HORUM CANCRI (23:59-0:54)
MEER
I say
Put your head back, lay your hair down
Listen to the waves, put your head under the water
Put your head back, lay your hair down
Listen to the waves, put your head under the water
Ik steek
een sigaret op en laat me met opgeheven armen dieper het bad in glijden tot het
warme water mijn okselholtes bereikt.
Water,
een oersymbool voor geboorte. Vandaar het doopsel.
Water,
een oersymbool voor reddeloos verlies. Vandaar de dope.
Water,
een oersymbool voor waanzin. Vandaar dat overstroming zo’n krachtige metafoor
is voor het redeloze van de natuur of de omkering van alle orde, waar land
water wordt en structuren oplossen. Maar gebrek aan water is evenzeer een
metafoor voor de afwezigheid van leven, het starre en verdorde, de dood zelf. De zee! De zee – het ultieme symbool van
entropie en van waanzin (voor landdieren zoals wij, alleszins).
Vulkaanuitbarstingen, stormen en aardbevingen zijn apocalyptisch, maar de
overstroming is de oermoeder van de apocalypsen.
“Het is
verdomme ook nooit goed,” vloekt God.
Toch geeft
bijvoorbeeld aan het strand zitten op een duin en staren naar de zee me altijd
rust gegeven. Evenzeer vind ik het idee aantrekkelijk van in een woestijn te
zijn met niets dan duinen en hemel. In beide gevallen ben ik op de rand tussen
twee werelden, of een schadeloze vreemde dichtbij een vijandige
uitgestrektheid. De overtreffende trap daarvan is de ruimte natuurlijk. Wat een
zaligheid moet het zijn om op de rand van de menselijke belevingswereld te
staan en volledig doordrongen te zijn van je eigen ridicule kleinheid. Dat
besef kan ik niet zomaar even opwekken hier in bad, ofschoon het evenzeer waar
is hier als in een gaswolk miljarden lichtjaren ver, maar opnieuw: dat is niet
wat het lichaam per se voelt en daarom is die waarheid in een warme badkuip een
even grote abstractie als volgend jaar mijn belastingen invullen of binnen twee
jaar live op postkantoor door een gat in het loket afgezogen worden door een
kale clown.
Sommige
van mijn beste verhalen en gedichten zijn ontstaan in bad, omdat ik dan niets anders
kan doen dan ter plekke in die vreemde 1m80 geëmailleerd metaal blijven liggen
tot ik het gevoel krijg dat het genoeg geweest is en dat ik nu wel proper moet
zijn. Nadien was ik altijd m’n haar terwijl het water wegspoelt en ik alle
restjes een handje help met de douchekop, opdat ik later niet geconfronteerd
moet worden met mijn eigen lichamelijke koffiedik dat pruttig op de bodem van
het bad is achtergebleven. Zoals de zenmeester Shunryu zei: “als je iets doet,
verbrand jezelf dan volkomen en laat geen spoor achter.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten