij al een ontluisterende ervaring. Zo’n combi is dan ook niet gebouwd voor comfort, maar is eveneens niet gemaakt als een Middeleeuwse open kar waarop de gemeente je van heinde en verre kon zien staan en desgewenst rot fruit naar je smijten. De buren stonden te kijken terwijl ik weggevoerd werd in de ene richting en mijn prak gereden bedrijfswagen in de andere richting door een takelwagen weggesleept werd. Onder die buren stond ook een dikke kale vent met een streepsnor en een rechtse sneer. Het was hij die de flikken gebeld had omdat mijn kapotte auto een klein beetje voor de garagepoort stond en hij met zijn eigen dikke vette Audi niet meer naar binnen kon. Toen ik ‘m verzette gromde hij nog dat dat eigenlijk ook al niet mocht. Voor sommige mensen is het ook nooit goed.

In elk geval werd ik aangeklaagd voor een misdrijf dat ik niet gepleegd had en ik maakte me sterk dat de bewijslast te zwak was. De politierechter vond van niet en beweerde dat er een “ooggetuige” was geweest. Had die mij herkend, dan? Hoe veel zwarte (of donker magenta) Mercedessen rijden er rond in Gent op elk mogelijk moment? Het mocht niet baten. Ik zucht en hoop dat ik mijn huidige wagen, een lage en comfortabele Volvo, nog lang zal kunnen gebruiken.

Naast me hoor ik een raam openschuiven. De oude buurvrouw komt ook nog even roken. Ik zet een pas terug zodat ze me niet kan zien want ik heb geen zin in een gesprek met haar omdat ze (a) doof aan het worden is en je haast moet roepen opdat ze je zou kunnen verstaan en (b) vroeg of laat toch altijd begint te kankeren over de huisbaas, die ze een geldwolf vindt. Geen gesprek waard, dat onderwerp, ook al is het waar. Regelmatig en op onvoorspelbare wijze verschijnt hij met één of andere verordening of komt hij het appartementsgebouw ondervragen over vermeende misdrijven. Eén daarvan staat op de kerfstok van de oude buurvrouw (of haar zoon), die op de muur van de trappenhal in zwarte letters BEDRIEGER geschreven hadden. Ze ontkenden alles.

De huisbaas is overigens niet de huisbaas. De echte eigenaar van dit woonblok is zijn vrouw, die ik nog nooit gezien heb en enkel ken van ijskoude e-mails die geschreven zijn in een hoogdravend juristenjargon, waardoor je je al direct een misdadiger voelt. Ik denk dat die stijl bedoeld is om te intimideren maar mij maakt hij boos. Alsof ik zo’n sukkel ben die niet door dat taalgebruik heen kan zien. Alsof ik niet besef dat het contractuele jaarlijkse onderhoud van de boiler in strijd is met de huurwetgeving. Het (toch wel dure) huurbedrag stoort me minder dan dat gebrek aan menselijkheid. Misschien is dat ook wel de reden dat zij eigenaar is van een blok vastgoed en ik niet.

Soms denk ik dat ik verkeerd opgevoed ben. Misschien hadden die lieve ouders van me m’n empathie eruit moeten stampen, mijn gevoeligheid temperen en me door m’n hardvochtige stiefgrootvader. Maar zou ik dan zo veel gelukkiger zijn? Speelt er een gelukzalige glimlach om de (ongetwijfeld dunne) mond van de huisbazin als ze weer eens zo’n mailtje afvuurt vol met dientgevolge, pandbeschikking, modaliteiten, plichtens en rechtens? Vast niet, maar zoals m’n moeder ooit opmerkte, is het beter depressief te zijn in een villa dan in een krot.

