Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 27 oktober 2016

Ananke (VIII)

De hel van Eden (Sol 4)

Toen Sia terug in de tent was, viel haar oog onmiddellijk op één van de verklikdisplays die ze samen met Hwang geïnstalleerd had. Eén van de exoscooters van de hangar achterin de basis was weg, en dat klopte niet.
Hwang?
Wat is er? kwam het antwoord vrijwel onmiddellijk terug.
Eén van hun exoscooters is weg. Ze hadden vandaag geen exomissies.
Nathalie en Ignacio zijn nog steeds bij mij.
Sia zette de verbinding op laagband en activeerde haar linkeroogdisplay. Gelukkig moest ze alleen opnieuw haar helm vastklikken, terwijl ze zocht naar haar wapen.
“Godverdomme,” mompelde ze tegen zichzelf.

Sia rende het complex binnen. Toen ze de keuken in marcheerde, na drie lege kamers gevonden te hebben, trof ze een verraste Ma-Jing Rui aan.
“Wat is er?” vroeg hij. Hij zat te lezen.
“Wie heeft één van jullie exoscooters genomen?”
Hij stond onmiddellijk op.
“Nathalie en Ignacio zijn bij je collega. Iemand heeft er één genomen zonder toestemming.”
Sia draaide zich net op tijd om om niet omver gelopen te worden door het massieve lichaam van Dan Loeber. Hij had zijn tuinoverall nog aan.
“Er is een exoscooter weg,” zei hij. Zijn anders bedaarde Texaanse gezicht stond wild.
“Ik weet het,” zei Sia.
Ze baande zich een weg langs Dan en rende onvast, door die vervelende g-kracht van Ananke, naar de leefvertrekken. De deur stond open. Giada zat in een zetel voor een onaangeroerd schaakbord. Dieprood licht gaf de kamer een zonderlinge sfeer.
“Wie heeft een exoscooter genomen?” vroeg Sia, wijdbeens in het deurgat.
“Geen idee,” zei Giada, maar ze had net zo goed “Ik kwam je bezig houden om er voor te zorgen dat je niks zou merken” kunnen zeggen.
De groep rond Giada heeft de scooter genomen.
Hwangs antwoord kwam van dichtbij.
We zijn al terug onderweg naar de basis. Nathalie en Ignacio weten nog niks.
Sia richtte haar wapen op Giada.
“Ik arresteer je voor obstructie van een onderzoek van de Verenigde Naties,” zei ze.
Giada stond op.
“Sla me dan maar in de boeien,” zei de Italiaanse met de onverzettelijkheid van een martelares. Intussen waren ook Ma-Jing en Dan de kamer binnengekomen.
Er kwam van buiten een lichtflits. Sia’s greep om haar wapen verstevigde zich.
Het was Catherine. Ze heeft de A2 opgeblazen.

Sia moest tegen elk instinct vechten in haar lichaam om geen kogel door Giada’s lichaam te jagen. Als een mantra herhaalde ze in haar hoofd flarden van haar training terwijl de Italiaanse haar uitdagend bleef aankijken. De flits van de A2 die opgeblazen was, brandde nog na op Sia’s netvlies, en daarmee ook de enige mogelijkheid dat ze hier ooit zou wegraken.
Intussen was Hwang de kamer binnengekomen. Hij hield Nathalie en Ignacio onder schot en had onderweg Ilona opgepikt, waardoor iedereen in de woonkamer aanwezig was.
“Allemaal naar één kant,” zei Hwang rustig tot de kolonisten. Sia zette enkele passen terug tot ze naast Hwang stond en ze keken elkaar aan. Ze kon zien dat hij precies hetzelfde dacht als haar. Hij draaide zich terug naar de kolonisten, bij wie een heel spectrum aan gevoelens te zien was. Nathalie was sfinxachtig als altijd, Dan zag er geschokt uit, Ignacio had een mengeling van vrees en trots, en de rest zat daar ergens tussenin.
“Krachtens de autoriteit die in ons is geïnvesteerd als speciale agenten van de Verenigde Naties, staat iedereen van de kolonie Ananke A op de wereld Ananke onder arrest,” zei Hwang tot de kolonisten, “De zelfmoordaanval van Catherine Crowley op het tweede interstellaire bemande schip van de mensheid en de dood van onze piloot, Gustav Jensen, is een bijzonder zwaar vergrijp.”
Sia voelde haar hand in een kramp staan om de greep van haar wapen.
“Maar het verandert niets aan de feiten,” zei Giada, die haar medestanders om haar heen verzameld had, “De mensheid zal geen kennis maken met het Vesch.”
“Ik denk niet dat ik jou toestemming heb gegeven om te spreken,” zei Hwang voor Sia iets kon zeggen. Giada glimlachte maar zweeg.
“Giada, kom hier,” zei Sia. Ze maakte zich los van de groep. Voor er iemand anders iets kon zeggen of doen, sloeg Sia Giada neer met een klap van haar wapen. Haar kaakbeen kraakte en ze zakte onmiddellijk in elkaar op de grond.
“Als we ons niet meer gaan houden aan gelijk welke regel – wat jullie goed recht is om te proberen – dan zullen de gevolgen er ook naar zijn,” zei Sia, die over Giada’s lichaam stapte en langs de andere kolonisten heen liep. De angst had het nu gewonnen van de verdeeldheid. Het bloedrode licht in de kamer was bijna indigo geworden.
Wat nu?
Sia reageerde niet op Hwangs mentale stem.
“Werkt de algemene zender nog zodat we contact kunnen opnemen met Aarde?”
Het bleef stil.
“Antwoord!”
“Hij is permanent beschadigd geraakt,” zei Ignacio toen.
Sia trok een gezicht.
“Hoe lang duurt het om een nieuwe te maken?”
“Daarvoor hebben we niet het juiste materiaal,” zei Nathalie Pohl. De informele leidster van de kolonie was nu zelf uit de groep naar voren gestapt. Ze keek beurtelings van Sia naar Hwang.
“Ik zou jullie met respect willen vragen om niet verder mijn mensen te verwonden,” zei ze, “Ik besef de ernst van de situatie, maar geweld brengt ons nergens.”
“Ga jij dat uitleggen aan Gustav?” vroeg Hwang.
“Nathalie, het is nu niet het moment om te onderhandelen. Dat is noch je positie, noch je plaats. Je hebt gefaald als leider,” zei Sia, die haar woede gradueel voelde wegebben en in de plaats daarvan een misselijkmakende wanhoop in haar voelde opwellen, “Ga terug bij de anderen staan.”
Nathalie sloot haar ogen even.
“Wacht,” zei ze, “Laat me even, alsjeblieft.”
Terwijl Hwang de rest van de groep onder schot hield, kwam Sia vlak voor Nathalie staan.
“Maak het kort. Wat wil je?”
“Ik was niet op de hoogte van de plannen van Giada en Catherine,” zei Nathalie, die haar ogen weer geopend had en Sia vol aankeek, “En ik neem het falen van Ananke A volledig op mij. Wat zij gedaan hebben, valt niet goed te praten. Maar maak daar de anderen niet het slachtoffer van, alsjeblieft.”
In weerwil van zichzelf, alsof het een zeeziekte was, voelde Sia medelijden.
“Er zal verder niemand gewond raken als iedereen zich gedraagt.”
Wat nu? vroeg Hwang opnieuw. Ze draaide zich om en keek hem aan.
We nemen dat vervloekte Vesch in beslag en wachten vier jaar tot ze ons komen halen.
Hwang knikte.
“Nathalie,” zei Hwang, “kom mee met mij.”
Gedwee volgde de psychologe Hwang naar buiten.
“Gaan jullie het Vesch in beslag nemen?” vroeg Ma-Jing. De Chinees keek alsof hij hard probeerde mee te denken met de agenten. Sia knikte kort en ging in een stoel zitten, nog steeds met haar wapen in de aanslag.
“Het Vesch in de grot is niet het echte ding,” zei Ignacio toen duister.
“Hoezo?”
Ook bij de anderen ontstond consternatie. Ignacio haalde een kleine kubus uit zijn zak. Sia stond op uit haar stoel. Het indigo licht in de kamer leek intenser te worden.
“Geef dat hier.”
Ignacio schudde zijn hoofd. Een windstoot gierde door de basis.
“Dat zal niet gaan. Ik heb het zonet geactiveerd.”
Sia opende haar mond om iets te zeggen, maar haar adem stokte. De kamer verkleurde nog een tint donkerder. Het lawaai van de kolonisten werd één aangehouden muzieknoot, en ze verwerden tot zwarte pilaren, met in het midden Ignacio.
Het dakvenster brak open en de muren zakten in de grond. Een stofwolk waarin elk partikel apart zichtbaar was in een miljoenvoudige reflectie, onttrok de werkelijkheid aan het zicht. Sia ging door haar knieën net als Giada daarnet, en voelde, terwijl haar ogen naar boven rolden, hoe ze begon aan een oneindig diepe val – en er was een deel van haar dat dat niet eens zo erg vond.

