Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zaterdag 21 januari 2023

De keizer van Populië: Misdaad (I)

De keizer van Populië, hoofdstuk 3 - Misdaad (I)


De Staten-Generaal (I)

De Staten-Generaal van Populië-Econovina bestaan al sinds de revoluties van 1848 en werden apart in Populië en Econovina opgericht. Per district van de stadstaat mag één vertegenwoordiger beslissen over nieuwe wetten en wetsvoorstellen indienen. Sommige districten verkiezen hun vertegenwoordiger, zoals Uytganck, Withaven en Welkom, terwijl de positie in andere wijken erfelijk is als in een prinsdom, zoals Groenegem of Vaderijke. De stadstaat bestaat tegenwoordig uit 11 districten (Hegegrad zelf is geen district). Dit zijn de eerste 5:
  • Blaest-op-den-Verre: industrieel district en het op één na grootste van allemaal, nominaal geleid door Christa De Hete en de thuishaven van de zuivelproducten van Molckx-Verpist, (gedeeltelijk) de robotica van de Maakbare Mens die onder andere de Mr.’s heeft bedacht, en diverse militaire fabrieken. Blaest-op-den-Verre beslaat het leeuwendeel van het zuiden en oosten van Populië-Econovina. Christa De Hete verschijnt nooit in het openbaar.
  • Denkerwaard: een klein stadsdistrict dat bijna helemaal omsloten is door Hegegrad zelf. De districtsburgemeester is altijd de rector van de Prageru Universiteit. De meeste leden van de elite van de stadstaat behaalden hier hun diploma’s hoger onderwijs. De rector vandaag is Rita Dorfs, een uitgesproken conservatieve sofiste die bekend staat om haar minzame opmerkingen, wijze glimlach en verzet tegen alle ideeën van na 1975.
  • Groenegem: een gordel aan rijke villablokken en parken die in een halve cirkel liggen tussen de verloederde wijken van Vogelarije en Sprotbeke. Vroeger vormde Groenegem het noordelijke industriële hart, met kolen-, staal- en olie-industrieën en er was een zwaar nucleair ongeval in 1979 dat de heersende Dickens-prinsen het roer deed omgooien. De wijk kreeg de naam ‘Groenegem’ nadat in de late 19de eeuw uitgebuite arbeiders in radiumfabrieken letterlijk groen oplichtten ’s nachts. De districtsburgemeester is Geurt Dickens, die niet langer de titel ‘prins’ voert.
  • Groot-Geleijcke: het meest recente district, gevormd uit een deel van het vroegere Woortzele en Klein-Geleijcke, en grenst aan Denkerwaard en het opgedoekte district Stellingwoude in het oosten. Het is een middenklasse-district waar veel woeligheid en onzekerheid heerst, en het wordt doorsneden door brede boulevards die zorgen voor botsingen in verkeer en ideeën. De positie van districtsburgemeester is vacant.
  • Klikvoorde: gevormd uit het andere deel van het oude Woortzele en kerkelijke eigendommen die terug profaan werden na de ‘Kleine Revoluties’ van 1848, 1921 en 1989. Grenst aan Groot-Geleijcke en voor de rest Hegegrad zelf, en is trots op zijn eigen tech-ondernemersklimaat, bijgenaamd Botox Valley, waar de hoofdkwartieren zitten van onder andere Twatter en OnlyFlans. De districtsburgemeester is de ‘Eerste Netizen’, de controversiële Cain Ranzigbotten.