Onlangs hadden de huisbazen nog een goeie, en hier komt wat ik eerder beloofde – me beschuldigen van dagelijks (!) lege flessen naar beneden kieperen op het wegdek. Er zouden getuigen zijn en bewijzen ten overvloede, waarvan ik er geen één gezien heb. Op de erg logische vraag waarom ik dat nu zou doen en dat terwijl mijn auto in diezelfde straat staat, is het enige mogelijke antwoord dat ik niet die vermetele dader ben, maar ik heb zo het vermoeden dat sommige van m’n buren me niet moeten, in het bijzonder de eerder vermelde vette buurflik met zijn vette stationwagen.

Ik druk bijna onhoorbaar mijn sigaret uit tegen de metalen omranding van het balkon en hoor naast me hoe de buurvrouw met haar ene hand de rug van haar andere hand krabt. Een vies geluid en vieze tic. Soms hoor ik haar ruzie maken met haar inwonende zoon, een man van rond de 40 met een stem als Gentse potgrond. Ik probeer het me niet aan te trekken. Ruzies bij buren zijn een helazig feit als je krap behuisd woont. Ik herinner me de eerste keer dat ik zoiets hoorde, toen Natasja en ik voor de eerste keer samenwoonden op een studio met een vuile douche en een natte vlek in het plafond. Boven ons ging een anders zeer rustig, indien niet verderfelijk saai koppel, hevig te keer. Brom brom brom, gil gil gil, als een soort entartete Papageno en Papagena. Wat me vooral bijbleef was dat zij plots in alle macht krijste: “Maar ik heb daar dus wel de hele dag pannenkoeken staan bakken hé!” waarop ze uitbarstte in een hopeloos geween. Hopelijk maakten ze het nadien goed. Ik moest er alleszins om lachen.

Ik trek me terug naar m’n woonkamer en schuif de schuifdeur van het balkon dicht. Er is enkel gedimd licht.

Tyrs spook ligt op het overgangspunt tussen de woonkamer en de gang en hij kijkt vragend naar me op, met zijn typische kattige half-glimlach en zijn grote ronde oogjes. “Die oogjes!” kirde Sofia vaak, als ze bij me wegging en Tyrs spook bij de deur naar haar opkeek. Het is misschien bitter te beseffen dat ze meer emotie toonde bij de blik van mijn taalloze huiskater dan die van mij, maar tegelijk was het ook een mooie capsule van haar onvermogen om ten gronde emotioneel te communiceren met andere mensen. O ja, beste dames- en mannenbladen, ze bestaan zeker, vrouwen die emotioneel niet geletterd zijn en door hun gebrek aan communicatieve vermogens relaties en harten verwoesten.

“Nee.”

Ik gruw van de kinderlijke invulling van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Moderne prelaten en charlatans die zich als ware derwisjen roeren als ergens zes studenten op Twitter oproepen tot genderneutrale toiletten en vanop hun kansels met hun megafoons dwaze praat brullen over “genderideologie” geven ironisch genoeg het geheim prijs dat ook onze invulling van gender en sekse ideologisch is.

Ik ben terug in de badkamer en inspecteer mijn fluit. Die ziet er vandaag niet bijzonder ideologisch uit, moet ik toegeven, maar onze collectieve mannelijkheid verkeert in een staat van absolute crisis. Enerzijds heeft de 20ste eeuw de opkomst gezien van diverse golven van feminisme, die het stemrecht claimden, die niet langer ondergeschiktheid aan vaders en echtgenoten aanvaardden en die massaal deel werden van de werkende klasse. Anderzijds zijn veel mannen achtergebleven met verwarde gevoelens: wat betekent het om een man te zijn? Wat moet een man zijn? Kan ik dit allemaal wel?

Als een duivelspact hebben commercie en conservatieve denkers onbedoeld de handen in elkaar geslagen om een manbeeld te definiëren dat zwaar inboet aan menselijkheid. Een zogenaamde Echte Man is een gevoelloze veroveraar, een meedogenloze carrièrist die diep vanbinnen vrouwen hoort te minachten of moet zien als een vijand (of een te claimen object), of een stoere krijger die op de top van de apenrots wil staan.