Alles om Sia heen proefde naar regen. Ze zat neer tegen een boom, en nam gradueel haar omgeving in zich op. Ze bevond zich in een wild grasveld zoals ze er gezien had in Wales, met heuvels die tot in de oneindigheid leken verder te rollen, hier en daar enkele bomen, veel bloemen, en het geruis van de wind door takken. In de verte waren er zelfs dierengeluiden te horen.
“Sia?”
Sia stond op en draaide zich om. Aan de andere kant van de boom zat Hwang. Hij keek naar haar op. Het was nu pas dat ze ook besefte, door hem te zien, dat ze allebei naakt waren.
“Iemand heeft het Vesch geactiveerd, is het niet?” vroeg Hwang. Hij zag er niet langer ongeschoren en gespannen uit, en leek meer alsof hij er net een verkwikkende slaap had opzitten. Sia zei niets en keek verder over de horizon.
“Godverdomme,” zei Hwang, en hij liet zijn hoofd zakken, “De rotzakken.”
Sia zette een paar passen verder, van onder de schaduw van de boom. Er was geen wolk aan de hemel. Haar implantaten en oogdisplays waren verdwenen.
“Zouden de anderen hier ook zijn?” vroeg Hwang zich luidop af.
Sia sloeg een vorm gade in de verte, onder een andere boom. Ze ging op haar hurken zitten.
“Het is een leeuw,” mompelde ze, meer tegen zichzelf dan tegen Hwang, “verdomme.”
Hwang was nu zelf opgestaan.
“Wat zie je?” vroeg hij. Sia wees de vormen aan onder de boom verderop.
“Een leeuw,” herhaalde hij, “Hij is niet alleen.”
Naast de leeuw zat een schaap. Het gevoel van duizelingwekkende wanhoop dat ze zoëven gevoeld had, was weer helemaal terug.
“Weet je wat dit betekent?” vroeg Sia, opkijkend naar Hwang.
“Wat?” vroeg hij zwak.
“Het Vesch, wat het ook is, wil ons doen geloven, of heeft ons geplaatst, in de Tuin van Eden.”
Hij lachte eerst, maar zweeg abrupt.
“Het kan erger, maar...”
Hij maakte ook zijn zin niet af. Sia stond op. De leeuw en het lam lagen nog steeds broederlijk naast elkaar. De warmte zorgde ervoor dat het gras een goudachtige gloed afgaf, en de wind koelde haar gezicht af. Ze sloot haar ogen en strekte haar armen uit.
“We raken hier nooit meer uit, Hwang,” zei ze, “Ignacio heeft een technologische singulariteit geactiveerd. Elke mens op Ananke is er in meegezogen.”
Hwang keek om zich heen.
“Een volgende expeditie zal...”
Maar ook die zin maakte hij niet af. Sia raapte een steen op.
“Hwang, ik heb geen zin om hier Adam en Eva te spelen,” zei ze. Hij vloekte in het Koreaans.
“Wat stel je dan voor?”
Ze toonde hem de steen.
“Ofwel vinden we zelf uit wat de dood hier voorstelt, ofwel maak ik het je makkelijker.”
Verschillende emoties worstelden zich een weg naar zijn gezicht.
“Ho daar. We kunnen... dit is toch niet... De anderen kunnen hier ook zijn.”
Sia had sterk het gevoel dat dat niet het geval was en Hwang klonk eveneens niet overtuigd van zijn eigen woorden.
“Het is dat, of er komt een punt waarop –”
Hij stapte naar achter.
“Laat me gaan,” zei hij. Sia telde inwendig tot drie en mikte de steen naar Hwangs gezicht. Hij ging neer. Ze sprong bovenop hem, raapte de steen op en bleef op hem in kloppen tot ze zeker wist dat hij dood was. Bevend, met tranen en zweet die langs haar bloederige lichaam naar beneden rolden, stond ze toen op.

Tegen dat de volgende ochtend aangebroken was, hing Sia Pierce uitgerokken, met een rood gezicht en een bleek lichaam, aan een tak zacht te schommelen op het ritme van een zuiderwind.

Ananke (VII)

Uit de hand (Sol 4)

Hwang en Sia hadden nu elk met alle kolonisten op één na gesproken. Daarnet was ze langs geweest bij Giada en toen bij Ilona. Hwang zat momenteel bij Catherine en Sia ondervroeg Ignacio, de Braziliaanse fysicus. Ze zaten op zijn kamer, een duister oord dat slechts opgelicht werd door drie displays die permanent berekeningen toonden. Ignacio Da Silva was samen met Giada Catanzano het jongste lid van de kolonisten en had de laagste rang. Niet dat dat veel betekende in de context van Ananke, want zelfs de laagst gerangschikte kolonist beschikte over een indrukwekkende waslijst aan diploma’s en verwezenlijkingen in de ruimtevaart.
Zoals Hwang voorspeld had, zat Ignacio’s hand vastgelijmd om een dampende mok koffie.
“Weet je dat we hier onze eigen koffiebonen verbouwen?” vroeg Ignacio toen hij zag dat Sia keek naar zijn mok. Hij had gemoedelijke muziek opgezet.
“Dat wist ik. Ik heb vernomen dat jij het merendeel van de koffieconsumptie voor je rekening neemt,” zei Sia. Ignacio lachte kort.
“Dat is juist. Ik ben dan ook de lokale koffieboer.”
“Goed. Licht je positie eens toe, Ignacio.”
“Zoals je weet ben ik voorstander van het Vesch hier te houden en te activeren zonder dat de rest van de mensheid het weet.”
“Geloof je ook dat de VN wist dat het Vesch bestond?”
“Dat weet ik niet. Het zou kunnen. Hebben ze er iets over gezegd tegen jullie?”
“Ik stel hier de vragen, Ignacio.”
“Vast niet, dan,” concludeerde hij, “dus als de VN het al wist, dan weet bijna niemand het. Dat is niet zo erg. Maar het is wel een interessante denkpiste. Wat als de VN gehoopt had dat we het zouden activeren? Op basis van onze psychologische profielen moeten ze geweten hebben hoe we zouden reageren op bewijs van buitenaards intelligent leven.”
“Dat valt niet echt te voorspellen,” zei Sia, die zich de cursussen over Drake, Fermi, Kardaschev en Singh herinnerde, “Je weet net als ik dat het een buitencontextueel probleem is.”
Ignacio trok zijn wenkbrauwen op en nam een slok koffie.
“En toch,” zei hij.
“En toch wat?”
“Als de reactie van zeven kolonisten onvoorspelbaar is, hoe zou Aarde reageren?”
“Dat is niet aan jou om over te beslissen of om iets over te anticiperen. De procedures –”
“De procedures zijn duidelijk,” zei Ignacio, “Ik weet het. Ik herhaal enkel mijn standpunt, dat je vast ook al gehoord hebt van Catherine en van Giada.”
Giada was daar bijzonder strijdbaar over geweest. Ignacio leek eerder gelaten.
“Ja en je bewijst jezelf er geen dienst mee door je weerspannig te blijven opstellen.”
“De missie veranderde van inhoud toen Dan terugtrad als leider.”
“Om erger te voorkomen,” zei Sia.
Ignacio haalde zijn schouders op en nam nog een slok koffie.
“Als je het zo wil bekijken.”
“Terug naar mijn eerdere vraag. Waarom wil je het Vesch hier houden?”
De Braziliaan glimlachte mysterieus.
“Je collega heeft ook al zitten spitten om het uit mij te krijgen.”
“Ik spit niet, ik stel een vraag.”
“De meeste collega’s hier denken dat ik dingen over het Vesch weet die zij niet weten, buiten Giada. Die weet alles. Maar in werkelijkheid weet ik niet zoveel meer dan zij. Ik ken de nanokervingen en de patronen van de koolstoftubes beter dan de rest en ik denk dat ik ook een iets scherper idee heb over wat zo’n singulariteit kan doen met ons, maar dat is het dan ook. Nee, wat ze niet weten gaat over mezelf.”
Hij liet een beladen stilte hangen. Sia keek hem slechts aan. Hij nam op z’n gemak nog een slok koffie en hoestte.
“Het is binnenkort allemaal voorbij, niet?” zei hij toen, “Het was van meet af aan vruchteloos om jullie aan onze kant te krijgen. Giada is een prachtvrouw, maar zo idealistisch.”
Ze had Sia met passie proberen te overtuigen waarom het Vesch hier moest blijven. De mensheid was er niet klaar voor, het zou misbruikt worden, het was beter om het Vesch te gebruiken voor een select aantal mensen die er – wie weet! – iets nuttigs mee zouden kunnen doen. Het had niet gebaat. Giada was weerspannig geworden en Sia had Hwang een verklikker laten hangen rond Nathalie in het geval Giada in een wanhoopspoging zou proberen om de codes te ontfutselen en het Vesch zes kliks verderop te activeren.
“Sommige mensen geloven van zichzelf dat ze diep vanbinnen de geest hebben van een dier, wist je dat?” vroeg Ignacio.
Sia knikte.
“Voor sommige mensen is het deel van hun identiteit. Al heel m’n leven wil ik zo ver mogelijk weg van waar ik vandaan kom in de hoop om iets terug te kunnen vinden van wat ik voel. Weg van Aarde, weg van de mensheid. Maar altijd is die onbeantwoorde echo blijven bestaan en in elke nieuwe omstandigheid, hoe buitenissig ook, ben ik nog altijd vastgeklonken aan een al bij al vrij beperkt mensbeeld.”
“Wat voor dier geloof je te zijn?”
Hij glimlachte.
“Doet het ertoe of het een specht is of een havik? Het is niet alsof je me meer zou geloven.”
“Ik vind het op z’n minst opmerkelijk dat een astro-ingenieur zoiets gelooft.”
“In iets geloven is opmerkelijk,” gaf hij toe, “maar het is ook deel van wat we zijn. Dan gelooft ook heilig zijn zijn menselijke plicht om kennis te delen en Nathalie gelooft in haar neutraliteit. Of dat allemaal waarheid is of niet, doet er niet eens toe. Het feit is dat het Vesch mij, meer dan de rest, misschien totaal zou kunnen bevrijden. Geloof me maar dat ik bij mijn onderzoek vaak gedacht heb om Nathalie, die er altijd bij aanwezig is ter controle, dood te slaan en het ding zelf te activeren.”
“Waarom heb je dat nooit gedaan?”
“Kennelijk omdat ik toch mijn ethiek laat zegevieren boven mijn verlangen. Of omdat ik er te laf voor was.”