I. De afwezige CEO


FABRIEKSTERREINEN VAN MOLCKX-VERPIST, BLAEST-OP-DEN-VERRE, 4:00PM


Richard ‘Dickie’ Molckx-Verpist stond bekend als een geniale man en een gehaaide ondernemer, en zoals vele geniale en gehaaide mannen had hij erg weinig geduld als hij het gevoel kreeg dat men zijn tijd aan het verdoen was. Dit was zo’n moment.
“De Profeet zijn aarsharen zij geprezen,” siste hij, terwijl hij achterover leunde in zijn witlederen bureaustoel en van mij naar De Paling keek, “hebben jullie echt niks beters te doen? Ter Linden is dood en nu is die loser van een San Tander ook dood, en jullie komen hier wat vragen stellen over zure melk? Denken jullie echt dat als ik of iemand van mijn fabriek San Tander dood had gewild, dat we dat zouden hebben gedaan door hem te verdrinken in mijn melk?”
“Er lagen ook kroonkurken van uw bubbelyoghurt in zijn appartement. En er zijn voetafdrukken gevonden in room die ook in uw fabrieken gemaakt wordt.”
Molckx-Verpist leunde weer voorover en legde zijn handen plat op zijn bureau. Hij had indringende blauwe ogen en een driehoekig gezicht met een klein voorhoofd, waarover strokleurig, bijna oranje haar slap naar beneden viel. Het kon ook liggen aan de vreemde, egale, ecru-kleurige belichting in zijn kantoor, dat tegelijk ruim en smal aanvoelde.
“Dat is wat men in uw vak een ‘orgie aan bewijzen’ noemt,” zei hij, “weet u hoe vaak dat voorkomt in criminele onderzoeken?”
“Nooit,” zei De Paling naast mij. Dickie sloeg met zijn handen op tafel en wees naar De Paling.
“Exact!”
Ik voelde me tegelijk betrapt en boos. Betrapt omdat ik ook wel wist dat al de zogezegde aanwijzingen in San Tanders appartement wat te gemakkelijk waren geweest en ik had willen geloven in een onhandig complot, maar ook boos omdat ik instinctief aanvoelde dat daar een weg zou leiden naar de waarheid. San Tander had iets geweten en was daarom dood.
“U staat bekend als geniaal,” zei de Paling toen karakteristiek kalm, maar onkarakteristiek spraakzaam. Verpist kon een glimlach niet onderdrukken: “Dat zegt men.”
“Een genie zou ook een ‘orgie aan bewijzen’ kunnen orkestreren precies om de verdenking van zich af te houden omdat een genie nu eenmaal slimmer te werk zou gaan en nooit zo dom zou zijn zoiets te orkestreren,” poneerde de Paling afgemeten.
Verpist leek weinig onder de indruk.
“Ja, ja, de zen-anekdote van de jonge monnik die denkt dat een berg een berg is, leert dat het geen berg is maar als zen-meester weet dat het een berg is. Hebben jullie verder nog wat te zeggen of te vragen?”
“De turbine.”
“O, juist,” zei Verpist, “ik zou het door jullie wannabe Hercule Poirot-gedrag nog vergeten.”
We hadden de CEO van Molckx’ aangetroffen toen we langs de hekkens aan het drentelen waren van de aanpalende fabrieksterreinen van La Boum, de fabriek van Christa De Hete, de districtsburgemeester van Blaest-op-den-Verre die niemand ooit te zien kreeg. De turbine was ofwel daar gemaakt, ofwel bij De Maakbare Mens. Een toegangsschrift van Satan liet op zich wachten dus hadden de Paling en ik ons aangemeld bij de robots aan de streng bewaakte toegang om het informeel te proberen, maar we hadden nul op rekest gekregen. Molckx-Verpist reed toen juist langs in zijn witte limousine en had ons opgepikt. Hij had eerst belangstellend gevraagd naar de zaak en had ons mee uitgenodigd in zijn kantoor, tot ik begonnen was over de moord op Cabron San Tander – het had me simpelweg al te toevallig geleken dat de CEO van Molckx’, dat producten uitbracht waarin San Tander was vermoord, losjes en op wandeltempo in zijn limousine langs de terreinen van La Boum werd gereden en ons daar ontmoet had.
“Hebben jullie een blauwdruk?”
“De turbine is verdwenen,” zei ik wat schaapachtig.
“Natuurlijk,” zei Verpist. Hij streek door zijn urinekleurige haar en staarde een tel naar het plafond. “Misschien heeft Poenie de papieren nog?” opperde hij toen.
“Hij kocht de turbine zelf tweedehands in een afdankverkoop hier in dit district,” wist ik, opgelucht dat ik weer wat controle kreeg over het gesprek na het gesneer van de melkmagnaat, “dat heb ik laten natrekken. Dus we weten niet of de turbine van bij La Boum of De Maakbare Mens komt. We weten wel dat het geen object was dat vaak in de afdank stond.”
Verpist keek ons om beurten aan.
“Wisten jullie dat er de nacht van de moord op Ter Linden privé-Mr.’s zijn gesignaleerd op de parking van Heinz Spritzmanns seksclub?” vroeg hij toen ernstig.