Dat is natuurlijk allemaal enorme bullshit. Zelfverklaarde traditionalisten laten met gemak weg dat in de 19de en de 18de eeuw mannen het openlijk over hun gevoelens hadden in gedichten en boeken. Vandaag kan je als man je emoties kwijt tijdens voetbalwedstrijden of als je boos bent. Dat is het zowat.

De crisis van de mannelijkheid uit zich in niets beter dan producten. Zwarte yoghurt voor mannen die ervoor moet zorgen dat ze niet als watjes gezien worden omdat ze niet enkel rood vlees consumeren. Amerikaanse reclame voor machinegeweren die belooft dat je als man zo je man card kan (terug)krijgen. Of talloze seminaries waar schuchtere mannen wordt aangeleerd dat je verleiding moet benaderen als een videospel met de kut als eindbaas.

Dit is niet onschuldig. Extreemrechtse bewegingen die beweren op te komen voor problemen die specifiek mannen harder treffen (zoals zelfmoord of smerig werk) geven graag vrouwen en minderheden de schuld voor het verlies aan prestige van de Man met hoofdletter M. Mannen stemmen ook vaker op extreemrechtse of fascistische politici. Ze zijn oververtegenwoordigd in gewelddelicten, gaande van huiselijk geweld tot terreur.

Mannelijkheid valt niet gedetailleerd te definiëren, omdat net als vrouwelijkheid elke persoon er zijn of haar eigen definitie van kan maken in een tijdperk waar iedereen theoretisch een stem heeft om zijn of haar hoogstpersoonlijke ideeën te verspreiden. Maar het kan lonen om een oud idee van viriliteit in oppositie te zien met de erg nauwe, 21ste-eeuwse en conservatieve definitie van mannelijkheid. Viriel kan ook betekenen: matuur, getemperd, serieus. Iemand wiens gezag voortvloeit uit zijn moraliteit of deugd (“virtus,” zei een oude leraar Latijn, die klonk alsof hij zelf uit zongedroogd perkament en marmer bestond). Iemand die het goede voorbeeld gaf en belichaamde. Maar ook de-man-als-wijze, als empathische herder, eigenlijk een ridder en herenboer in één. Dat dit in de praktijk vaak dik tegenviel, is natuurlijk weer een ander verhaal.

Ik laat meneer Piemel voor wat die is. Ik heb niet bijzonder veel zin in seks, zeker niet nadat het eergisteren mislukte met Tiana die coke had meegebracht. Ik had beter moeten weten, maar dit paard weet helaas ook wat het wil. Een psychiater waar ik vorig jaar regelmatig bij ging vertelde me dat ik van nature uit een zeer wild temperament heb (het paard dus) en dat mijn karakter alle kanten uitschiet om dat in bedwang te houden (de ruiter) wat meestal wel lukt. Maar soms storm ik blind vooruit, recht de greppel in, met de neus in de sneeuw. Tiana is een leuke vrouw, dat wel.

Het duurde ongeveer 25 jaar eer ik voor het eerst doorhad dat je als man ook best veel voordelen geniet in het leven. Bijvoorbeeld als je je auto in de vernieling rijdt is er niemand die zal sneren dat het “weer een vent” is. Ik word niet nageroepen op straat. Op sociale media krijg ik geen clitpics (bestaat dat zelfs) waar ik niet om gevraagd heb en als een artikel van me verschijnt op een nationaal mediaplatform staan er niet direct 10.000 bavianen klaar om me te beoordelen op m’n uiterlijk. Niet dat ik een leven vol zonneschijn en betovering leid, integendeel. Het is overigens ook moeilijk om rekening te houden met problemen die je niet hebt aangezien je die simpelweg niet meemaakt.