“Ik kan niets voor je doen, Giada,” zei Sia. De drie zonnen van Ananke hingen laag aan de karteling van de bergen, verderop, wat de namiddag een zeldzaam rode gloed gaf. Giada Catanzano’s mooie, maar diep liggende, donkere ogen leken zich nog verder in haar gezicht terug te trekken.
“Dus het wordt een arrestatie,” zei ze. Ze stak haar kaak licht vooruit.
Beide vrouwen stonden in de ingang van de tent van Sia en Hwang. Sia had haar buitenpak aan, Giada zelf had alleen een voorbindmasker aan en voor de rest een werkoverall. De atmosfeer van Ananke was natuurlijk volkomen adembaar voor mensen, maar veiligheidsvoorschriften stonden er toch op dat de kolonisten buitenpakken droegen. Het ergerde Sia dat Giada ook dat met de voeten trad.
Hwang was samen met Nathalie en Ignacio nogmaals naar het Vesch gegaan, maar dat was meer om tijd te rekken dan wat anders. Tegen de avond verwachtten beide agenten tot een definitieve conclusie gekomen te zijn, maar ze dachten er sterk over om Gustav met de A2 weg te sturen en dat risico te nemen.
“We kiezen er zelf wel voor wanneer we wat aankondigen.”
“Het lag al vast vanaf het moment dat jullie hier aankwamen. Als jullie je politionele taken uitvoeren, betekent dat dat de operatie hier opgedoekt wordt en dat het Vesch mee terug gaat naar Aarde,” zei Giada, “Alleen als jullie ook van jullie regels afwijken, kunnen we voorkomen dat de mensheid ten onder gaat.”
Sia zuchtte.
“Je hebt gezegd wat je dacht tijdens je ondervraging. Tenzij je daar nog iets aan wil toevoegen, is er niks dat ik kan doen, en je moet het ook niet proberen. Meer nog, als je blijft aandringen, kan ik je arresteren omdat je de loop van het onderzoek verhindert.”
Giada lachte achter haar mondmasker. Het was geen vrolijke lach.
“Misschien vind ik dat wel de moeite waard. Snap je het niet?”
De Italiaanse schudde haar hoofd. Ze keek achterom, naar de basis met haar koepels en beschermende stoflaag, en fixeerde toen weer Sia met haar panterblik.
“Als het Vesch er al in slaagt een kolonie van amper negen mensen te destabiliseren, wat verwacht je dan dat het gaat doen met Aarde? Dit is geen uitvinding die we zelf gemaakt hebben. Het is geen wiel, geen stoommachine of geen Alcubierre-aandrijving. Het is het einde van alles waar we zeker van waren. Het Vesch moet op Ananke blijven en nergens anders.”
Sia vouwde haar armen over haar borst.
“Ben je werkelijk zo arrogant te denken dat andere wetenschappers er niet mee zouden kunnen omgaan? Of dat er plots woeste menigtes op straat gaan komen?”
“Ik ben oud genoeg om me te herinneren dat de eerste Alcubierre-aandrijving een aantal levens gekost heeft in de straten van Washington en Karachi,” schampte Giada.
“Fundamentalisten vinden altijd wel een reden uit om ergens boos over te zijn.”
In weerwil van zichzelf was Sia nu ook beginnen argumenteren, en het ergerde haar dat Giada daar genoegen aan leek te beleven. Ze konden hier geen dag langer blijven, of ze waren onvermijdelijk deel van de politiek.
“Dat wil niet zeggen dat we daarom een lading versie olie over dat vuur moeten gieten. Dan nog: is Aarde beter af met de wetenschap dat het Vesch bestaat?”
Sia sloeg met haar gehandschoende hand op de deurpost van de tentsluis.
“Giada, ik blijf het niet herhalen. Dat soort kwesties lossen wij niet op. Dit valt buiten mijn bevoegdheden, en zeker ook buiten die van jou.”
“Ja? Het Ding is niet eens van menselijke oorsprong. Welke wetten regelen dat allemaal?”
“Daar zijn regels voor in het Handvest, en dat weet je zelf ook.”
Giada snoof. Haar ogen flikkerden.
“Het Handvest, prachtig ding, geschreven door bureaucraten die nooit verder dan de Maan geweest zijn. Wij zijn het begin van een nieuwe tak van de mensheid zelf. Het Handvest was al verouderd toen het uitkwam, en had helemaal geen idee dat we ooit iets als het Vesch zouden vinden. De geest en de letter van die wet zijn richtlijnen, geen ijzeren wetten.”
Sia hervond haar kalmte.
“Je hebt ongelijk. Ga terug naar de basis.”
Giada zette een stap achteruit en knikte traag.
Sia bleef staan met gevouwen armen tot Giada terug het wooncomplex binnen was. Een warme bries deed stof dwarrelen over de rotsen.

Verder naar deel VIII.

Ananke (VI)

Pandora (Sol 3)

Ma Jing Rui was het oudste lid van de expeditie naar Ananke. De Chinese terraformatie-expert had er bijna een heel leven in de ruimte op zitten, eerst een decennium op de Maan, dan een decennium Mars en nadien enkele onderbroken verblijven op de Joviaanse manen en een verkennende expeditie naar Ceres en het Pluto-Charon-stelsel. Hij had kort grijs haar en vele lijnen onder zijn ogen. Zijn glimlach was als van kwikzilver. Hij stond te boek als een stugge werker die nooit een blad voor de mond nam. Dat deed hij ook nu niet, terwijl hij met Sia langs een dal wandelde waar hij zijn kassen met mineraalplantjes had opgesteld. Zijn kassen liepen honderden meters door voorbij de basis.
“Bent u een lezer, majoor Pierce?” vroeg hij.
“Literatuur boeit me niet zo. Waarom vraag je dat?”
“Politiemensen zijn over het algemeen geen lezers,” zei hij, “maar ik heb er veel aan. Boeken zijn een gezelschap dat zelden gaat vervelen. Heeft u ooit gehoord over De afgezant?”
“Nee.”
“Het is een kortverhaal dat zich afspeelt op een ruimtestation in een baan rond Aarde tijdens de periode van de Grote Problemen. Iedereen op Aarde is dood na een globale thermonucleaire oorlog en de zeven astronauten in het station zijn de laatste mensen. De gezagvoerder beweert dat hij contact heeft gemaakt met een buitenaardse intelligentie en heeft zich opgesloten in zijn cabine. De rest van de bemanning weet niet of hij gek geworden is of dat het waar is wat hij zegt.”
De stem van Ma Jing klonk monotoon in Sia’s oorplaatjes van haar helm.
“Ter zake, Ma Jing,” gebood ze hem. Hij leek te gnuiven.
“Dit is ter zake, majoor Pierce,” zei hij, “Het punt is dat de andere zes moeten omgaan met fundamentele onzekerheid. Net zoals wij met het Vesch.”
“Hoe loopt het verhaal af?”
“Onbeslist. Hun gezagvoerder blijkt al twee weken van boord verdwenen. Niemand weet of hij door een sluis gegaan is of dat zijn buitenaardse vrienden hem zijn komen halen.”
Sia liet haar ogen langs de eindeloze rijen kassen glijden, het mogelijke begin van een nieuw bioom dat vreemd was aan de oorspronkelijke biosfeer van Ananke. Lachesis stond hoog aan de hemel maar haar licht was zacht. Clotho ging onder. Atropos was nergens te zien.
“Wij hebben hier ook elk een keuze gemaakt met die fundamentele onzekerheid,” vertelde Ma Jing verder, “De meesten op basis van hun moreel kompas. Ikzelf op basis van kans.”
“Dus je gelooft niet echt dat het Vesch moet bekend gemaakt worden aan de mensheid?”
Zelfs door zijn ruimtepak was zichtbaar dat hij zijn schouders ophaalde terwijl hij even bleef stil staan en één van zijn kassen inspecteerde.
“Nee. Het is niet dat mijn keuze er niet toe doet, maar ze is op even veel gestoeld als de tegengestelde keuze.”
“Waarom heb je dan niet gekozen om de doorslag te geven en over te lopen naar het andere kamp?”
“Een willekeurige keuze betekent niet dat ik zomaar van keuze ga veranderen. Het leven zelf werkt ook niet zo. Kijk naar deze mineraalplantjes. Binnen drie eeuwen zijn die misschien een heel andere richting uit gegroeid of hebben ze voedingsstoffen onttrokken van de bodem van Ananke die we nu nog niet kunnen voorspellen, zoals we ook niet hadden kunnen weten dat we wormen gingen hyper-evolueren die zich voedden met regoliet op de Maan. Die keuzes waren allemaal willekeurige oorzaak-en-gevolg-kettingen, maar onomkeerbaar.”
“Jij bent geen plant of geen worm, Ma Jing. Je maakt keuzes. Een plant niet.”
“O, vrije wil. Dat, ja.”
Hij gnuifde opnieuw en ze wandelden verder. De basis was een blokkendoosje geworden in de verte, in hun ruggen. Sia besloot het over een andere boeg te gooien.
“Waarom zijn jij, Dan en Ilona nooit in opstand gekomen tegen de anderen? Ilona heeft militaire training. De anderen overmeesteren zou niet zo moeilijk geweest zijn.”
“En het begin van de eerste extrasolaire kolonie drenken in bloed? Omwille van wat? Een artefact waarvan we niet eens echt zeker zijn wat het doet?”
“Wat als de anderen jou bedreigd hadden?”
“Wat als?”
Ma Jing leek geamuseerd door die vraag.
“Ik maak geen grap, Ma Jing,” zei Sia streng.
“O, ik weet het. Ondanks alles hebben we hier enkel elkaar. Kolonisten worden door de Verenigde Naties niet uitgekozen voor hun moordlust of hun onvermogen tot samenwerken.”
Niet dat hen dat in verleden al tegenhield, dacht Sia.
“Jullie hoopten gewoon dat de VN het voor jullie zou komen oplossen. Is het dat?”
“Natuurlijk,” zei Ma Jing.

