Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zondag 24 september 2023

De keizer van Populië: Vrede (III)

De keizer van Populië, hoofdstuk 6 - Vrede (III)


III. Coda


HET OPEN HUIS, GRIJSHAVEN, 9:24PM +111D +32D


Ik dicteer mijn tekst aan een waterdichte microfoon terwijl ik op een grote opblaaskrokodil lig in het zwembad van wat ooit Het Eigen Huis was waar de Schijtende Vrienden vergaderden met Wanda Froger.
Life is a fuck. Het leven is verre van perfect, en sommige pogingen om de kromme banen, de verkeerd aangelegde wegen of de onvruchtbare velden van dat leven te verbeteren, maken het enkel nog erger. Je kan bioboer worden om je steentje bij te dragen voor het natuurherstel, en gedwongen zijn mest te kopen van de grootste greenwasher die er rondloopt. Je kan haten hoe je door de meeste mensen als stront behandeld wordt omdat je een laagopgeleide werkloze man bent maar vreemd genoeg de schuld daarvan zoeken bij vrouwen en immigranten. Je kan je laten leiden en inspireren door een glorierijk verleden maar omkomen terwijl een slecht nagebouwde, kaduke versie ervan rondom je heen afbrandt. Je kan de mensheid een dienst willen bewijzen met robotica en ongewild de blauwdruk leveren voor het begin van een ongeziene chaos die het startsein geeft voor meer dan 25 politieke moorden.”
Ik laat losjes één hand in het water hangen.
“Het omgekeerde kan ook. Je kan een slecht persoon zijn, een soort sociale geslachtsziekte of iemand met sinistere motieven, maar toch eindigen aan de goede kant van de geschiedenis. Zoals een bepaalde pornocraat die mee het verzet hielp te organiseren tegen een tiran in de dop. Zoals twee arrogante professoren die een ultiem gehoorzaam moordwapen wilden maken maar een cyborg creëerden met hogere ethische standaarden dan henzelf. Zoals een blaaskaak-ondernemer die in zijn zelfmoord probeerde anderen mee te sleuren, maar in werkelijkheid de sleutel aanreikte tot de oplossing van de crisis die gaande was.”
Populië-Econovina was nog altijd een stadstaat met grote ongelijkheid tussen arm en rijk, een aanzienlijke graad van corruptie en een licht ontvlambare politieke klasse die het niet altijd even nauw nam met de mensenrechten en burgervrijheden. Maar er was al verbetering.
“Onder groot protest van een kleine minderheid werd 2 maanden geleden een wet aangenomen die elke beweging die de democratie en de mensenrechten probeerde te subverteren, illegaal gemaakt, ook al probeerde ze dat met legitieme en democratische middelen. In retrospect maakte dat vreemd genoeg de Roze Coalitie zelf illegaal, maar het netto resultaat is dat Verpist, Duck, Dorfs, Lievens en Froger achter tralies zitten, samen met enkele van hun naaste medewerkers. Het meest interessante was de gelijktijdige schuldbekentenis van consul-pro-tempore Baekelandt over de charade met Christa Cuts, waarvoor ook zij haar proces zal krijgen eens haar termijn er op zit.”
Over de politie voel ik weerstand om veel te zeggen. Willem Paelinck is nu de hoofdcommandant van de federale politie en wordt getipt als mogelijke minister van justitie. Satan en Doorntaert zijn oneervol ontslagen. Eveneens oneervol ontslagen is Martine Poederdrie, maar die heeft zich via familieconnecties weten te vestigen in de Verenigde Staten, waar ze nu met een uitgestreken gezicht te gast is op “conservatieve” tv-shows die zich vooral gretig zorgen lijken te maken over studenten met paars haar en activisten die de infrastructuur beschadigden van megamiljardairs.
“Een vreemde kronkel: Socarus I is nog altijd officieel de keizer van Populië. Hij is herstellende van zijn fysieke en mentale trauma’s, en onder begeleiding van een bataljon privéleraars leert hij naar verluidt echt Ramoons spreken. De veelbelaagde, bizarre en zeer idiosyncratische Socarus is een soort mascotte geworden voor de Populiërs, die in hem een onschuldige en platgeslagen versie van henzelf herkennen. Als er al een hemel is, glimlacht Vitellius vast beaat om die sublieme, ironische successen van zijn project.”
De recente verkiezingen zijn éclatant gewonnen door de Nieuwe Volkspartij van Chrystelle Cliteur. Wellicht zouden ze een coalitie moeten vormen met enkele technocraten die gesteund waren door Geurt Dickens in de Lijst Liberaal Econovina. Ik ben tevreden dat ik dat soort duivelspacten niet zou moeten sluiten. 
“Bert?” galmt een stem als van een alpenhoorn door de ruimte. Ik open mijn ogen. In het deurgat van het zwemcomplex staat Boert Van Vettenberghe, slechts gehuld in een sumo-lendendoek. Boert en Roodborstje betrekken samen met mij de voormalige villa van Wanda Froger, en de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik zijn gezelschap ondertussen op prijs ben beginnen stellen. Hij klaagt bijna nooit meer en is tijdens zijn onderduikperiode als een bezetene beginnen lezen.
“Ja?”
“Het eten is klaar!” roept hij.
Ofschoon ik nooit honger heb, moet ik toch eten. Ik recht me.
“Wat schaft de pot?”
“Bonen op Vitellius’ wijze.”

donderdag 14 september 2023

De keizer van Populië: Vrede (II)

De keizer van Populië, hoofdstuk 6 - Vrede (II)


II. De Roze Revolutie


DE BROEKENTOREN, HEGEGRAD, 11:59AM +32D


Nu voor het eerst in jaren de vensters en blinders waren geopend in het kantoor van voormalig consul Janus Ultor-Onghenae, viel op hoe stoffig het was en hoe het er stonk naar slecht onderhouden tapijt, oude alcohol en sigaren. Als Stefanie Baekelandt al onwennig was in de oude chesterfield van Onghenae, viel dat niet te merken.
“Goed te je te zien, inspecteur,” zei ze toen ik binnen werd geleid door een nieuw model Mr., een Mr. Ambtenaar. Het was me onmiddellijk opgevallen dat die Mr. Ambtenaren op mij leken.
“Wat vindt u van de Mr. Ambtenaren?” vroeg Stefanie praktisch, alsof ze mijn gedachten had geraden.
“Waarom lijken ze op mij? Niet dat ik daar per se voor of tegen ben.”
Voor het eerst sinds de moord op consul Ter Linden glimlachte Stefanie.
“U bent een voorbeeld voor hoe een staatsambtenaar zich hoort te gedragen, zelfs in weerzinwekkende omstandigheden. Gaat u toch zitten.”
Het was allemaal snel gegaan. Na een initiële, paniekerige lockdown die nog meer in de kaart leek te spelen van het zich snel consoliderende neo-fascistische regime, kwamen op verschillende plaatsen gewapende Mr.’s uit de ondergrondse zonder label terwijl ik me een weg had gevochten uit het federale politiekantoor tegen oproertroepen die nog maar net waren gerekruteerd uit de hooligans, vandalen en geweldenaars die Theofiel Duck vaak had gebruikt als privémilitie. Zo was gebleken dat die mannen die vooral hadden uitgeblonken in het intimideren van weerloze burgers, ongewapende activisten en het pesten en stalken van tegenstanders op het internet, totaal niet opgewassen waren tegen de vechtmachine die ik tegen wil en dank was geworden.
Vanuit zijn geheime ondergrondse schuilkelder hadden Boert Van Vettenberghe en Roodborstje controle genomen over het internet. Twee dagen lang hadden mensen enkel toegang tot de informatiebom van de Roze Coalitie, porno en culinaire websites. 
Een leger had Populië-Econovina nooit echt gehad, en omdat de helft van de politie werkonbekwaam was geslagen door mij of de robots van de Roze Coalitie, begonnen mensen druppelsgewijs naar buiten te komen en zich te verzamelen. De Schijtende Vrienden probeerden nog een bijeenkomst te houden in het vernielde Stellingwoude “voor de democratie” maar hoofdspreker Rita Dorfs werd bekogeld met stront en de menigte keerde zich definitief tegen hen toen Richard Molckx-Verpist het publiek laatdunkend toesprak over hun “verantwoordelijkheden” en “ondankbaarheid”. Wanda Froger was toen al gevlucht maar werd ’s avonds gearresteerd in Luxemburg. 
Ik maalde mee in de menigtes die toen op straat waren gekomen, opnieuw op het schild gehesen, deze keer door mensen van een heel ander kaliber dan de ploerten van Theofiel Duck. Die probeerde zijn kar te keren en zich bij het protest tegen het regime van Ultor aan te sluiten, maar werd door de Mr.’s weggeplukt en in een glazen kooi tentoongesteld op de ruïnes van ‘Het roze ballet’ met een groot scherm dat voortdurend al zijn likes toonde voor de meest racistische, misogyne, antidemocratische en van de pot gerukte posts op Twatter.
Er vielen zeven doden: een door Ultor inderhaast uitgestuurd moordcommando ontdekte de toegangen tot de ondergrondse en vermoordden Kenny Poephaar vooraleer Heinz Spritzmann zelf zijn jarenlange kennis van martelseks effectief kon omzetten in martial arts en de vijf leden van het doodseskader omlegde. De zevende dode was consul Ultor-Onghenae, die uit het venster sprong van de belvedère van de Broekentoren op het moment dat de menigte, met op kop Baekelandt, Spritzmann, Chrystelle Cliteur en Roodborstje door de poorten waren gebroken.
Zo goed en zo kwaad als het kon had ik me terug naar het federale politiekantoor begeven en nam ik de leiding op mij van agenten die te goeder trouw waren. Satan, Doorntaert en andere regime-vriendelijke officieren hadden al de benen genomen.
“We hebben op het randje gestaan van de afgrond, maar we staan er nog altijd niet ver van, inspecteur,” zei Stefanie, “er zijn nog altijd veel sympathisanten van de Schijtende Vrienden over, dat zien we heel goed nu het internet terug volledig hersteld is.”
“Gewezen consul Ultor heeft ons mogelijk nog de grootste dienst bewezen. Door geen staatshoofd meer te hebben, wist de NAVO niet tot wie ze zich moesten richten.”
“Juist, maar lang zal dat niet duren, en bovendien denk ik dat Geurt Dickens gelijk had.”
Het was dankzij Dickens’ onderzoek naar het kadaver van de Spetskop dat Baekelandt haar Mr.’s zo radicaal had kunnen aanpassen. Geurt was dan wel geen doelwit meer van de Roze Coalitie, een echte vriend zou het ook wel nooit worden.
“Over twee maand moeten er verkiezingen komen – echte verkiezingen,” zei Stefanie, “en ik zou graag willen dat u die in goede banen leidt.”
Stefanie Baekelandt en Chrystelle Cliteur waren allebei uitgeroepen door consules-pro-tempore. De eerste keer dat een vrouw die positie had bekleedt, laat staan twee. Chrystelle zat in het bureel ernaast en praatte met andere mensen.
“Maar ik ben een politieman. Heeft het niet veel meer zin dat ik meer onderzoek voer naar de misdaden die zijn begaan onder het vorige consulaat?”
“Dat kan inspecteur Paelinck net zo goed.”
Ik moest toegeven dat dat waar was.