Ik ben even gaan zitten in m’n zetel, een L-vormige driezitter die ik gratis had gekregen via een vriendin van Natasja. Natasja probeerde me ooit aan die vriendin te koppelen, maar ik vond haar gezicht te groot voor haar hoofd en zij vond dat ik er als een brontosaurus uitzag.

“Wel?” vraag ik aan Tyrs spook, dat langs komt trippelen, staart omhoog in een S-vorm. Hij kirt terug naar me en springt bij me op de zetel. Hij knijpt zijn oogjes genoeglijk samen terwijl ik zijn kopje streel en achter zijn oortjes krab.

De eerste keer dat ik besefte dat ik echt sterfelijk was, was toen ik 29 was. Sindsdien is dat besef enkel maar toegenomen. Wat als ik hier vanavond ter plekke zou sterven, met Tyrs spook nog spinnend naast me? Dan zou ik liever in de sneeuw gevonden worden, bleek als de maan en hard als rots. Maar hoe rot zou dat ook niet zijn voor wie me vindt, met in mijn broek bevroren uitwerpselen en nog wat ejaculaat. #extranetto, met de groeten van de Open Vld en de zwaartekracht.

Ik reik naar een fleece en trek die over me heen. Tyrs spook legt er direct ook zijn voorpootjes op, alsof hij dit nu ook claimt als zijn bezit. Ik zet de televisie aan en val in bij een zoveelste herhaling van ‘Allo ‘Allo, dat me geconditioneerd heeft om het vanzelf grappig te vinden terwijl de wezenlijk goeie grappen erin al bij al zo dun gezaaid zijn als het haar op die schele kop van René Artois zelf. Ik merk nu ook dat niet elk accent even goed nagebootst is, vooral bij de nazi’s. De acteur die gestalte geeft aan de narcistische Gestapo-officier Herr Flick doet het nog het beste van allemaal. Anno 2020 kan je in ‘Allo ‘Allo eveneens een voorafspiegeling zien van de bizarre karikaturen die de Britse tabloidpers maakt van Europeanen van het vasteland: incompetent, onbeholpen, bureaucratisch, pretentieus en bezeten door seks. Anno 2020 kan je in alles uit het verleden een voorafspiegeling zien van wat je wil zien – het is vormen in wolken herkennen voor gevorderden en mensen die menen Serieuze Denkers te moeten zijn. Mense prate ser-ieus maar ze wete niet watske-wizzy-burt.

Zappen dan maar. Een gelikte Amerikaanse detectiveserie die me geen hol interesseert, met acteurs die hun kapsels gekocht hebben in dezelfde winkel waar ook de pruiken uit Mooi & Meedogenloos in afslag stonden. Een sportprogramma met een moderator die eruit ziet alsof hij zelf straks nog een balletje gaat trappen, samen met enkele uitgezakte has-beens en mopperaars die van café-analyses hun broodwinning hebben gemaakt. Een verguld leven moet dat zijn. Ik steek er een sigaret bij op, om in de sfeer te blijven, maar heb alweer door gezapt naar een quiz en dan naar een tv-film waar iemand peinzend in een tuin staat te staren. De granule van het pellicule zegt jaren ’70, de muziek zegt art house uit de jaren ’90.

Ze zeiden dat onze hersenen rot gingen worden van te veel televisie en dat we er achterlijk van zouden worden. En blind! Nu zeggen ze hetzelfde over sexting en sociale media. Waarschuwen voor moreel verval is van alle tijden, maar lijken me vooral de waarschuwers zelf uit de wind te moeten zetten.

“Nietwaar, Tyr?”

Hij knijpt slechts zijn oogjes samen. En ik herinner me plots dat er nog ergens coke op me ligt te wachten, met dank aan Tiana. Opmaken dan maar, net als zo’n zak chips die je niet half-leeggegeten kan laten staan in de kast. Tyrs spook blijft indolent zitten terwijl ik de fleece van me af werp en de tv uit zet.

“Nee.”

Ik ga niet slapen.