Ik haalde mijn notebloc boven.
“Ter Linden kwam meestal met een chauffeur, een uniek model Mr. in de vorm van een priester met een bril. Ik heb gehoord dat die Mr. die nacht op de parking rondwandelde, wat zeer ongebruikelijk was.”
“Wie heeft u dit verteld?” vroeg ik. Het antwoord was wellicht Wanda Froger.
“Een medewerker van Spritzmann waarmee ik aan het videobellen was.”
“Midden in de nacht?”
Verpist kneep in een witte mok die voor hem op tafel stond. Zijn handen vormden een imitatie van zijn eigen logo – twee handen die een ring trokken om de opening van een fles melk.
“Ik zou mezelf een vriend durven noemen van Chrystelle,” zei hij met een zuinige glimlach.
“Wie?” vroeg ik.
“Een pornoactrice die voor Spritzmann werkt.”
Verpist knikte.
“Ze heeft ook een OnlyFlans-account, een netwerk dat ik sponsor en waarvan ik aandeelhouder ben,” vertelde hij. Hij liet zijn mok voor wat die was en schoof ons een telefoon toe: “Check mijn belgegevens.”
De Paling nam de telefoon aan en toog snel aan het werk.
“U suggereert dat er een verband is tussen het vreemde gedrag van de Mr. en de turbine,” zei ik. Verpist monkelde en er kwam weer iets terug van zijn aloude superioriteit.
“Goed denkwerk, inspecteur.”
“De belgegevens lijken te kloppen. Mogen we uw telefoon meenemen naar het lab?”
“Nee.”
Verpist kreeg zijn telefoon terug en stond op. “Bij dezen, heren.”
Terwijl we in gedachten verzonken over het gedempte, lichtgrijze vast tapijt van de kantoren van Molckx’ terug wandelden naar de uitgang en voor de veiligheid niks tegen elkaar zeiden, gaf ik mijn ogen de kost. Achter semi-doorzichtige glazen wanden kon ik de vormen zien van geruisloos kantoorpersoneel en hoorde ik gemoffelde geluiden, niet van getik, pc’s en telefoongesprekken, maar als van een verre zee. Ik moest onwillekeurig denken aan de kunstmatige, eeuwig aangenaam warme oase die achter het hoofdbureel van Geurt Dickens lag. Ik had het gekmakende gevoel dat er mij een detail aan het ontgaan was, meerdere details zelfs. Misschien lag het aan de vaagheid van de vormen achter de wanden, of het lokaas dat eerst Froger en nu Verpist voor mij hadden uit geworpen.
Intussen was de Paling bezig op zijn tablet-pc het een en ander aan het opzoeken. Hoe die man nergens tegenaan botste, het was me een raadsel.
“Wat ben je aan het doen?”
“Sudoku’s aan het oplossen, inspecteur.”
We kwamen in het atrium van de fabriek en werden uitgeleide gedaan door een Mr. Styr, die ons nog een “yoghurtige dag” wenste. Ik grimaste en was blij toen we buiten waren. Eens we het hele terrein hadden verlaten en terug bij onze dienstwagen kwamen, toonde de Paling mij een opname van zijn tablet-pc. Die toonde onze voetstappen over het vast tapijt.
“Ziet u wat ik zie, inspecteur?”
Ik fronste en bestudeerde ondergrond. Eerst zag ik door het vast tapijt slechts witte vertakkingen en kronkelingen lopen, subtiel maar afwezig, en toen zag ik een herhaling van een bewust patroon: een witte drol.
“Het symbool van de Schijtende Vrienden,” zei ik, waarop ik de Paling aankeek.
“Slim gezien, Gianni,” gaf ik toe, “maar het bewijst niet echt iets.”
“Nee,” gaf hij op zijn beurt toe, “en dat zou Verpist ook zeggen. Maar het betekent iets dat we achtereenvolgens zijn meegegaan in de verhalen van Froger, Priem en Verpist, die alle drie banden hebben met de Schijtende Vrienden. Raad trouwens eens wie de andere twee aandeelhouders zijn van OnlyFlans, inspecteur?”
“Toch niet Froger en Priem?”
“Niet Priem. Wel Geurt Dickens.”
Ik trok een zuur gezicht en gebaarde aan de Paling om in te stappen.
“We zullen onvermijdelijk toch een bezoek moeten brengen aan De Maakbare Mens,” zuchtte ik toen, “maar geef de jongens op het bureau discreet de opdracht om een eventuele link tussen OnlyFlans en wijlen Ter Linden uit te spitten. Economische banden tot in de seksindustrie tussen mannen die normaal elkaars rivalen zijn, zijn nog geen grond om aan te nemen dat de Schijtende Vrienden samen met Geurt en Spritzmann de dood van Ter Linden hebben bedacht.”
“Er is ook nog de piste van de manchetknopen van Uytganck, inspecteur.”
“Juist,” beaamde ik, “maar we gaan eerst even zien of we een Mr. Priester kunnen vinden met een bril. Of waarom Ter Linden daar zo verknocht aan was.”
Ik vermoedde dat het weer maar eens een weinig verkwikkelijk antwoord zou hebben.