Nog drie dagen later zag ik de Paling terug. We hadden afgesproken bij de ruïnes van ‘Het roze ballet’, waar het allemaal begonnen was. Intussen was Theofiel Duck uit zijn glazen bokaal gehaald na protesten van mensenrechtenorganisaties. De bokaal stond er nog, besmeurd met uitwerpselen van de binnenkant, en met resten van rotte tomaten, bananen en pompoenen aan de buitenkant.
“Toch bijna niet te geloven dat de daad van een idioot een revolutie op gang wist te brengen,” zei de Paling. We stonden onder de portiek van een dichtgetimmerd huis te schuilen voor de regen terwijl we naar de troosteloze ruïne keken. De parking waar consul Ter Linden door een fruitturbine was gedraaid, was nu ook bedekt met puin.
“Welke idioot?”
Voor één van de weinig keren in zijn leven glimlachte de Paling: “Allemaal, misschien.”
Ik dacht ook even na. Het waanzinnig onnozele plan van Cabron San Tander en Marc Priem om de Mr. Priester van Lucas ter Linden na te bouwen en de fruitturbine in te zetten. De afluisterapparatuur in de manchetknopen die Ter Linden nooit gedragen had. Verpist en Baekelandt die al 6 jaar deden alsof Christa De Hete nog leefde. Poenie die Geurt had proberen verdacht maken, en opnieuw Marc Priem die Verpist de zwarte piet had proberen toeschuiven. Wanda Frogers openlijke en walgelijke gedrag. Caïn Ranzigbotten die had geprobeerd Baekelandt de schuld te geven van zijn eigen zelfmoord. De hubris van Rita Dorfs en Lief Anneke om van mij een gehoorzame cyborg te maken. De hubris van Verpist, die dacht altijd de slimste in de kamer te zijn maar zich in de luren had laten leggen door Chrystelle.
“Ik weet het niet zo, Willem. Uiteindelijk zijn ze geslaagd in hun opzet: het regime van Ultor is gevallen en de fascisten zijn gevangen genomen.”
“Per ongeluk. Als ik er op mag wijzen, Bert, is Geurt Dickens nog altijd een vrij man, en Heinz Spritzmann eveneens.”
“Ik begrijp wat je bedoelt.”
Geurt had zich gehaast als een pijl uit een boog om lof te betuigen aan “de herstelde democratie, ey!” en Spritzmann was een soort antifa-volksheld geworden, waar beide mannen voordien nog werden verguisd als uitbuiters en toonbeelden van corruptie. Meer nog, Heinz en Geurt waren naar elkaar aan het lonken om nu samen te werken.
“Men wil een standbeeld oprichten voor Kenny Poephaar,” zei ik na een korte stilte. De Paling knikte: “Een echte jongen van het volk.”
Poephaar had zonder morren de tuinman gespeeld van Van Vettenberghe, de butler van Spritzmann en naar verluid chauffeur, chef, mecanicien en bodyguard voor vele andere leden van de Roze Coalitie, en hij had zijn trouw betaald met zijn leven.
“Het lijkt wat gestopt te zijn met regenen,” zei de Paling toen. Inderdaad.
“Laten we een wandeling maken.”
We togen op weg.
“Hoe loopt de organisatie van de verkiezingen eigenlijk?” vroeg de Paling.
“Ik doe wat ik kan. Tot hier toe lijkt het te lukken om de fameuze corruptie van Populië-Econovina tegen te gaan.”
“Ze weten wel waarom ze jou gevraagd hebben.”
Inderdaad kon ik door mijn ingebouwde wifi overal tegelijk zijn. Ik was geen censor, maar ik roeide nieuwe proto-sociale netwerken die neigden naar het fascisme meedogenloos uit en hield samen met een klein legioen Mr. Legals alle wettelijke veranderingen aan verkiezingen nauwlettend in het oog.
“Dank je. Heel de zaak heeft me ook wel iets persoonlijks doen beseffen,” zei ik.
“Ja?”
“Dat ik een echte vriend heb in jou, Willem.”
“Dat is heel graag gedaan, Bert.”

woensdag 6 september 2023

De keizer van Populië: Vrede (I)

De keizer van Populië, hoofdstuk 6 - Vrede (I)


Recente evoluties in Populië-Econovina (knipsels uit on- en offline pers)

Uit: Nord-Presse, België (+8D): “Na de verdwijning van de Spetskop is een vorm van normalisatie teruggekeerd naar Populië-Econovina. De serie- en huurmoordenaar werd verantwoordelijk gesteld voor de moordgolf onder de leidinggevenden van de stadstaat. Inspecteur Doorntaert en enig overgebleven consul wezen als opdrachtgevers de zogezegde Roze Coalitie aan, waarvan de kopstukken gevlucht zijn. De Staten-Generaal hebben de obscure districtsburgemeester Socarus voorgedragen als de nieuwe keizer, een naar eigen zeggen ceremoniële functie die al niet meer is uitgeoefend sinds de 9de eeuw.”

Uit: Der Postillon, Duitsland (+11D): “Voorzitter van de Europese Commissie Ursus Micheline heeft bezorgdheden geuit over de veranderingen in burgervrijheden in Populië-Econovina. De ‘volkskeizer’ Socarus heeft via consul Janus Ultor-Onghenae de EU verzekerd dat alle instellingen echter terug naar behoren werken, en dat er zelfs terug meer volkscontrole is over bedrijven als De Maakbare Mens en de vele bedrijfjes van wijlen Caïn Ranzigbotten, die omkwam in een auto-ongeval.”

Uit: ONN, Verenigde Staten, videoreportage (+17D): “Dit is Populië-Econovina. De avondklok geldt nog steeds, behalve voor volksmenners als Theofiel Duck, die met zijn mensen de straten afkamt, op zoek naar linkse figuren, feministen en transgenders. Die worden naar het voormalige Huis van de Man gebracht, of de geruïneerde club van het Roze Ballet, voor herintegratie in de maatschappij. […] Een sleutelfiguur daarin is dokter Anneke Lievens, bijgenaamd Lief Anneke.”

Uit: Le Gorafi, Frankrijk (+29D): “[…] geruchten dat de Roze Coalitie nog steeds bestaat, ondergronds. De officiële staatswebsite van keizer Socarus I was in elk geval gehackt en toonde weinig fraaie beelden van minister van defensie Froger verwikkeld in illegale seksuele activiteiten met kinderen, […] filosofe Martine Poederdrie die op uiterst pijnlijke wijze een debat verloor tegen een Mr. van de Maakbare Mens en […] een dronken […] tirade van consul Janus Ultor-Onghenae, waarin hij het had over het gewone volk als […] “een bende domme debielen” en de volgelingen van keizer Socarus bestempelde als “dom gepeupel dat blij mag zijn dat het geen slaven zijn, ook plebeii [sic] die denken aanspraak te mogen maken op rechten”. We houden u op de hoogte over verdere ontwikkelingen.”