“Nee.”

Ik zal deze nacht niet ondergaan. 


'Constellatie' komt digitaal uit op 15 april via Boekjeswebshop. Volgers op Patreon krijgen het ebook gratis en zullen ook tot aan de lancering elke week een update krijgen met een nieuw hoofdstuk. De lezers van mijn blog krijgen telkens enkel een citaat te zien.

donderdag 9 februari 2023

De keizer van Populië: Misdaad (II)

De keizer van Populië, hoofdstuk 3 - Misdaad (II)

II. De Plastifische Oceaan


HOOFDKANTOOR VAN DE MAAKBARE MENSE, HEGEGRAD, 4:48PM

Stefanie Baekelandt ontving ons op de holle-hartelijke manier van een echte Mr. hoewel ze er zelf geen was. Ze was bezig met een Mr. Keeper op het voetbalveld dat voor haar grote fabriek lag haar doeltraptechniek aan het oefenen. Waar de fabriek van Molckx’ en van Christa De Hete vrij blokkige, lage en zielloze constructies waren omgeven door parkeerruimte, beton en hier en daar wat onkruid en staaldraadhekkens, was De Maakbare Mens andere koek. Ze lag strikt genomen al in Hegegrad zelf en lonkte naar de hoogbouw van de grootstad, met drie brutalistische torens en evenveel schoorstenen waar permanent donkergrijze rook uit walmde, brede toegangswegen op de maat gesneden van enorme vrachtwagens, en overal blauwe en oranjerode lichten die ofwel uit kleine vierkante ramen schenen, ofwel signaallichten waren voor overvliegend verkeer. De Maakbare Mens had ook een helikopterplatform en aan de achterkant van de fabriek, waar ze grensde aan de armtierige arbeidersbeluikjes die bij Sprotbeke hoorden en waar ook Boert Van Vettenberghe woonde, was een stort dat op zijn hoogste punt 20 meter in de hemel oprees.
Stefanie Baekelandt had al contact gemaakt met mijn dienstwagen toen we in de buurt waren, en de poort voor ons laten open zetten. Om het voetbalveld voor de fabriek was redelijk wat groen te zien, samen met andere sportfaciliteiten waar wisselende groepen van mensen en Mr.’s aan atletiek deden, stretchten en tennis speelden.
Ze was in een knalroze voetbaltenue op ons af gestapt, met op een afstandje de Mr. Keeper. Stefanie Baekelandt leek in elk opzicht doorsnee – een gewone vrouw van midden de dertig met haar bruinrode haar in een praktische knot, een atletisch maar geen afgetraind lichaam en een gereserveerde maar geen onvriendelijke glimlach.
“Inspecteur Haspelaer en agent Paelinck, ik had u al verwacht. Welkom bij De Maakbare Mens, heren.”
De Paling knikte kort en ik gaf Baekelandt een hand. Haar handdruk leek precies afgemeten – niet te vlezig, zoals die van Geurt, noch te hard, zoals die van Heinz Spritzmann.
“Wie lichtte u in over onze komst?”
Baekelandt knikte naar de Mr. Keeper die bij haar was komen staan – een lange androïde in een eveneens roze tenue van de voetbalploeg Hegegrad Overwint, Hegegrad Overklast, kortweg HOHO: “De algoritmes voorspelden het en kwamen via mijn Mr. Keeper tot bij mij. U was zonet bij Molckx’ geweest en in Blaest-op-den-Verre. Gekoppeld aan de lekken op KinkedIn en Twatter over de vermoedelijke doodsoorzaak van consul Ter Linden, leek het voor ons dat u op zoek was naar informatie over een speciaal type turbine die enkel in onze industrieën wordt gebruikt.”
“Dat is… verrassend correct,” zei ik, enigszins van mijn stuk. Stefanie haalde haar schouders op en wiste met een doek over haar gezicht en hals, hoewel ze niet bezweet was. De Paling gaf geen krimp.
“Niet zo verrassend. Laten we even gaan zitten in de dug-out.”
Ze troonde ons mee naar de dug-out, die uitgerust was met sportzetels. De Mr. Keeper had uit zijn buik een schaal met sportdrankjes tevoorschijn getoverd. Stefanie nam er eentje en bood er ook aan ons één aan. De Paling en ik weigerden.
“Dus, mevrouw Baekelandt: weet u meer over die turbine?”
“Als ik geen serienummer heb, weet ik niets. Er zijn in elk geval geen turbines verdwenen hier bij ons.”
“Ook niet verkocht?”
Baekelandt keek me zijdelings aan en sprak toen de Mr. Keeper aan: “Prudo, stuur de gegevens door van afgedankte turbines die verkocht zijn in de voorbije 5 jaar.”