Hwang en Sia hadden beslist dat ze morgen een definitef besluit zouden vormen. De kolonisten zaten muurvast in hun eigen versies van het verhaal, met als centrale, starre as Nathalie Pohl.
“Zij is eigenlijk het grootste obstakel. Initieel vond ik dat het goed was dat er iemand op Ananke een middenpositie kon innemen, maar zonder haar was het zo geen uitzichtloze patstelling geworden. Dan wist ofwel iedereen op Aarde wat het Vesch was en hadden andere wetenschappers er zich over kunnen buigen, misschien ver weg van ons zonnestelsel, ofwel was de hele kolonie samen met het Vesch in rook opgegaan,” analyseerde Hwang tijdens het avondeten.
“Dat is niet gezegd. Niemand weet of er al singulariteiten in het Vesch aanwezig zijn,” zei Sia.
Hwang nam een hap eten. Ze zaten in kleermakerszit tegenover elkaar. Buiten was het rustig.
“Ignacio denkt van niet,” zei Hwang. Ignacio Dos Santos was de onderzoeker die het meeste wist over het Vesch. Hwang had hem al gesproken maar Sia nog niet.
“Ik zie Ignacio straks nog voor de koffie,” zei ze.
“Dos Santos drinkt koffie alsof hij er een infuus van nodig heeft,” grimaste Hwang, “En er is iets raars aan die vent. Raarder dan bij andere ruimtekolonisten.”
“Hoezo?”
Sia at zelf een hap.
“Hij verbergt iets maar ik weet niet wat het is.”
“Heeft het belang voor onze missie, volgens jou?”
“Mogelijk,” zei Hwang weifelend, “misschien krijg jij het uit hem. Dan was ook een stuk ontspannener bij jou dan bij mij.”
“Ik zou niet gokken op mijn charmes, Hwang,” zei Sia koud.
“Dat bedoelde ik niet. Je hebt de leeftijd van Dans dochter. Ik heb daarentegen wel mijn fabelachtige charme moeten inzetten tegen Nathalie.”
“Heb je er iets mee bereikt?” vroeg Sia met het begin van een glimlach aan één kant van haar mond. Hwang lachte al kauwend.
“Nee. Ik denk dat ze aseksueel is.”
“Omdat ze niet voor je charmes valt?”
“Omdat elementen in het dossier er op wijzen.”
Sia haalde met een kort mentaal commando Pohls dossier voor haar linker oogdisplay en zocht naar gegevens over vorige relaties. Er stond niets over in.
“Verder weet ik dat Ma Jing en Catherine een korte relatie gehad hebben,” zei Hwang.
Sia sloot het bestand af.
“Die indruk kreeg ik ook al door de manier waarop ze over elkaar spraken. Als we overgaan tot een arrestatie, houden we hen best gescheiden.”
“Je weet nooit dat hun oude liefde oplaait.”
Hwang leunde achterover en rekte zich uit. Hij zette zijn bord op de tentvloer.
“We moeten sowieso op onze hoede zijn,” zei Sia, terwijl ze langs Hwang heen naar een onbestemd punt keek, “het tegenkamp weet dat de kans veel groter is dat zij het pleit zullen verliezen.”
“Er staan verklikkers om de tent heen en Gustav monitort hun communicatie,” zei Hwang gemoedelijk.
Gustav. Op drie dagen tijd was de Zweedse piloot een erwt geworden in Sia’s hoofd, iemand die ze al in jaren niet meer gezien leek te hebben.
Sia maakte de displaywand van de tent doorzichtig. Het licht was dat van wat op Aarde een namiddag zou zijn. De basis lag erbij als een tombe van één of andere mysterieuze farao. Meer dan vier lichtjaar verwijderd van gelijk welke andere dode farao.
Hwang had zijn ogen gesloten en deed zittend een dutje. Sia bleef kijken naar de hemel terwijl ze haar laatste happen eten naar binnen werkte. Vreemde werelden waren altijd vreemder dan de meest gedurfde dromer ze zich had voorgesteld en Ananke was niet anders. De eerste robotverkenners hadden de mensheid een beeld gegeven van Ananke als een mix tussen Mars, Titan en Aarde, een wereld die onmiddellijk vertrouwd overkwam met zijn rotsige landschapen, ondiepe meren en vulkanen. Het was niet de bizarre onderzee-wereld van Europa, niet de kaalheid van de Maan noch de desolate levenloosheid van zo vele andere werelden in het zonnestelsel. De mensheid kon zich voorstellen dat Ananke ooit een tweede thuis kon worden. Mars was prompt een pover substituut geworden. En toen verdwenen de kolonisten van de radar. En toen was het Vesch gekomen.
De kolonisten hadden erover gespeculeerd dat de inscriptie zei dat de Melkweg bezaaid lag met dergelijke objecten, achtergelaten als geschenken door een kosmische Kerstman. Wie weet was er ook één op Aarde aanwezig maar was het nog niet ontdekt of verzwolgen door massa’s aarde en rots. De groep onder leiding van Giada vermoedde dat de VN eigenlijk al wist dat het Vesch bestond – waarom zouden ze anders de basis zo dicht bij de vindplaats hebben willen inplanten? De groep rond Dan had dat ontkend. Als de VN het al had geweten, waarom hadden ze het niet op voorhand gezegd? Sia geloofde ook niet dat de VN op de hoogte was. Dergelijke cruciale informatie aan haar onthouden zou oliedom geweest zijn. Maar zou het de eerste keer zijn dat leiders onbegrijpelijk domme beslissingen maakten?
Ze keek nu naar Hwang, die tevreden dutte. Zijn drinkmok stond naast hem. Voor het eerst las Sia het opschrift: “Het is op elke wereld wel iets.”