Uit: De Speld, Nederland (+30D): “Schokkende nieuwe onthullingen uit Populië-Econovina doen het regime van ‘keizer’ Socarus I wankelen. Grootindustrieel Geurt Dickens heeft bijstand gevraagd van de NAVO.”


I. De splijtoptant


HOOFDKANTOOR VAN DE FEDERALE POLITIE, HEGEGRAD, 9:26AM +28D


Ik was een gefaald experiment. Weliswaar had ik de Spetskop gestopt, maar niemand wist dat. De officiële versie van de feiten was dat de Spetskop de pokdalige benen had genomen naar het buitenland, vermoedelijk he Groothertogdom Luxemburg. Satan had me van de zaak gehaald en ik was met een simpele brief gedegradeerd door hulpinspecteur. Satan – en dus Ultor – kregen van Doorntaert wat ze wilden, en het fijne eraan was dat alle verdachten intussen gevlucht waren. De namiddag van de aanval op Poenie waren Heinz Spritzmann en Stefanie Baekelandt allebei ook verdwenen. Een woedende menigte maakte ‘Het roze ballet’ met de grond gelijk, en enkel een haag Mr.’s kon voorkomen dat hetzelfde gebeurde met De Maakbare Mens. Gelukkig stond ik zelf niet onder verdenking, bijvoorbeeld dat ik Boert, Roodborstje en Kenny had geholpen.
De dagen nadien was vreemd genoeg Geurt Dickens mijn beste vriend. De pafferige industrieel had dan wel nog altijd een ruggengraat van gelei, zijn topmensen leerden enorm veel bij over de autopsie van de Spetskop, die net als ik tot een cyborg was gemaakt, maar dan in de gevangenis. De spitstechnologie – of beter spetstechnologie – was een combinatie van ongebruikte patenten van Ranzigbotten, gestolen R&D-gegevens van de Maakbare Mens en een kwak filosofie of wat daarvoor moest doorgaan uit de koker van Rita Dorfs. De algemene signatuur: Richard Molckx-Verpist. Dickens was zo vriendelijk om zijn bevindingen met mij te delen. Intussen had hij een nieuwe harem uitgebouwd, was zijn plezierpaleis hersteld en vocht hij juridisch een strijd uit met diezelfde Verpist over de nalatenschappen van Christa De Hete, Caïn Ranzigbotten en Stefanie Baekelandt. Omdat dat in het licht van de veranderingen aan de top geen supergrote zaak was, was ik hier aan toegewezen.
Ik zag elke dag de afstandelijke teleurstelling, zelfs minachting in Satans ogen, vanachter zijn hoekige brillenglazen. Hoofdinspecteur Satan had eigenlijk nooit echt geloofd in het hele cyberverhaal, en mijn “mislukking” was daarvoor het bewijs. Mijn trouwe helper, Willem Paelinck, had drie weken verlof opgenomen, dus zat ik meestal moederziel alleen aan een oud, doorrookt bureau in een vensterloze kamer.
Ik was depressief. In het begin hadden de nano-stemmen van Caïn Ranzigbotten me aangespoord om me te storten op de drank (ik was nooit een drinker geweest en dankzij de nano-injecties kon ik niet langer dronken worden), hoeren (‘keizer’ Socarus I had prostitutie illegaal laten maken) of het ondernemerschap (ik had geen startkapitaal en geen ideeën). Nu zwegen die ook. Ik zat op een berg kennis, maar wat moest ik doen? Viraal gaan op Twatter of KinkedIn? Om dan in elkaar gemept te worden door een meute onder leiding van Theofiel Duck? Ik was beginnen roken, dat wel.
Op één van mijn twee displays stond als nieuwe vaste achtergrond de hertekende districtskaart van Populië-Econovina. Klikvoorde en Groot-Geleijcke waren samengevoegd tot Klikvoorde-Geleijcke, met als districtsburgemeester Theofiel Duck, die bijna elke avond zijn razzia’s livestreamede, met de camera dicht op zijn natte, vlezige lippen die altijd naar beneden krulden in verontwaardiging of zich vooruit stuwden in zijn haattoespraken over “linkiewinkies”, “woke-elites” en zo meer. Welkom en Uytganck waren aangehecht bij Withaven, dat nu Groot-Withaven heette. Bulldozers waren al bezig de voormalige keuterboerderijen en verspreide Neo-Ramoonse huizen aan het afbreken om er vakantie-appartementen neer te poten. Sprotbeke-op-den-Heedhond was opgeslokt door Groenegem, waar Geurt Dickens de plak zwaaide. Boert en Roodborstje waren gelukkig nooit gevonden. Vaderijcke en Vogelarije waren aangehecht bij Hegegrad zelf. De rest was ongewijzigd, met het statuut van Blaest-op-den-Verre nog onzeker.
Er werd zacht op mijn al openstaande deur getikt.
“Bert?” vroeg één van de jongere agenten. Ik keek op: “Ja?”
“Deze vrouw wenst u te spreken.”
Van achter de man kwam een vrouw in een zwart mantelpakje, met een brede, slappe hoed. Ze droeg een voile.
“Komt u maar binnen,” zei ik tegen haar. Misschien iemand die stokken in de wielen kwam steken voor Geurt? De agent sloot de deur en de dame ging zitten. Ze deed haar hoed af, en ik herkende haar onmiddellijk als Chrystelle Cliteur, de voormalige zakenpartner van Heinz Spritzmann en maîtresse van Dickie Verpist.
“Mevrouw Cliteur?”
“Inspecteur,” begroette ze me met een knik. Chrystelle had een wat hartvormig gezicht en was even bleek als Heinz, maar had donker krulhaar en een arendsneus die haar een aristocratisch aanzien gaven. Haar ogen waren van een vreemd groen-bruin waar ik wellicht de Pantone-code voor zou kunnen oproepen hebben, maar geen interesse in had.
“Ik ben niet langer een inspecteur, mevrouw.”
“Dat maakt niet uit. Ik kom bekennen.”
Ze had haar handen om de oren geklemd van haar handtas, die ze op haar schoot hield.
“Bekennen? Wat precies? Ik – u weet het misschien niet, maar ik behandel niet langer het dossier van de moord op consul Ter Linden.”
“Daar ben ik me van bewust, meneer Haspelaer, maar ik kan enkel u vertrouwen.”
“Misschien is dat wel zo, maar wat u me ook gaat zeggen, mevrouw Cliteur, de kans is groot dat ik er niks mee zal kunnen doen.”
Chrystelle reageerde niet en haalde een rechthoekig, plat en wit object uit haar handtas dat er op het eerste zicht uit zag als een smartphone, maar geen scherm had. Ik wist instinctief dat dit design kwam van De Maakbare Mens. Mijn databases herkenden het niet.
“Wat is dat?” vroeg ik.
Chrystelle schoof een kleine schakelaar naar links aan de bovenkant van het apparaat en ik was onmiddellijk verlamd. Niet alleen dat, het voelde alsof mijn lichaam werd opengereten door datastromen.
“Ik ga u geen kwaad doen,” zei Chrystelle zacht, en ik geloofde haar, maar ik was in blinde paniek. Ik kon niet spreken en had geen controle over mijn lichaam.
“Stefanie zei dat u mogelijk in paniek kon raken. Het is informatie die op u afkomt en u zal gebruiken als relais. Het spijt me, want u lijkt me een aardige man.”
Haar woorden kalmeerden me een klein beetje en ik snapte nu hoe zowel Heinz Spritzmann als Richard Molckx-Verpist haar naar waarde schatten (of hadden geschat?), ondanks de platvloerse objectificatie waar Spritzmann de meeste vrouwen aan onderwierp, of Dickie Verpists tomeloze superioriteitscomplex.
Beelden en opnames van vergaderingen in ‘Het roze ballet’ met Verpist die openlijk toostte op de Roze Coalitie. Het Eigen Huis van Wanda Froger waar jonge Zuidoost-Aziatische kinderen met Wanda “speelden” in haar zwembad. Marc Priem bij de turbine die consul Ter Linden aan flarden zou draaien en opnieuw Marc Priem die Cabron San Tander een oorvijg gaf met zijn boerse, Permeke-achtige hand. Vitellius’ geheime opnames op het kantoor van Ter Linden – geheime conversaties met consul Ultor-Onghenae – Verpist die in bed aan Chrystelle met een grijns bekende dat de Schijtende Vrienden een “deal” hadden met Ultor – Ter Linden met een rood hoofd, twee mannen aftrekkend in ‘Het roze ballet’ – de nep-Mr. Priester die Ter Linden door de turbine draaide en een regen aan goor veroorzaakte – de stemmen van Rita Dorfs en Martine Poederdrie in de Broekentoren over respectievelijk “het einde van onpraktische democratie” en “cyberisatie van het geweldmonopolie” – de bouwplannen van de nanozwermen in de Spetskop en mezelf – een volledige tijdlijn van alle gebeurtenissen – de Spetskop die de raid leidde op de Villa Ramona en dan de andere huurlingen vermoordde en hun lijken in de zee liet verdwijnen, verzwaard met een BaekelandtBak – Martine Poederdrie die woedend opstapte, happend naar adem, nadat ze het moest afleggen in een simpel debat tegen een Mr. en Poederdrie geen argumenten meer had om Luxemburgers over dezelfde kam te scheren – weer de Broekentoren, met een dronken Ultor-Onghenae die het volk bestempelde als “gepeupel” en “een bende domme debielen”. Het voelde als een urenlange geseling waar ik niet kon van wegkijken.
“Het spijt me,” zei Chrystelle nogmaals, en toen was het voorbij. Alles was via mij doorgestuurd en ongefilterd terechtgekomen op alle sociale media en de officiële staatswebsite. De SD-kaart van Stefanie Baekelandt smolt sissend weg in mijn huid.
Het laatste beeld was van Verpist en Froger die sinaasappelschillen en nootjes naar Socarus gooiden, die in een kooi zat. Zijn lichaam was bedekt met slecht geheelde littekens en etterende wonden. Achter hen stond een grimmige Janus Ultor-Onghenae die gromde: “de idioot-keizer, we hadden hem beter afgemaakt als de gehandicapte die hij is.”
Ik kreeg terug de controle over mijn lichaam. In de verte ging een alarm af, toen nog een, en toen nog een. Chrystelle schoof een visitekaartje onder mijn toetsenbord en stond op.
“Kom ons opzoeken, alsjeblieft,” zei ze, en voor ik iets kon zeggen of wilde zeggen, stond ze op en trippelde ze mijn bureel uit.
10 seconden later stormde de oproerpolitie naar binnen en was het federale politiekantoor van Hegegrad in lockdown.