Ik verwachtte mijn telefoon te voelen trillen maar er gebeurde niets.
“En?” vroeg ik, wat in de war.
“De Maakbare Mens verkoopt geen afgedankte turbines,” zei De Paling.
“Correct, meneer Paelinck,” zei Baekelandt koel.
De zwarte markt was nog een optie, maar waarom zou Baekelandt zich daarmee inlaten? Ze was overigens al één van de rijkste industriëlen van het land, en met een groter profiel dan Verpist, De Hete, Froger en Dickens. Ik voelde me gefrustreerd.
“Er is nog iets,” zei ik toen.
“Ja?”
“Jullie maken ook Mr. Priesters, juist?”
Stefanie keek me nu rechtstreeks aan met een neutrale, blauwgrijze blik.
“Ja?”
“Hebben jullie er ooit één verkocht aan consul Ter Linden?”
“Niet dat ik weet, maar ik kan het laten natrekken.”
Ze knikte in de richting van haar Mr. Keeper – die blijkbaar luisterde naar de naam Prudo – en leek voor het eerst tijdens het gesprek niet 100% zeker van haar stuk.
“We hebben ooit een Mr. Priester verkocht aan consul Ter Linden,” zei Prudo met een gladde, seksloze stem, “maar die is twee weken geleden defect geraakt en naar het Mr.-kerkhof gebracht. Ik kan het wrak opzoeken.”
“Graag,” zei ik, “we stappen wel mee.”
Tien minuten later en na een stille, wat lugubere wandeltocht om de gigantische fabrieken heen, stonden we gebogen over een wrak van een Mr. Priester. Zijn bril was ingeslagen en één van zijn kunstogen puilde uit. Ik had al het order gegeven aan het hoofdkwartier om het wrak te komen ophalen. Het bood een griezelige aanblik, hier op een Mr.-kerkhof staan tussen allemaal wrakken die makkelijk konden doorgaan voor menselijke lijken.
“Hoe is hij defect geraakt?” vroeg ik.
“Dat weten we niet, inspecteur Haspelaer,” zei Prudo.
“Bij definitief defect is de reden opgeven optioneel,” verklaarde Baekelandt. Haar stem klok koud en afstandelijk.
“Meestal betekent dat dat de Mr. in kwestie moedwillig vernield is,” zei De Paling achter mij.
“Dat weten we niet,” zei Baekelandt. De Paling stapte naar voren en trapte met zijn voet in de zij van de kapotte Mr. Priester, waardoor het wrak omrolde op zijn buik. Er gaapte een groot gat ter hoogte van de onbestaande anus.
“Dat weten we niet?” herhaalde De Paling.
“Hij kan gevallen zijn op een scherp voorwerp,” oordeelde Baekelandt.
Het was even stil. Enkel de wind speelde door de heuvels aan Mr.-wrakken.
“Luister, inspecteur Haspelaer,” zei Stefanie toen, beseffend dat haar hypothese belachelijk klonk, “we kijken de andere kant uit als klanten hun Mr.’s gebruiken voor seksuele doeleinden. Mr.’s zijn geen sapiënte levensvormen en zelfs geen levensvormen. Ik ben zelf geen voorstander van Mr.’s laten gebruiken voor die dingen, maar die dingen gebeuren.”
“U bent geen voorstander en u hoeft ook geen tegenstander te zijn,” zei ik, “maar u laat wel Mr.’s bouwen specifiek voor seksuele handelingen. Soms ook gemaakt naar de beeltenis van nog levende personen.”
“Hoe bedoelt u?”
“Ik toonde een foto op mijn telefoon van de blauwdruk voor een Mr. die gebaseerd was op Delly van Delly & De Drie Vogels.”
“Dat was… een concept, wellicht? Meer niet,” zei Baekelandt korzelig, “Ik kan me deze tekeningen niet herinneren, en ik heb klantengeheim. Dat is zo bepaald door de Staten-Generaal in het Akkoord van de Plastifische Oceaan.”
“Wat is de Plastifische Oceaan?”
“U staat er middenin. De Mr.-wrakken helemaal onderaan het kerkhof worden langzamerhand vloeibaar door de druk en hun ingebouwde bio-afbreekbare componenten. Vandaar de Oceaan. De brij die ontstaat wordt weer verwerkt tot nieuw materiaal.”
“Zoals?” vroeg De Paling.
“Industrieel glijmiddel.”
“Dat verklaart waarom Heinz Spritzmanns ‘Roze ballet’ een grote klant is bij u,” zei De Paling met een knikje, terwijl hij iets aflas van zijn telefoon, “en in uw jaarrekeningen zie ik ook Van Vettenberghe VZW opduiken.”
“Hij maakt er frietvet van en is een grootafnemer,” bevestigde Stefanie Baekelandt met een frons, “maar ik zie niet hoe dit relevant is.”
Ik stelde me die vraag ook maar ging De Paling uiteraard niet afvallen in een gesprek met een potentiële verdachte.

Een uur later was de forensische dienst ter plekke en reden De Paling en ik terug naar het bureau. Ik vroeg hem waarom hij plots interesse had getoond in de banden tussen Baekelandt, Spritzmann en Van Vettenberghe.
“In de Staten-Generaal heersen wisselende coalities, en één hypothetische coalitie is wat men de Roze Coalitie noemt. Van Vettenberghe, Poenie en Baekelandt, plus de volmacht van Christa De Hete die Baekelandt heeft, stemmen bijna altijd voor progressieve wetsvoorstellen, die steeds geblokkeerd worden – werden – door beide consuls en de meeste andere leden van de Staten-Generaal. De laatste tijd zijn echter ook Verpist en Froger nu en dan mee beginnen stemmen met de Roze Coalitie.”
“Goed, maar wat heeft dat te maken met de moord op Lucas Ter Linden?”
“Het is een hypothese,” gaf De Paling schokschouderend toe, “maar als ik me afvraag waarom Verpist en Froger plots mee stemmen met de Roze Coalitie terwijl ze duidelijk hun extreemrechts gedachtengoed niet hebben afgezworen, dan is dat omdat ze er hopen wel bij te varen. De kapotte Mr. en dan een andere Mr. die zich vreemd gedraag de nacht van de moord, de industriële turbine, de plaats van de moord: alles wijst in de richting van de Roze Coalitie.”
“Maar voor progressieven is consul Ultor toch een veel logischer doelwit? Die is vele malen reactionairder dan Ter Linden ooit was.”
“Voor sommige progressieven zijn gematigden een veel groter obstakel dan reactionairen, omdat zij de meerderheid vormen die stug vasthoudt aan de status quo. Consul Ter Linden belichaamde de status quo.”
“Gesteld dat je denkwerk juist is, waarom moest Cabron San Tander dan dood en moest het lijken alsof Dickie Verpist er iets mee te maken had?”
Dat antwoord kwam veel sneller dan ik had gehoopt.