Verder naar deel VII.

Ananke (V)

Serre (Sol 2)

"Ik moet inderdaad toegeven dat het licht hier de zaken verandert," zei Sia, terwijl ze naar boven keek door het berasterde dak van de serre, en enkele passen vooruit zette, in de moestuin, "Op andere werelden is er meer een gevoel van tijdloosheid en onwerkelijkheid."
"Ben je al op zo veel werelden geweest, dan?" vroeg Dan Loeber, terwijl hij zorgvuldig, met één korte knijpbeweging per keer, een dosis kunstvoeding over een rij planten sproeide.
"De Maan, Mars, Ganymedes, Enceladus, Titan," antwoordde Sia, "en ook in een baan gezeten rond Triton. Ik had ooit een trip gepland naar Ceres, maar die is er nooit van gekomen."
"Hmm," zei Dan, waarbij zijn wenkbrauwen de hoogte in gingen. Hij bleef echter vol aandacht kijken naar zijn planten.
Sia stond achter hem.
"Dan, ik ga hier even eerlijk met je zijn," zei ze toen, "We gaan deze zaak niet op één-twee-drie kunnen oplossen."
"Dat had ik ook niet gedacht," zei de Amerikaan bedaard. Hij had een koperachtige bariton die niet paste bij zijn anders hangende gezicht, alsof hij liever had gewerkt op een ranch ergens in Texas.
"Je weet dat ik deel van van het kamp dat het Vesch wil bekendmaken aan de rest van de mensheid," zei hij, terwijl hij naar zijn volgende kas plantjes ging, "maar onze argumenten heb je vast al gehoord."
"Eerlijk gezegd interesseren me die niet. Het behoort niet tot onze opdracht aan politiek te gaan doen. Wat belangrijker is, is dat we hier een aantal ernstige vergrijpen vastgesteld hebben."
"Zoals het bewust achterhouden van informatie en ontdekkingen," zei Dan.
"Dat is er één van. Bovendien dreigt het tegenkamp met het activeren van het Vesch."
"Openlijk?" vroeg Dan. Hij draaide zich nu om naar Sia. Hij had iets vaderlijks, geruststellends. Daarbij vergeleken was de huidige leider, Nathalie Pohl, een kille, gladde sfinx.
"Natuurlijk niet, zo dom zijn je collega's niet," zei Sia. De malse laag vruchtbare grond maakte een bevredigend geluid onder haar laarzen, anders dan het harde stof van buiten.
"Het is geen zwart-witverhaal," zei Dan, die zijn handschoenen uit deed en zijn vingers kraakte, "we eten hier nog altijd samen en zolang we het onderwerp vermijden, kunnen we best onze dagtaken uitvoeren."
"Niet zo best, lijkt me. Jullie hebben nog niet de helft van de voorziene taken afgewerkt."
Dan trok opnieuw z'n wenkbrauwen op.
"Tja. Dat is nog het minste. Nu, het zit zo dat jullie komst een opkikker is voor ons. Als jullie het Vesch in beslag kunnen nemen, dan hebben de anderen automatisch verloren."
"Hoe ver zouden ze bereid zijn te gaan om dat te voorkomen?"
"Moeilijk te zeggen. Alleen Nathalie heeft de toegangscode tot de tunnel. Daar konden we het tenminste eens over worden."
Sia dacht aan de beelden die Hwang haar deze namiddag had doorgestuurd. Het fameuze Vesch bleek erg klein te zijn, hagelwit en vierkant. Close-ups toonden de eerste lagen van inscripties in koolstoftubes.
"Maar," zei Dan, die nu z'n bril herschikte, "jullie kunnen haar dwingen. Het is deel van jullie bevoegdheden."
Sia snoof de bedwelmende plantengeur op en voelde haar humeur zakken. Het was onvoorstelbaar dat de ontdekking van de eeuw - een definitief bewijs van intelligent leven buiten de mensheid - gepaard moest gaan met verdeeldheid.
"Dat doen we alleen als we echt niet anders kunnen. Het is niet de bedoeling dat hier doden vallen. Waarom ben jij niet harder op de rem gaan staan, Dan? Jij bent officieel nog altijd de missieleider."
“Leiderschap betekent weinig als je maar met zeven bent. Nathalie kon leiderschap claimen door haar neutraliteit. Ilona en Ma Jing staan al sinds het begin aan mijn kant, maar op het moment dat de eerste crisis uitbrak, was de dreiging dat Giada, Ignacio of Catherine het Vesch op eigen houtje gingen activeren, reëel. Nathalie knutselde zelf de toegangscode op de deur in elkaar en veranderde de vergrendelingssystemen. Op dat moment hielp ze onze zaak eigenlijk.”
"Zou je zelf willen opgaan in de singulariteit?" vroeg Sia toen.
Dan schampte.
"Nee. Ik zie niet in wat er beter aan zou zijn dan wat we hier doen. Mensen zijn feilbaar. Ook in ideale of zelfverzonnen omstandigheden. Bovendien weten we niet precies wat er nog schuilgaat in zo'n singulariteit. Het roept veel vragen op. Is het leven daar eeuwig? Zouden we ons na een tijd niet doodvervelen? Zijn we ook daar alleen? Niets zegt dat het Vesch na activatie niet ergens anders opduikt, want we weten niet hoe het hier gekomen is."
Sia wilde hem tegenhouden om verder te filosoferen, maar dacht in de plaats daarvan na over wat hij zei.
"Maar je wil wel dat de mensheid weet dat het bestaat."
"Ook als het risico is dat het de mensheid ontwricht en verdeelt, net zoals het Ananke verdeeld heeft," bevestigde Dan plechtig.
Sia keek opnieuw door het glas naar de pasteloranje hemel van Ananke en verlangde plots intens naar huis.