donderdag 24 augustus 2023

De keizer van Populië: Oorlog (IV)

De keizer van Populië, hoofdstuk 5 - Oorlog (IV)


IV. Poenie en de Spetskop


KOLCHOZE VAN DE VROLIJKE RUPS, DISTRICT WELKOM, 3:39PM +5D


Toen we op de oprit van Poenie’s boerderij kwamen, zagen we onmiddellijk dat er iets heel erg mis was. Niet alleen stonden er twee limousines tegenover elkaar, op het voorerf lagen diverse lichamen waarvan ik onmiddellijk wist dat die lijken waren.
“Oh, de politie! Geen seconde te vroeg, inspecteur, hey!” 
Geurt Dickens begroette me, omringd door vier lijfwachten. Hij had staan kijken naar de lijken, die bij nader inzicht toebehoorden aan niet alleen Poenie, maar ook Geertrui De Rechte, Lome Frans en Poenie’s honden.
“Hoe lang bent u hier al, meneer Dickens?” vroeg De Paling.
“Nog maar juist,” zei Geurt. Hij haalde zijn telefoon boven om ons zijn locatiegeschiedenis te tonen. Intussen deed ik een snelle scan van de lijken. Allemaal waren ze gedood met een precies, smal schot in het hoofd. Dit was zeker niet het werk van Geurts lijfwachten.
“Waarom was u hier?” vroeg ik aan Geurt.
“Ik kwam even babbelen met Poenie, hey. Over zaken.”
“Of over hoe zijn mensen uw landgoed hebben beklad en u probeerden te vermoorden?” vroeg ik neutraal. Geurt keek opgelucht en drukte zijn dikke vingers in zijn ogen alvorens me weer aan te kijken.
“O inspecteur. Is dat intussen bewezen?”
“Niet echt. Maar er zijn aanwijzingen. Maar u beantwoordt mijn vraag niet direct.”
Geurt zuchtte en zijn varkensmond vertrok: “Ik heb dit allemaal nooit gewild, hey. Ik wilde hier gewoon komen praten met Poenie. Ook al hadden zijn mensen mijn personeel gedood. Ik hou niet van geweld of oorlog. U weet dat. Ik hou van vooruitgang.”
“Vooruitgang als in de dood van een collega-districtsburgemeester?” vroeg De Paling.
Geurt bood zijn dikke handen aan: “Neem m’n vingerafdrukken en die van de mensen rondom me. Ik heb hier absoluut niks mee te maken.”
“Hij heeft gelijk, Willem,” zei ik tegen De Paling. De Paling zweeg en knikte. Geurt liet tevreden zijn handen zakken.
“Hebt u een vermoeden wie de Spetskop vrijgelaten heeft?” vroeg ik op de man af. De Paling was intussen versterking aan het opbellen en foto’s aan het nemen van de lijken die in de modder lagen.
“Dat is toch uw job, hey?” vroeg Geurt gemelijk.
“Als ik mijn job meer mocht doen, zat jij misschien al lang in de cel voor belastingontduiking, witwaspraktijken en milieufraude,” schampte ik terug. Geurt gaf geen krimp: “U moet dat maar bespreken met mijn advocaten.”
Hij maakte aanstalten om zijn pafferige lijf terug in één van zijn limousines te wurmen.
“Niet zo snel, meneer Dickens. U blijft voorlopig hier als getuige.”
“Al goed hey. Maar laat me toch in mijn auto gaan zitten. Ik ben in shock.”
Hij zag er eigenlijk weinig gechoqueerd uit.
Iedereen werd plots opgeschrikt door een enorme knal uit de richting van Poenie’s smoezelige boerenwoning, en toen nog één. De voordeur brak open en een man viel naar buiten in de modder gevolgd door Marc Priem die een dubbelloops-jachtgeweer vast hield. De man in de modder stond onnatuurlijk snel op, alsof hij niet vast maar vloeibaar was, en hoewel ik enkel zijn rug zag, wist ik dat dit de Spetskop was. Voor Marc Priem, die bloedde uit zijn schouder, kon herladen schoot de Spetskop Priem dood.
“Zoek dekking,” beval ik alle omstaanders, maar Geurts lijfwachten hadden al een schutskring rondom hem gevormd. De Paling was weggedoken achter één van de limousines.
Ik rende op de Spetskop af, die zich had omgedraaid: vreemd genoeg met zijn benen eerst en dan zijn torso en pas als laatste zijn gezicht, dat deed denken aan een pizza die in de regen had gestaan. En toen viel ik stil, en hij ook. Ik voelde niet alleen de digitale stem van Cain Ranzigbotten woeden, maar ook strings, codes en instructies die me vertelden dat ik de Spetskop niet mocht aanvallen – geprogrammeerd door Lief Anneke? De Spetskop voelde vast iets soortgelijks, want ik zag zijn beëtterde, bepuiste gezicht vertrekken op onnatuurlijke manieren. Toen herinnerde ik me Stefanie Baekelandt’s SD-kaart, vond ze in een zijzak van mijn politietrenchcoat en stak ik ze in m’n broek. Instinctief wist ik dat de SD-kaart anaal moest ingebracht worden.
Het duizelde voor m’n ogen.
“Inspecteur?” hoorde ik De Paling bezorgd roepen.
“Wat gebeurt er? Wat gebeurt er hey?” klonk de hoge stem van Geurt Dickens.
Voor het eerst in dagen leek het alsof de hemel zelf opklaarde. Ik hoorde de vaste, neutrale stem van Stefanie Baekelandt in mijn geestesoren, die me deed voelen alsof mijn lichaam na een lange periode van oververhitting terug op kamertemperatuur kwam, of alsof ik een maaltijd at met gezonde groenten en fruit na een frituurbezoek met Boert Van Vettenberghe, of alsof ik afstand kon nemen van mijn verlangens na een vulgaire nacht in 'Het roze ballet'.
De Spetskop sputterde: “Insjpecteur… insjpecteur. Wij horen niet te vechten.”
“Nee,” antwoordde ik. Ik merkte dat hij ook tegen zijn programmering vocht.
“Wie was je opdrachtgever, Spetskop?”
Zijn natte, vlezige mond kartelde tot een grijns die de aanblik had van een schotwonde.
“Ik heb vele meesjtersj. Missjchien Wanda? Misscjchien Sjatan? Missjchien consjul Ultor zjelf? Wie zjal het zeggen?”
Ik raakte nog steeds niet voorbij de instructies die me verboden m’n dienstwapen te gebruiken tegen de Spetskop. Maar er was wel iets anders mogelijk: ik concentreerde me en nanobots vormden uit mijn ellenpijp en spaakbeen een dolk. Ik zette een stap vooruit en stak de Spetskop door zijn keel. Hij keek met met z’n rooddoorlopen ogen verbaasd aan terwijl bloed uit zijn keel gutste en hij overvloedig kwijlde.
“Sj. Sj!”
Hij zakte in elkaar. Zijn handen en dikke onderkin trilden. Ik stak nogmaals toe en sneed zijn halsslagader open. Zijn ogen rolden weg en hij viel achterover.
“Inspecteur?” vroeg De Paling opnieuw, bezorgd. 
“De Spetskop is geneutraliseerd,” zei ik, hijgend.
Uit de verte klonken loeiende sirenes van combi’s die naderden. Ik draaide me om en keek van De Paling naar Geurt en zijn lijfwachten.
“Meneer Dickens, neem het lijk van de Spetskop mee in uw limousines.”
“Dat lijkt me tegen de wet hey,” zei Geurt wijsneuzerig. Ik toonde het bloederige blad dat uit mijn pols boven mijn hand was gegroeid.
“Ik ben hier de wet, meneer Dickens.”
Zijn lijfwachten keken naar elkaar.
“Doe wat hij vraagt, meneer Dickens,” zei De Paling rustig, “We hebben redenen om aan te nemen dat de Spetskop niet in de handen mag vallen van onze collega’s.”
Geurts varkenskop vertrok: “En wat krijg ik daar voor?”
“Genoeg,” zei ik.
De sirenes begonnen luider te klinken.
“Standaardcontractje, hey?” zei Geurt, die op zijn telefoon iets deed en de mijne pingde. Ik drukte geërgerd af: “Al goed, meneer Dickens.”
Geurt gebaarde naar zijn lijfwachten, die snel het lijk van de Spetskop recupereerden en in de andere limousine legden. De deuren van beide limousines gingen dicht en ze reden toen snel weg, de combi’s kruisend.
“Wat hebben we gedaan, Bert?” vroeg De Paling, “Wat heb jij gedaan?”
“Misschien hebben we zonet het land gered, Willem.”
De combi’s stopten in de modder – het waren er vier – en zeker 16 zwaar bewapende agenten stapten uit. In hun kielzog was Lia Doorntaert.
“Dag confrater,” begroette inspecteur Doorntaert me. Lia Doorntaert was geen grote vrouw, maar wel één met een aura van autoriteit en ouderdom. Haar haar was zwart gekleurd en ze droeg haar eigen versie van het politie-uniform, met extra épauletten en zijden handschoenen. 
“Dag confrater,” groette ik haar terug. Mijn mes was intussen teruggetrokken in mijn arm.
“Ik tel hier vier lijken. Poenie en zijn getrouwen?”
“Affirmatief. De limousines die wegreden waren van Geurt Dickens. Ze werden allemaal aangevallen door de Spetskop.”
Doorntaert gromde en wandelde voorbij De Paling en mij. Ze keek naar de lijken van Poenie, Lome Frans en Rechte Geertrui.
“Lijkt inderdaad op werk van de Spetskop,” zei ze neutraal, “Waarom liet u meneer Dickens gaan?”
“Hij vreesde voor zijn leven. De Spetskop is wellicht nog altijd in de buurt, en daarom vroeg ik om versterking.”
Ik had me naar haar gedraaid, en zij draaide zich terug van de lijken naar mij: “Ja. Daar hebt u goed aan gedaan. Waarom was u hier in de eerste plaats, als ik vragen mag?”
“Ik volgde het spoor van mijn dossier omtrent linkse samenzweringen die mogelijk achter de dood van consul Ter Linden zouden zitten. Daarom wilde ik Poenie nog eens aan de tand voelen.”
“En waarom was Geurt Dickens hier?”
“Hij verkoopt mest aan Poenie.”
Lia Doorntaert monkelde: “U doet uw reputatie eer aan, confrater. Dat is inderdaad een goed bewaard geheim waar ik recent zelf was achter gekomen. Misschien moeten we onze krachten bundelen.”
Van wie of hoe wist Doorntaert dit? Voor zo ver ik wist was enkel de Roze Coalitie daarvan op de hoogte, en hun leden zouden dit zeker niet vertellen aan Doorntaert.
“Misschien wel,” reageerde ik. Ze keek naar de lijken en dan weer terug naar mij terwijl de agenten een perimeter opzetten en zich over Poenie’s erf aan het verspreiden waren. Twee van hen hurkten ook neer bij het massieve kadaver van Marc Priem.
“Ja,” zuchtte Doorntaert, “vreemd als hij is, is die gehandicapte Socarus een interessante bron van informatie, nietwaar?”
Het klikte nu samen voor mij.
“Inderdaad, confrater.”
“En waar zou de Spetskop kunnen zijn?”

dinsdag 1 augustus 2023

De keizer van Populië: Oorlog (III)

De keizer van Populië, hoofdstuk 5 - Oorlog (III)


III. Mr. Christa De Hete


HOOFDKANTOOR VAN DE MAAKBARE MENS, HEGEGRAD, 1:48PM +5D


“Heeft u zich ooit afgevraagd wat het einddoel is van organisaties als de Schijtende Vrienden, de volgelingen van Theofiel Duck, het ‘Huis van de Man’ van wijlen Sem Hoogmeester, de adepten van professor Dorfs of de acolieten van Janus Ultor?” vroeg Stefanie Baekelandt. De Paling en ik zaten in haar bureel, dat zowel digitaal als akoestisch volledig afgesloten was van de buitenwereld. 
“Ik…” begon ik. Ik kreeg enorm veel informatie tegelijk binnen. Te veel.
“Dat weten ze eigenlijk zelf niet, volgens mij,” zei de Paling, waarop hij me even aankeek: “Met uw permissie.”
“Correct,” zei Stefanie, die haar haar in een simpele staart gebonden had en een even eenvoudig wit t-shirt droeg, “en ook niet. Hun einddoelen zijn vaag maar hebben een convergentiepunt dat we mogelijk kunnen benoemen als een soort illiberale democratie, waar openlijk vrijheid, gelijkheid en secularisme gepromoot worden, maar in de praktijk niet alleen alle bestaande socio-economische verschillen radicaal uitvergroot worden, maar mechanismen voor solidariteit, kritisch denken en aanvaarding van wat ik maar anders-heid zal noemen, afgebroken worden. Dat proces is al lang bezig, en ik moet jammer genoeg toegeven dat het me tot een jaar of zo geleden ontgaan was tot Boert, Gaius, Poenie en Heinz me er op wezen. Volgens sommigen zijn we feitelijk al op dat punt aan beland.”
“Dat… die Roze Coalitie heb ik steeds vreemd gevonden,” zei ik toen, “Zeker met de tijdelijke toevoeging van mensen als Richard Molckx-Verpist en Wanda Froger.”
“Dat laatste was onze grootste vergissing,” zei Stefanie neutraal, “en ook ik heb daar schuld aan. Ik wist vrij zeker dat Wanda haar idealen nooit zou opgeven, maar had hoop dat een intelligente man als Dickie wel zou inzien dat een bocht naar neo-fascisme maken voor dit land bijna uitsluitend negatieve gevolgen zou hebben. Ik had ook het amateurisme onderschat van mensen als Poenie, net zoals ik had onderschat hoe dat amateurisme toch kon gedijen in en leiden tot die onnozele moord op consul Ter Linden.”
De informatie die in m’n hoofd rondzwom had zich eindelijk tot een concreet geheel gevormd.
“Maar u predikte zelf tot voor erg kort een soort technocratische oplossingen voor alles, niet in het minst met uw eigen bedrijven. Technologische oplossingen voor de krapte op de arbeidsmarkt, armoede, klimaatverandering, nepnieuws en dies meer.”
“Sorry, wat heeft dat te maken met dit gesprek, inspecteur?” vroeg Stefanie, een beetje uit haar lood geslagen, maar niet voldoende om haar positie te veranderen aan haar bureau, met beide handen over elkaar gevouwen over het blad.
“Vergeef me, mevrouw Baekelandt,” zei ik moeizaam, “sinds de aanslag op de Villa Ramona ben ik niet meer dezelfde.”
Er kwamen enkele tellen stilte. Ze keek me koel aan.
“U bent geïmplanteerd met een chip waarop delen van de persoonlijkheid zitten van Cain Ranzigbotten,” constateerde Stefanie.
“Ja,” bekende ik, voor De Paling kon reageren. Stefanie glimlachte met één kant van haar dunne mond: “Dat was een scenario met een kleine waarschijnlijkheid, maar niettemin een waarschijnlijkheid. Het spijt me, inspecteur Haspelaer. Cain was ooit mijn leraar en die had me inderdaad doen geloven dat er voor elk probleem een technologische oplossing bestond. Mijn geloof daarin werd eerst op de proef gesteld toen ik hem oversteeg in technologische doorbraken, en een tweede keer toen ik door contacten met Heinz en Geurt te weten kwam in wat voor penibele financiële positie hij zat. Ik vind het erg jammer dat hij het nodig vond om zelfmoord te plegen om uit zijn labyrint te raken van schulden en verdeelde trouw.”
“En nog zieliger dat hij er u postuum de schuld van wilde geven,” zei ik. Stefanie haalde haar schouders op: “Dat is niet mijn probleem, tenzij ik in staat van beschuldiging gesteld word?”
“Nee,” zei ik, “maar het zou nog altijd kunnen. Ik heb tijd gewonnen en ben een vertragingsoperatie aan het uitvoeren om niet tot de conclusie te komen dat de moord op consul Ter Linden en districtsburgemeesters San Tander, Vitellius en Hoogmeester en het verdachte overlijden van Caïn Ranzigbotten de schuld zijn van een vaag links complot.”
“De kogel komt immers altijd van links, nietwaar,” zei Stefanie.
Theofiel Duck was weer de straat opgetrokken met zijn volgelingen, die allerlei complottheorieën uitkraamden op spandoeken en die driftig deelden via sociale media. Hoogmeesters clubje van puisterige nietsnutten mocht in de grond pathetisch geweest zijn, ook zij waren er nu van overtuigd dat een links complot bezig was de staat aan het overnemen. Janus Ultor had niets gezegd, waardoor hij impliciet alles goed leek te keuren.
“Ik heb op Twatter vandaag al 2.488 doodsbedreigingen gehad en 1.707 dreigingen met seksueel geweld, waarvan er 566 met elkaar overlappen,” zei Stefanie toen net zo toonloos als een glas kraantjeswater op kamertemperatuur, “en al ben ik niet bang voor mijn persoonlijke veiligheid, deze instabiliteit is in de eerste plaats slecht voor mijn bedrijf, en in de tweede plaats zullen Verpist of ik vroeg of laat moeten toegeven dat Christa De Hete geen natuurlijk persoon is, maar dat we al 9 jaar een volmacht delen voor haar stem in de Staten-Generaal.”
“Is ze vervangen door een Mr.?”
“Ja. Ze kwam om door te trappen op één van haar eigen landmijnen, in een stuk heide van een niemandsland tussen de terreinen van Verpist en ikzelf. We vonden haar restanten bijna tegelijk – daar werden de zaden geplant van de samenwerkingen tussen Richard en ikzelf. Maar goed, dit is wellicht minder relevant voor uw eigen onderzoek. Wat gaat u nu doen, en wat gaat u me vragen?”
“Ik wil dat de waarheid aan het licht komt en ik wil dat het geweld stopt.”
“Dat laatste kan wel eens makkelijker zijn dan het eerste,” zei Stefanie, “Eerst en vooral moet de Spetskop gestopt worden. Een spetstop, als het ware.”
Ze lachte niet. De digitale artefacten van Caïn Ranzigbotten zwegen. Die hadden geen theorie over waarom de Spetskop was bevrijd en door wie. 
“Inspecteur Lia Doorntaert leidt dat onderzoek,” zei Stefanie, “en hoewel ze een schrandere speurder is en in het verleden veel zaken tot een goed einde bracht, heeft ze te veel affiniteit met het autoritarisme van consul Ultor, die ze erg bewondert.”
“Zelfs met mijn verdiepte intelligentie begrijp ik dat niet,” bekende ik, “Consul Ultor is een vrouwenhater.”
“De meeste mannen zijn tot op zekere hoogte vrouwenhaters en de meeste vrouwen worden mee opgevoed door mannen die in mindere of meerdere mater vrouwenhaters zijn. Ik vind het niet zo raar allemaal,” zei Stefanie, “Eerder logisch, zelfs. Ik bedoel: ik ben zelf theoretisch een vrouw, maar ik maak enkel Mr.’s. Ik heb ooit geprobeerd Mrs.’s te maken, maar dat was geen succes buiten bij een doelgroep die de robots wilde gebruiken als sekspoppen of als objecten van grof geweld en vandalisme. Mr.’s zijn neutraal.”
“Behalve de Mr. Priester van consul Ter Linden,” merkte De Paling op. Stefanie nam mijn adjudant koel op: “Er zijn altijd uitzonderingen, agent Paelinck.”
“Misschien moeten we een ultieme poging wagen om Verpist te overhalen om mee te doen met ons,” opperde ik.
Meedoen?” herhaalden De Paling en Stefanie allebei tegelijk.
“We zijn nu toch complotten aan het smeden, of we dat nu werkelijk willen of niet,” zei ik. Een zin waarvan ik in mijn meer dan 15 jaar lange carrière nooit had gedacht dat ik ze ging zeggen.
“Meneer Verpist vindt zichzelf een intelligent man, en hij wil niet aan de verliezende kant staan als het zo ver komt.”
“Als het zo ver komt, inspecteur Haspelaer, en voorlopig staat de Roze Coalitie aan de verliezende kant. Wat heeft u in gedachten? De Broekentoren bestormen en een coup plegen? Met welk leger? Wanda Froger, Theofiel Duck en Rita Dorfs omleggen? Er komt zo weer een nieuwe reactionair in hun plaats. En met een kleinere Staten-Generaal krijgt consul Ultor trouwens ook meer macht, vergeet dat niet. Zoals ik al zei: eerst en vooral moet die Spetskop gestopt worden.”
Mijn nanobots konden niet op tegen deze ijzersterke logica.
“U bent één van zijn mogelijke doelwitten,” zei De Paling.
“Uiteraard. Ik heb drie Mr. Soldaten op de gang staan en nog eens negen die de perimeter rond het bedrijf constant bewaken. De meest kwetsbare districtsburgemeester momenteel is Poenie,” zei Stefanie.
“Dat ging ons volgende bezoek worden,” zei ik, “en het is tijd dat we daar heen gaan. Ik hoop te rekenen op uw discretie, mevrouw Baekelandt.”
Ze gebaarde om haar heen naar de geluiddichte en bespiedervrije muren en meubelen.
Toen we het speciale bureel verlieten pingden onze telefoons alle drie tegelijkertijd. In de steeds roerige wijken van Groot- en Klein-Geleijcke waren volop rellen uitgebroken onder leiding van Theofiel Duck. De aanleiding: iemand had de verhakkelde restanten van de Mr.-vervanger van Christa De Hete in het midden van het Sint-Piepersplein gezet. Stefanie Baekelandt toonde voor het eerst iets dat in de verte op emotie leek door een wenkbrauw op te trekken: “Dit is geen gunstige evolutie.”
Een tweede ping weerklonk – Janus Ultor-Onghenae had in respons een avondklok ingesteld. Vreemd genoeg was er geen vermelding van Theofiel Duck of een mogelijke arrestatie. Integendeel, op Twatter was hij actiever dan ooit, beelden delend van oproerkraaiers die inbeukten op de politie of vensters ingooiden van winkels van luxemerken, bewerend dat dat extreemlinkse infiltranten en Luxemburgers waren die zich in de protesten hadden gemengd.
“Ik denk dat u zich best verschanst in uw beveiligde kantoor,” zei ik. 
Stefanie knikte zuinig en overhandigde me een SD-kaart, snel en stiekem. Ze zei: “Gebruik dit. Het zal ons helpen.”

In de auto onderweg naar Poenie uitte De Paling zijn bezorgdheid: “Ik hoor u de laatste dagen af en toe zinnen zeggen en zie u dingen doen die geen deel zijn van de persoonlijkheid van Bert Haspelaer. Heeft u die aspecten onder controle?”
“Ik weet het zelf niet, Willem,” zei ik eerlijk, “het voelt heel vreemd allemaal.”
“Het is vreemd,” zei De Paling met onkarakteristieke nadruk, “Ik vroeg het enkel omdat we nu in hetzelfde schuitje zitten. We gaan in tegen Satan en tegen Ultor en de uitkomst die ze willen zien. Als dit mislukt, kijken we mogelijk aan tegen meer dan het einde van onze carrières.”
Ik wist wat hij bedoelde.
“Stefanie gaf me een SD-kaart daarnet die kan helpen bij het controleren van Ranzigbottens digitale voetafdruk en de programmering van Lief Anneke,” zei ik.
“Hoezo?”

woensdag 26 juli 2023

De keizer van Populië: Oorlog (II)

De keizer van Populië, hoofdstuk 5 - Oorlog (II)


II. Een open gedachtewisseling met Satan


HOOFDKANTOOR VAN DE FEDERALE POLITIE, HEGEGRAD, 9:32AM +5D


Met Sem Hoogmeester was nu al een vierde districtsburgemeester dood, na consul Lucas Ter Linden de droevige spits had afgebeten 5 dagen geleden. Populië-Econovina leefde in diepe angst. Ik zat artificieel fris in het bureel van Satan, die in zijn onberispelijke uniform een warme mok koffie vast hield en me indringend aankeek.
“Waarom denkt u aan de Spetskop?” vroeg Satan. Hoewel dit vierkant tegen de programmering ging die me was opgelegd, had ik gelogen over wat ik gisterenavond en -nacht had gedaan: het bezoek aan Heinz Spritzmann en vervolgens aan Hoogmeester was nergens genoteerd. De Paling had zich ziek gemeld en ook dat was geruisloos voorbij gegaan.
“Wel, eerdere gegevens over de moorden die de Spetskop pleegde toonden altijd aan dat hij snel en efficiënt te werk ging. Hij is onlangs ontsnapt – of iemand heeft hem laten ontsnappen – en buiten de moordenaars of de organisatie achter de moorden op de consul en de districtsburgemeester zie ik niemand met een duidelijk motief om Hoogmeester te vermoorden.”
“Het konden radicale feministen geweest zijn,” zei Satan, “die haten Hoogmeester.”
“Er zijn door radicale feministen de laatste 50 jaar welgeteld 0 moorden gepleegd. Met alle respect.”
“Als ik even meesurf op uw theorie: misschien huurden ze de Spetskop in.”
“Dat zou veronderstellen dat ze ook de middelen hadden om de Spetskop te bevrijden uit de gevangenis, wat niet onmogelijk is, maar erg onwaarschijnlijk. Wat zegt het onderzoek naar zijn uitbraak trouwens, als ik dat mag vragen?”
Satan monkelde: “Dat mag u zeker. Meer nog, u mag dat eisen.”
Hij legde me een dunne ringmap voor en opende die. De titelpagina las ONTSNAPPING VAN DE SPETSKOP. DOSSIER 25K19-55, RECHERCHE HEGEDRAD. Het schutblad was afgestempeld door Lia Doorntaert, een oude rot in haar vak. Zij was het die indertijd de Spetskop had gevat. Ik bladerde in stilte door de pagina’s – niet te snel, om niet openlijk duidelijk te maken dat ik wist dat ik een soort cyborg was geworden, en ook omdat ik wist dat Satan dit wellicht wist. Voor de duizendste maal bedankte ik in gedachten mijn trouwe Paling. Die man verdiende een standbeeld voor zijn burgerzin.
“Hmm,” zei ik neutraal, “Inspecteur Doorntaert denkt aan linkse groupuscules. Ze denkt ook dat, hoewel de Spetskop ontsnapte net voor de aanslag op de Villa Ramona, dat hij daar niets mee te maken heeft. Daar ben ik het mee eens. Ik heb toen meerdere stemmen en voetstappen gehoord, en één persoon kon niet direct die vuurzee veroorzaakt hebben. Bovendien weten we dat de Spetskop vroeger altijd alleen werkte. Maar dat linkse complot – ik weet het niet zo zeker, adjudant.”
Satan leunde naar voren: “Nee?”
“Ik heb meer data nodig.”
Satan knikte toegeeflijk: “Ja, dat begrijp ik. Maar u begrijpt ook dat er vanuit de hoogste politieke regionen enorme druk op mij wordt uitgeoefend en men snel resultaten wil zien. Anders gaan de politieke moorden misschien gewoon door. Geurt Dickens overweegt om met zijn bedrijven het land te verlaten.”
Geurt Dickens “overwoog” dat elke keer als er wetten werden gestemd die hem niet zinden, zoals betere milieubescherming, marginaal eerlijkere belastingen of wanneer er nog maar een staking was bij één van zijn zakenvrienden. Ook zijn voorvaderen hadden daar telkens mee gedreigd – bij het afschaffen van kinderarbeid, bij het toestaan van vakbonden, bij het vrouwenstemrecht, bij betaalde vakantie, en zo verder. Zijn voorvaderen waren telkens gebleven. Dat deed me aan iets denken. De digitale stem van Caïn Ranzigbotten giechelde bij de gedachte.
“Ik denk dat ik nog eens moet praten met districtsburgemeester Van Vettenberghe.”
“O? Waarom?” vroeg Satan, nu meer gretig dan sceptisch.
“Noem het een voorgevoel, adjudant,” zei ik zo neutraal mogelijk.
“Ik vertrouw op uw intuïtie, inspecteur,” zei Satan, “U moet doen wat moet.”

Een dik uur later zat ik met frisse tegenzin in de woonkamer van Boert Van Vettenberghe, die me grijnzend aankeek. Naast hem zat Roodborstje – van Delly & De Drie Vogels – die bij hem nog kleiner, fijner en nog meer als een cartoonfiguurtje met smalle ledematen en enorme borsten afstak dan ze er van nature al uitzag.
“U bent bij Heinz geweest, en nu bent u hier,” zei Boert genoegzaam, “Ik weet alles van uw gesprek met hem. En nu, ja, nu komt u nog eens naar de volkswijken, bij arme mensen zoals ik.”
Roodborstje kneep in Boerts schouder.
“U bent niet arm, meneer Van Vettenberghe,” zei ik droog, “en uw leven staat op het spel.”
“O ja?” reageerde de districtsburgemeester, waarna hij zijn vettige bril over zijn neusbrug schoof, “En kan pakweg een Kenny Poephaar mijn leven niet beschermen?”
Ik had inderdaad voor de derde keer in minder dan een week Kenny Poephaar gezien, die deed alsof hij onkruid wiedde in Boerts kleine voortuintje. Kenny had me beleefd toegeknikt.
“Laten we ophouden met de dwaze spelletjes,” zuchtte ik, “Ik wil het hebben over uw vader.”
“Marlon?”
“Ja. Na mislukte aanslag op Geurt Dickens, waar meneer Spritzmann van zei dat dat een spontane actie was geweest van Poenie en zijn trawanten, bleef op de muur van zijn haremcomplex “WIE IS JE VADER, GEURT?” achter. Ik ben tot de conclusie gekomen dat Marlon Van Vettenberghe zowel uw vader was als die van Geurt.”
Boert grimaste: “Als dat zo was, was ik dan nu niet veel rijker? Hoefde ik dan nu niet hier te wonen? Ik leef in armoede, inspecteur. Ik kan nauwelijks mijn huishuur betalen, hoewel ik zogezegd districtsburgemeester ben. Van alle kanten profiteert men van mijn positie, maar ik ben altijd, altijd de pineut.”
Hij richtte zich tot Roodborstje: “Zijn er nog nootjes?”
Roodborstje sprong als een veer uit de zetel zonder iets te zeggen.
“Dat is niet wat de data zeggen van de Befluis-bank.”
Boert verkleurde: “D-daar heeft u geen toegang toe!”
“Toch wel. Elke maand maakt Geurt Dickens via postbusbedrijven €4.500 over naar u.”
“Dat is voor bewezen diensten.”
“Welke diensten, dan? U zit hier meestal gewoon te eten, als u niet op bezoek bent bij de andere leden van de Roze Coalitie, waar u, en ik citeer, probeerde “een Mr. op te eten”, slagroom likte “van de tieten van een hoer”, tester was voor Richard Molckx-Verpists “doorzichtige shake” of onder uw pseudoniem Bartosz Vargha recensies schrijft van de pornofilms van Heinz Spritzmann op onlyflans.com.”
In Boerts kleine kraaloogjes zag ik voor het eerst iets van angst. Roodborstje kwam terug binnen met een schaal pindanootjes. Tot mijn verbazing wees Boert die af. Hij zuchtte en liet een boer die rook naar calamares, oud brood, look, witloof en frieten.
“Ja. Oké, ja. Geurt en ik zijn halfbroers. Wat dan nog? Mijn vader was een oude geile bok.”
“Maar de Roze Coalitie weet dat?”
“Ja,” zuchtte Boert opnieuw. Hij propte een combinatie van frieten en witloof in zijn mond.
“Het is altijd een middel geweest om druk te leggen op Geurt,” zei Roodborstje zacht en vriendelijk. Het viel me nu pas op hoe intens blauw haar ogen waren, als van de klassieke actrice Liz Taylor.
“Het kan een motivatie zijn om u uit de weg te ruimen, meneer Van Vettenberghe. Poenie is te ver gegaan tegenover Geurt Dickens en heeft Marc Priem niet meer onder controle. Wanda Froger is losse eindjes aan het oprollen: Sem Hoogmeester leidde de raid op de Villa Romana en is gisterennacht zelf vermoord door de Spetskop. Dit is een herhaling van wat Cabron San Tander overkwam nadat hij instrumentaal was in de moord op consul Ter Linden.”
Boert keek me met een verslagen gelaatsuitdrukking aan, alsof hij zelf een in elkaar gezakte kwak puree was. Roodborstje richtte het woord weer tot mij: “Wat doen we nu best, inspecteur?”
“Jullie duiken best onder.”
“Dat kunnen we,” zei Boert toen bedachtzaam. Hij deed zijn bril af en keek naar de grond: “Mijn vader, Marlon, was geen aangename man. Maar hij was handig. Hij raakte binnen bij de Dickens met zijn klusjesfirma’s, en kopieerde het design van de atoomschuilkelder van de Dickens-familie. Hij liet Dickens senior er nog voor betalen ook.”
Boert lachte grimmig. Voor het eerst leek hij op een volwassen man en niet op een jengelend kind van 300 kilo.
“En hij neukte zijn vrouw bij,” voegde Boert er aan toe, terug opkijkend naar mij, “Maar goed, wij kunnen hier dus in onze schuilkelder kruipen. Er is genoeg eten en drinken om het er twee dagen uit te houden.”
Ik trok een wenkbrauw op, maar Roodborstje knikte vlug en gebaarde naar mij dat ze het onder controle had. Wat een lieve vrouw.
“Doe dat dan snel. Zeg tegen anderen dat jullie op vakantie zijn aan de kust of zo. Verlaat alsjeblieft pas jullie schuilplaats als jullie bericht krijgen van mij of mijn adjudant Paelinck.” 

woensdag 12 juli 2023

De keizer van Populië: Oorlog (I)

De keizer van Populië, hoofdstuk 5 - Oorlog (I)