donderdag 5 januari 2023

De keizer van Populië: Brand (IV)

De keizer van Populië, hoofdstuk 2 - Brand (IV)


IV. De hitsparade


DEMONSTRATIE VAN DE VRIJE DEMOCRATEN, DISTRICT GROOT-GELEIJCKE, 2:56PM


Niet veel later zat ik in de auto met Marc Priem naast me, die zich moest bukken om niet tegen het plafond te komen met zijn kalebas-achtige hoofd. In de koffer zat een kist harige okkernoten, zonnebloempitten en een kilo potgrond. Poenie had er op gestaan die mij allemaal mee te geven “voor de goede zaak”. Als dit een rare poging was tot omkoping, was het alleszins één van de zieligste pogingen die ooit was ondernomen bij mij. Intussen zat Marc Priem uit een bloempot rauwe varkensingewanden te eten met een vork.
Ik had via mijn telefoon De Paling opgeroepen ook naar Cabron San Tander te rijden met drie agenten om het scenario waar ik nu voor vreesde te verhinderen.
“Is dat eigenlijk lekker?” vroeg ik aan Priem. Ik had Welkom al verlaten en zat op de Ringweg, niet ver van waar ik eerder vlak voor Boert Van Vettenberghes huis in panne was gevallen. Er was best veel verkeer.
“Nee,” zei Priem vlak, waarop hij ontzettend luid boerde, “maar het bevat veel proteïnen. Word je sterk van. Onze voorouders aten ook zo.”
Ik was er vrij zeker van dat onze voorouders geen rauw vlees aten maar het boven een vuur braadden, maar ik had geen zin in een discussie met Marc Priem. Hij scheurde een lap vlees met zijn tanden en kauwde luid en nadrukkelijk.
“Het is van varkens die ik zelf kweek,” zei Priem toen, waarop hij een deksel over de bloempot schoof en diep uitademde. Op het deksel stond het logo van zijn eigen boerderij-winkel, HelloFlesh.
“Er is echt veel verkeer,” mompelde ik in mezelf. We vertraagden tot in een heuse file.
“Da’s door die betoging van Theofiel Duck,” zei Marc Priem.
“Waar betoogt hij nu weer tegen?”
“Ho, inspecteurtje, Theofiel Duck is een man van het volk,” zei Priem, die me nu zijdelings begluurde met zijn schele oog, “hij zegt wat mensen denken. Niet wat de elite vindt dat we moeten denken.”
Hij boerde nog eens en zat nu stukjes rauw vlees met een tandenstoker van tussen zijn grote, gele tanden te bietsen.
“Met alle respect, maar u weet niet wat ik denk, meneer Priem, en Theofiel Duck is een leugenaar eerste klas. Zijn racisme jegens Luxemburgers is degoutant.”
“Racisme?” herhaalde Priem met ongeloof, “Theofiel spreekt gewoon de waarheid. En trouwens, er zijn ook goeie Luxemburgers. Mijn boekhouder is een Luxemburger, en Geertrui is getrouwd met een Luxemburger. Goeie vent. Beetje een sul, wel. Maar geen slechte vent.”
Priem haalde zijn telefoon boven, die er in zijn hand uitzag als een smartwatch. Het scherm had een serieuze barst.
“Kijk even,” zei Priem, die een filmpje had geladen waarin Duck op een podium iets stond te roepen. Theofiel Duck had een glanzende kaalkop en zijn ooghoeken stonden permanent naar beneden, alsof hij bang of verdrietig was, maar hij had een volle, zeer vlezige mond die er steeds nat uitzag van opwinding. Ik kon geen woord verstaan van wat Priem me toonde omdat om me heen auto’s waren beginnen toeteren. Het verkeer stond volledig stil en er klonk voorbij de auto’s gebonk en getrommel. Ik zuchtte.
Marc Priem liet zijn telefoon vallen en stapte onmiddellijk uit. Ik zuchtte opnieuw, zette de auto stil en stapte ook uit. Ik kon over de daken van de twee auto’s voor me kijken en zag voorbij het bord van het district Groot-Geleijcke een menigte met borden en spandoeken luid joelen. Ze stonden met hun rug naar ons.