Het was warm in de kamer van Catherine Crowley. De agricultuurexperte zat ontspannen op haar bed. Haar kamer was een toonbeeld van wanorde, wat Sia stoorde. Het paste bij Catherines springerige haar en haar algemeen passieve houding, alsof ze op geen enkel moment besefte dat ze deel uitmaakte van een historische missie. Het dossier had haar omschreven als een “meegaande introvert” en een kei in het bewaren van kalmte.
“Gaan jullie ons arresteren?” vroeg ze, op een toon die deed uitschijnen dat ze dat niet echt geloofde.
“Dat behoort tot de mogelijkheden. We kunnen jullie allemaal terug meenemen naar Aarde.”
“En wat gebeurt er daarna? Als het bestaan van het Vesch bekend gemaakt wordt, zal er complete chaos uitbreken.”
“Dat is niet aan ons om te beslissen.”
“Ik weet wat jullie mandaat wel en niet inhoudt, Sia,” zei Catherine kalm. Sia hield er niet van dat ze direct met haar voornaam aangesproken werd en beet op haar kaken.
“Er staat niets in het Handvest over het recupereren en gebruiken van technologie die van niet-menselijke oorsprong is. We zouden volstrekt in ons recht zijn om het Vesch te activeren.”
“Maar niet om dat niet te laten weten aan Aarde.”
Catherine haalde haar schouders op en keek op naar Sia, die overeind stond tegen een bureaublad.
“Jullie zouden het vroeg of laat te weten komen wat hier gebeurd is.”
Het gesprek duurde al bijna een halfuur en Catherine had nog geen blijk gegeven van enige emotie. Het dossier had niets vermeld over anti-autoritaire trekken bij Catherine, maar isolatie kon vreemde veranderingen teweeg brengen bij een persoon. Zoals bij mij, dacht Sia onwillekeurig. Ze was nog maar twee dagen op Ananke en ze voelde al dat ze haar irritatie onder controle moest houden. Dit probleem oversteeg haar politionele mandaat ruimschoots maar ze had geen enkele superieur in de buurt om aan te rapporteren en elke ingreep zou ze uitgebreid moeten rechtvaardigen tegenover de Verenigde Naties.
“Dat helpt ons niets vooruit,” zei Sia toen, “Jullie missie was om te starten met het bewoonbaar maken van de planeet Ananke. Jullie vallen nog altijd onder onze jurisdictie en onder onze wetten. Als een kolonie beslist van zichzelf af te scheiden van de mensheid door eigengereid dingen te gaan doen zoals niet-menselijke technologie te activeren, dan plaatst ze zichzelf buiten de wet. Zonder wetten kan de mensheid niet vooruit komen. Dat is geen precedent dat je wil scheppen.”
“Ja?” vroeg Catherine, nog steeds rustig, “Ik weet het niet hoor, Sia. Kolonisatie houdt zich zelden aan strikte wetgevingen. De mensheid is vooral vooruit geraakt door initiatief en improvisatie, niet door een reeks wetten te volgen die opgesteld zijn met weinig vooruitziendheid. Of denk je dat de eerste landbouwers op Aarde niet te maken kregen met tegenstanders die vonden dat gewoontes moesten gerespecteerd worden?”
“We zijn al een fors eind geëvolueerd voorbij discussies of zaaien boze geesten zou oproepen.”
Catherine glimlachte maar zei niets.

Hwang en Sia tuurden samen over de horizon, met in hun rug de basis, naar Lachesis die Clotho kruiste. Ze hadden al enige tijd niks gezegd. De reden dat ze naar buiten waren gekomen, was opnieuw om in alle privacy te kunnen praten.
"Het Vesch is nu al een vergiftigd geschenk," zei Hwang, "ze zijn er echt door bezeten, allemaal."
Ze zaten elk op een rotsblok, naast elkaar.
"Wat stel je dan voor? Ze allemaal arresteren en naar huis sturen?"
Hwang pakte een steentje op en keilde het weg over de rotsrichels. De lucht voelde zwaar en warm aan. Er was weer kans op een magmastorm vannacht.
"Onmogelijk. De sleutel ligt bij Nathalie."
"Maar Gustav heeft intussen alle data."
"Die hij nog niet kan sturen, en dat weet je," zei Hwang.
"We kunnen hem het commando geven te vertrekken. Tegen dat ze merken dat hij weg is, kan zelfs het activeren van de singulariteit hem niet meer inhalen," redeneerde Sia.
"Dat betekent dat we hier eeuwig vast zouden zitten met die kolonisten hier," zei Hwang met een misprijzende hoofdknik naar achteren, richting basis. Sia keek hem aan, maar het was bijna onmogelijk om zijn gezicht te zien door het vizier van zijn helm.
"Beter dat dan geweld."
"Misschien. Maar een beetje geweld af en toe hoort erbij."
Sia plantte haar hoofd tussen haar handen.
"Ik ben daar niet zo zeker van."

Verder naar deel VI.

Ananke (IV)

Glenlivich (Sol 2)