I. Uwe Incellentie


'HET HUIS VAN DE MAN', DISTRICT VADERIJCKE, 1:11AM, +4D


Het zogeheten ‘Huis van de Man’ in de wijk Vaderijcke was een voormalig art déco-herenhuis ingebed in een rij andere zulke huizen en had een chique aanblik geboden als er voor de deur niet twee dikkerds hadden gestaan in slecht bij elkaar passende paramilitaire uitrustingen (gekocht via bal.com, zag ik, de webshop die Ranzigbotten nog mee had opgericht).
Toen De Paling en ik (in burger, uit een auto die ons geleend was door de immer dienstbare Kenny Poephaar) parkeerden en op het Huis van de Man toe stapten, richtte één van de jongens zijn wapen op: “Wie gaat daar?”
“Wij willen graag spreken met meneer Hoogmeester,” zei De Paling rustig.
“Wie zijn jullie?”
Ik toonde mijn badge: “Ik ben inspecteur Bert Haspelaer van de rijkswacht.”
De meeste nabije van de twee keek me aan, ofschoon ik zijn ogen niet kon zien door zijn pilotenbril. Hij had een dubbele zwakke kin en een bruine mee-eter op zijn neus.
“Uh, ok. Zo laat nog?” vroeg hij. Zijn collega kwam er bij staan. De Paling toonde eveneens zijn badge.
De politie slaapt nooit,” zei ik ongewild. De Paling keek snel met een zijdelingse blik naar me.
“Uh. Natuurlijk, ja, uh, uiteraard,” stamelde de jongen. Hij gebaarde naar zijn collega, die de deur voor ons opende en ons voorging naar binnen. De gang was nauw, niet omdat hij zo gebouwd was, maar omdat er aan weerszijden allerlei rommel lag. Lege pizzadozen, half-uitgepakte gameconsoles, een stapel samengebonden oud papier, één verloren schoen, dekens, een geblutste megafoon en vele lege bierbakken. De lucht was er bedompt. We gingen verschillende deuren voorbij tot we aan een uitgewoonde trap kwamen.
“Meester?” riep één van de bewakers onderaan de trap beduusd. Uit de database die ergens mee met het spook van Ranzigbotten door mijn neuronen zweefde, wist ik dat de jongen met de bruine mee-eter Janus Canard heette, bijgenaamd “de Anus”, en de andere Pieter Wellevens, bijgenaamd “de Piet”, allebei werkloze jongens die hun school niet hadden afgemaakt en uit Vogelarije kwamen.
“Meester?” herhaalde de Anus nog eens.
“Ja, wat is er?” klonk een nijdige, ontzettend diepe stem terug van ver boven, “Ik ben bezig met een raid!”
“Het is de politie.”
Het was een tel stil.
“Laat ze maar naar boven komen en laat mij met rust, Anus!” riep de stem toen terug. De Paling en ik begaven ons naar boven.
“Pas op, euh, inspecteurs, de trap is nogal… nu ja, wees voorzichtig,” zei de Anus nog.
“Bedankt,” zei ik. Terwijl de jongens terug naar hun wachtpost gingen, hoorde ik de Piet nog lachen met de Anus: “wees voorzichtig, jij fucking omega. Pis nog wat harder in je broek voor de flikken. Zo ga je nooit een alfa worden.”
Ik hoorde de protesten van de Anus niet meer omdat we al voorbij de eerste verdieping waren. Op de overloop zat een meisje met twee blonde vlechten en erg veel acné een boek te lezen. Ze keek op en glimlachte kattig: “zo zo, heren van de politie.”
Mijn data identificeerde haar als Hadewijch Baert, bijgenaamd “de Matras van het Huis”. Ze was maagd. De Paling noch ik gingen in op haar groet en ze zei toen gewoon “hij zit op het derde.”
We gingen de krakende trap op en hoorden een zware stem roepen vanuit een kamer waarvan de deur open stond: “Lafaard! Mietje! Waarom ga je niet terug janken bij de andere mangina’s in Cuckingham Palace, hé?”
Toen ik de kamer – die een zolderkamer bleek – betrad, gooide Sem Hoogmeester zijn koptelefoon net door de kamer en duwde hij zijn veel te grote bureaustoel achteruit terwijl hij opstond. Op drie grote schermen stond in rode letters ‘YOU LOSE’. Een wirwar van digitale beelden toonde diverse gezichtspunten van een game. De Ranzigbotten-chip wist me te vertellen dat Hoogmeester het populaire online-spel Clash of Cunts had zitten spelen.
“Meneer Hoogmeester,” zei ik kalm. Met een ruk draaide Sem Hoogmeester zich om.
“I-inspecteur?” reageerde hij verbaasd. Zijn stem klonk nog altijd enorm diep, en ik zag dat dat kwam door een bakje dat hij aan zijn mond had bevestigd en met aparte draden, als de oren van een bril, over zijn oren liep. Hij trok ook dat weg en keek schaapachtig. Sem Hoogmeester was een opvallend kleine man, kaal, en met een wat baviaan-achtig gezicht en grote bruine ogen. 
“We komen u enkele vragen stellen,” zei ik. Hoogmeester had zijn houding hervonden, draaide zijn bureaustoel en ging er in zitten, naar ons opkijkend. Hij hield zijn vingertoppen tegen elkaar en grimaste. Uit de weggegooide koptelefoon in de hoek van de zolderkamer kwamen nog diverse kreten die klonken als beledigingen.
“Spreek.” Ik voelde De Paling heel licht zuchten bij het machismo van Hoogmeester.
“Waar was u 4 avonden geleden, omstreeks 20 uur?” vroeg ik.
“Het Huis van de Man werd toen aangevallen door een horde feminazi’s die erop uit waren om mij om het leven te brengen,” zei Hoogmeester, “dat weet u best.”
“Inspecteur Andrea Vermant tekende nochtans op in haar rapport dat die ‘aanval’ geënsceneerd was door uzelf en Theofiel Duck. Dat is zwart op wit bewezen. Bovendien vond dit plaats tegen middernacht, niet om 20 uur,” zei ik.
“Bullshit,” grinnikte Hoogmeester, waarna hij naar een helder-oranje plastic beker met grote oren greep op zijn smoezelige bureau, en een slok nam als was het een verkwikkende sterkedrank, “u heren weet toch ook dat wijfjes elkaar in bescherming nemen. De aanval van de feminazi’s was rond 20 uur al op gang gekomen.”
Vreemd genoeg voelde ik me alsof ik hier akkoord mee zou moeten gaan. Ik wilde praten, maar ik kon niet. De Paling wierp een zijdelingse blik op me en nam toen zelf het woord: “Meneer Hoogmeester, wij hebben geen interesse in uw complottheorieën. Wij willen de waarheid.”
“Ik denk dat ik liever eerst praat met mijn advocaat,” zei Hoogmeester superieur. Iets in mij klikte nu tegen, en voor ik er erg in had, had ik mijn arm uitgestrekt en Hoogmeester uit zijn stoel opgetild, met mijn hand rond zijn keel. De Paling keek verbaasd op.
“De waarheid, jij klein stuk stront, en nu,” barstte een stem uit mijn mond die niet de mijne was. Hoogmeester spartelde en probeerde vruchteloos mijn hand weg te halen, schoppend met zijn korte benen.
“Po-litie… m-mag dit niet doen,” kraste hij. Alsof mijn arm volledig autonoom was geworden, gooide ik Hoogmeester als een ledenpop tegen zijn schermen aan. Twee ervan vielen op de grond en knetterden sissend van barstend glas en uitdovende elektronica.
“Inspecteur,” zei De Paling zacht tegen me. Ik schudde met m’n hoofd en kwam terug tot mezelf: “Ik… laat maar.”
Kuchend krabbelde Hoogmeester overeind.
“Ik heb diplomatieke immuniteit,” zei hij bang, “ik ben districtsburgemeester!”
“Districtsburgemeesters hebben geen diplomatieke immuniteit,” zei ik nu, terug kalmer, “en u bedoelt parlementaire immuniteit, wat u ook niet hebt. Alles wat ik weet, is dat als u niet meewerkt, dat alles vele malen erger kan worden voor u dan als u nu praat. U leidde de raid op de Villa Ramona. Als u ons zegt wie de opdrachtgever was en spijtoptant wordt, dan kan u wellicht districtsburgemeester blijven en blijven heersen over het Huis van de Man.”
Sem Hoogmeester keek van mij naar De Paling en wreef nog eens over zijn schriele hals, die rode vlekken vertoonde: “Maar ik – wel, fuck. Wanda Froger is uiteindelijk toch een dik pedofiel wijf dat niemand wil neuken. De Schijtende Vrienden zochten toenadering tot het Huis van de Man. Wanda wilde ons opnemen in haar coalitie als we die losers van de Villa Ramona gingen pesten.”
Hoogmeester stak zijn kleine kin vooruit: “Die Villa zat vol mensen die toch niemand ging missen. Geschiedenisjeanetten, trannies, gehandicapten en andere losers.”
“Dus Wanda Froger gaf de opdracht?” vroeg ik.
“Ga ik getuigenbescherming krijgen als ik dat allemaal vertel?”
“We zullen doen wat we kunnen. Wist u waarom u die opdracht kreeg?”
Hoogmeester haalde zijn schouders op: “Maakt het uit? Vitellius en zijn circusfreaks waren verwijfde marginalen.”
Plots klonk er een droge plof en dwarrelde een explosie van stof naar beneden, samen met stukken hout en dakpan. Het krakemikkige bureau waar de schermen van Hoogmeester op hadden gestaan, braken doormidden. Een figuur in een nauw aansluitend pak daalde neer, en voor ik iets kon doen, zelf met mijn versterkte reflexen, knalde die met een klein pistool met geluiddemper een precies rond gaatje in Sem Hoogmeesters kleine hoofd. Hij verdween terug in de wolk stof en rook via een kabel, zo snel als hij gekomen was, maar ik had zijn pokdalige, natte gezicht gezien: de Spetskop.
De Paling hoestte en trok aan mijn mouw: “We moeten weg. Nu!”