“Het zijn de Vrije Democraten!” riep Marc Priem begeesterd, die in niets meer leek op de dreigende kolos vanop de Commune van Poenie maar leek op een groot kind dat Sinterklaas in de verte gezien heeft. Ik ging op de tippen van mijn tenen staan om te zien uit welke richting de Vrije Democraten van Theofiel Duck het kruispunt op zouden komen – door de commotie onder de toeschouwers te volgen, blijkbaar van rechts, uit de Debatstraat, die in vroegere tijden had geleid naar het publieke forum van Stellingwoude.
Plots werd ik aan mijn kraag naar boven gegrepen, en voor ik tijd had om te reageren, stond ik op het dak van mijn dienstwagen naast Marc Priem, die me in een zijdelingse omhelzing pakte.
“Dit is toch wat anders hé, inspecteurtje!” brulde hij naast mij, terwijl hij zijn vrije vuist in mijn schouder ramde. Ik voelde een pees kraken. Ik wilde hem zeggen dat hij terstond af het dak van mijn auto moest komen, maar toen zag ik, voorafgegaan door een marcherende band bejaarden in beige uniformen, Theofiel Duck het kruispunt op rollen, staand op een praalwagen. Hij had een megafoon in de hand.
“… het volk moet de waarheid kennen! De kogel voor Lucas Ter Linden kwam van links! De kogel komt altijd van links!”
Marc Priem liet me los en balde zijn vuisten: “Links verdient de kogel!” brulde hij bijna zo luid als een tyrannosaurus. Verschillende andere mensen die uitgestapt waren, keken naar hem op. Ook enkele omstaanders verderop, keken achterom.
“Links wil onze vrijheden vernietigen! Links staat voor massamigratie. Links zijn doetjes. De kogel komt altijd van links!” riep Duck door zijn megafoon.
“Links verdient de kogel!” herhaalde Marc Priem, zo mogelijk nog luider, als in een fascistische versie van een afro-spiritual. Zijn stemgeluid had nu ook het entourage bereikt van Duck, en iemand van Ducks veiligheidsmensen trok de aandacht van de demagoog, die na een kort over-en-weer onze richting uit keek.
“De kogel komt altijd van links!” riep hij door zijn megafoon.
“Links verdient de kogel!” riep Priem terug, intussen van enkele andere stemmen vergezeld. Theofiel likte over zijn lippen en ik voelde ondanks de tientallen meters afstand dat hij naar mij keek.
“Wel, wel,” zei hij door zijn megafoon, terwijl hij af het trapje ging van zijn praalwagen, “als dat daar niet inspecteur Haspelaer is, belast met het onderzoek naar de moord op de consul!”
Iedereen keek nu naar ons. Priem ramde opnieuw op m’n schouder.
“Komt u zich ook bij het volk voegen, inspecteur?” vroeg Theofiel door zijn megafoon, terwijl de menigte uiteenweek om hem door te laten, als een soort Rode Zee gevuld met boze boomers, skinheads en yoga-adepten die eruit zagen alsof ze roken naar patchouli en spraken met komkommers.
“Ik ben hier toevallig, meneer Duck,” zei ik. Mijn stem klonk ontstellend zwak.
“Hij is hier toevallig!” herhaalde Theofiel gemelijk door zijn megafoon.
“De inspecteur zal ons helpen,” riep Marc Priem in de menigte. Enkele mensen juichten en applaudisseerden. Dit was verschrikkelijk.
“U vecht voor de waarheid, net als ons!” scandeerde Theofiel, die nu op enkele meters van mijn auto stond, “Voor het fatsoen. Voor de herinnering aan Lucas Ter Linden!”
Nog meer gejuich.
“Ik ben aan het werk,” bracht ik uit.
Theofiel liet zijn megafoon zakken en glimlachte naar me met zijn natte vleeslippen.
“Natuurlijk,” zei hij, nog altijd luid maar gelukkig niet meer door die verduivelde megafoon. Intussen was Marc Priem van de auto gesprongen en op Theofiel toe aan het stappen.
“Mensen, laat de inspecteur door! Hij is aan het werk!” riep Theofiel in het rond, weer met de megafoon. Priem nam hem daarop in een berenknuffel.

Twee minuten later had ik op miraculeuze wijze het kruispunt verlaten en zat Priem niet langer in mijn auto. Ik zweette. Beelden van mijn ontmoeting met Duck zouden zeker viraal gaan. Wat als ik van het onderzoek werd gehaald? Ik was immers volledig apolitiek. Wat als het inderdaad waar was dat links gewelddadig was en ik nu op de hitlist stond van extreemlinkse organisaties? Maar: was de Commune van Poenie niet extreemlinks? Wat deed Marc Priem daar dan. Ik voelde dat ik te oppervlakkig aan het ademen was.
Mijn telefoon ging af. Het was De Paling.
“Gianni?”
“Inspecteur, we zijn bij Cabron San Tander.”
“Sorry dat ik te laat ben, ik werd opgehouden in Groot-Geleijcke, ik –”
“Meneer San Tander is dood,” onderbrak De Paling mij ijzig, “de eerste indicaties wijzen op moord. We zetten een veiligheidsperimeter op en nemen foto’s, maar u komt best zo snel mogelijk ter plaatse.”
“H-hoe lang al denk je dat hij dood is?”
“Recent. Zijn lijk voelde nog warm aan. Geen prettige aanblik, als ik dat mag zeggen. Is Marc Priem nog bij u?”
“Ik moest me door een demonstratie van Theofiel Duck werken, en Marc Priem is daar uitgestapt om zich er bij te voegen. Ik ben alleen.”
“Goed.”
“Theofiel zag me en deed de massa geloven dat ik aan zijn kant stond.”
“Dat probleem bespreken we straks wel.”
Ik haalde wat dieper adem. Als De Paling niet bestond, hadden ze hem moeten uitvinden.
“Weet iemand anders al dat San Tander dood is?”
“Nee, maar het zal niet lang meer duren nadat de aandacht voor Ducks demonstratie vermindert.”
“Dat begrijp ik. Heb je al een indicatie over hoe San Tander stierf?”
“Hij lijkt verdronken te zijn in zure melk.”