Als een zwerm agressieve bijen werd de gedachte aan springen almaar onontkombaarder. Zelfs de wolken kwamen niet tot hier. Sia duizelde, was dronken van het verlangen om te vallen en de roes te voelen van de wind die haar adem zou afsnijden. Ze sprong.
Ze werd wakker in een hels lawaai.
“Godverdomme.”
Het was tot haar eigen verbazing niet zijzelf die het zei, maar Hwang, die in de tent overeind zat en licht gemaakt had aan de sluispoort. Zijn ogen waren gericht op de wanden, die vervaarlijk beefden en trilden.
“Magmastorm,” verklaarde hij voor Sia. Ze wist dat ze er uit moest zien als een halve wilde, met haar zwarte haar hopeloos in de war over haar voorhoofd en ogen. Ze gaf zichzelf twee tellen om haar gedachten te ordenen.
“De tent houdt het wel,” zei Hwang, “maar ik had niet gedacht dat het zo extreem zou zijn.”
Een knal, die klonk als een ontsnapping van gas uit een zeegrot, klonk vlakbij.
Op Sia’s linkeroogdisplay stond dat het in lokale tijd bijna ochtend was. Het was vijf uur standaardtijd.
“Wel, toch drie uur geslapen. Niet zo slecht,” zei ze.
“Je hebt geluk,” grimaste hij, “ik heb geen oog dichtgedaan. Het was een prestatie dat je niet eerder bent wakker geworden.”
Hij wreef over zijn kin. Een nieuw gerommel trok over het dak van de tent.
“Dodelijk voor elke nederzetting in open lucht,” zei hij, “Ananke is dan wel een noodzaak voor de mensheid, maar geen echt prettige.”
“Liever dit dan Titan,” vond Sia, “je voelt je er alsof je rondzwemt in soep.”
Hwang lachte vermoeid.
“IJskoude soep,” voegde hij er aan toe.
Op Sia’s rechteroogdisplay waren als vanzelf haar nota’s gekomen van gisterenavond. Ze hadden er niet veel meer over gesproken nadat ze terug de basis uit waren begeleid door Catherine Crowley, ook al omdat ze dacht dat ze afgeluisterd werden. Op dat vlak was de tent veiliger, zeker nu het stormde.
“Wat denk jij?” vroeg ze aan Hwang. Hij wist waar ze op doelde.
“Een erg gespannen groep. Als het waar is, wat ze zeggen, begrijp ik ook waarom.”
“Ik vind het alleen raar dat ze in die twee jaar nog geen beslissing genomen hebben over wat ze met dat apparaat gaan doen – als het al echt werkt.”
“Wat zou je zelf doen?” vroeg Hwang.
“Hm.”
Zijn mondhoeken trokken naar beneden terwijl hij nadacht. Door de lichtinval zag hij er weer uit als een misdadiger.
“Een technologische singulariteit... Eeuwig leven... Virtueel alles kunnen doen wat je wil. Dat vooruitzicht is niet mis. Zeker als je hier met zeven mensen praktisch gezien voor altijd gaat zitten. Ik heb, omdat ik toch niet kon slapen, hun notities en dossiers doorgenomen. Het zou me op dit punt verwonderen als ze liegen.”
“Goed, wat kan je me erover vertellen?” vroeg Sia. Ze rolde uit haar slaapzak en kleedde zich aan.
“Volgens hun onderzoekingen komt het apparaat van een beschaving bij een ster uit de Scutum-Crux-arm van de Melkweg en beschouwen ze het zelf als een geschenk. Het ding is gemaakt om miljarden jaren mee te gaan en kan zelfs nova’s doorstaan. Het lost in één klap alle energie-, gezondheids- en geldproblemen op. Alles wat erin wordt getrokken, kan desgewenst zijn eigen universum creëren.”
Hij zweeg even.
“Er zijn ook pagina’s speculaties. Bijvoorbeeld wat als we eigenlijk zelf al in zo’n singulariteit leven maar het niet weten. Of hoe dit een antwoord biedt waarom we nooit Kardasjev II-beschavingen ontdekt hebben, de oplossing van de Paradox van Fermi, en zo verder.”
“Uh huh.”
Een nieuw, diep geluid raasde langs de wanden van de tent.
“Het wordt interessant wanneer de nota’s melding beginnen maken van meningsverschillen binnen de groep. Als ik het goed versta, zijn er nu twee kampen.”
“Eén kamp wil het ding openbaar maken, het andere kamp niet?”
“Precies,” zei Hwang, “Eén persoon heeft haar mening altijd voor zichzelf gehouden.”
“Nathalie Pohl.”
“Ja. Daarom leidt zij nu de missie in alles behalve naam. Het kamp dat pleit voor openbaarheid bestaat uit Dan, Ilona, en Ma Jing.”
De Chinees Ma Jing en de Russische Ilona Gradenko hadden tijdens de eerste kennismaking niets gezegd. Nu was ook de relatieve stilte van Dan Loeber duidelijker.
“Tegen zijn Ignacio, Giada en Catherine. Volgens mijn analyse hebben de laatsten mentaal het overwicht binnen de groep, maar is de numerieke weerstand van de anderen hoog genoeg om de status quo in stand te houden. Beide groepen geloven dat onze komst de zaken zal doen veranderen, maar ze weten ook dat we verplicht zijn de ontdekking te melden aan onze oversten.”
Sia’s donkere ogen werden nog donkerder.
“Objectief gezien is het tegen-kamp onze tegenstander. Zij hebben nu het meeste te verliezen.”
“Ze hebben ons wel allemaal netjes de data gegeven,” merkte Hwang op.
Het enige geluid kwam enkele tellen lang van de voorbijrazende magmastorm.
“En godverdomme wat heb ik zin in een glas whisky,” zei hij toen, waarbij hij met een vingerbeweging zijn oogdisplays afzette, en daarna over zijn gezicht wreef.
Sia pakte een in doeken gewikkeld pakje uit haar tas en gooide het naar Hwang. Hij ving het instinctief op en rolde het doek eraf. Hij grijnsde toen hij de fles Glenlivich tevoorschijn haalde en tegen het licht hield als een trofee.
“Dat noem ik collegialiteit,” zei hij.
“Er staan glazen in het compartiment achter je.”

De volgende dag hing er nog steeds een zwavelgeur in de lucht. Communicatie met de A2 was moeilijk maar de bestanden hadden hun weg gevonden tot bij Gustav. Ook het desoriënterende gevoel na de koudslaap en de aankomst op de net-niet-Aardse omstandigheden van Ananke, was aan het wegebben.
Sia nipte van een beker water met de nodige voorzichtigheid. Ze wist dat alle kolonisten, waar dan ook in het zonnestelsel (en daarbuiten), met water zeer zuinig omsprongen. Water naar binnen kappen alsof het goedkope frisdrank was, laat staan er mee morsen, werd nooit goed onthaald.
Tegenover Sia zat Nathalie Pohl. Ze werden gescheiden door een nette schrijftafel.
“Beschrijf even uw eigen positie in de groep,” opende Sia de ondervraging. Hwang was meegegaan met Ignacio naar het buitenaardse object, via de extra deur, door de geheime tunnel. Dat was aanzienlijk interessanter, maar Sia focuste zich op de taak die ze nu had. Bovendien, al was ze niet iemand die snel bewogen was door medeleven, wist ze ook dat Hwang nauwelijks geslapen had en zich de hele helse nacht lang nuttig had gemaakt door alle informatie al te sorteren en te analyseren.
“Ik ben psycholoog,” zei Nathalie, waarop ze knipperde met haar grote, groene ogen, alsof ze daar nog nooit eerder bij stilgestaan had.
“Dat weet ik ook. Ik bedoel, hoe verhoudt u zich tot de anderen.”
“Juist,” zei ze. De glans in haar ogen bekoelde weer.
“Je zou kunnen stellen,” zei Pohl, zorgvuldig articulerend om haar accent te verbergen, “dat mensen naar mij toe komen voor praktisch advies, of op moeilijke momenten. Toen de discussies omtrent het ding – excuseer, het Vesch, zoals we het liever noemen – uitbraken, werd al snel duidelijk dat meneer Loeber niet meer geschikt was om als neutraal leidersfiguur op te treden. Omdat ikzelf het minste van iedereen te maken had met het onderzoek dat op Ananke moet gevoerd worden en dus ook het minste wist over het Vesch, werd ik vrij snel de tussenpersoon tussen de facties die zich aan het vormen waren. Het was en is nog steeds mijn taak om iedereen samen te houden.”
Sia zweeg enkele ogenblikken en vouwde haar handen in elkaar in haar schoot.
“Hebt u een mening over het Vesch, en zo ja, als u dan toch de macht heeft om de hele kolonie één richting uit te doen kantelen, waarom heeft u die macht twee jaar lang onbenut gelaten?”
Nathalie fronste. Er verscheen een diepe groef in haar voorhoofd.
“Ik heb geen mening. Ik begrijp alle kanten van het verhaal, maar ik kies geen kant. De stabiliteit van de kolonie ging voorop.”
“Is het dan nooit in u opgekomen om het contact met de VN terug op te nemen?”
“Dat zou de stabiliteit verstoord hebben.”
Ze dronk zelf.
“U wist anders wel dat onze komst niet kon uitblijven. Verwacht u dan dat de VN zal beslissen? Dat zou tegen de wens zijn van één factie, die niet wil dat het bestaan van het Vesch bekend raakt.”
“Zij hopen u en uw collega te kunnen overtuigen.”
“En als dat niet lukt?”
Opnieuw die knippering met haar ogen.
“Suggereert u nu dat ze geweld zouden gebruiken?”
Sia kraakte haar vingers in één beweging.
“Natuurlijk suggereer ik dat. U acht hen daar niet toe in staat? Bovendien hebben we een piloot die op ons wacht in een baan rond de wereld.”
“Hm. De factie van Giada Catanzano, waar we het nu over hebben, weet ook hoe ze het Vesch moet activeren. Dan wordt zijn eigen bestaan uitgewist, en zijn we allemaal weg. U moet begrijpen dat zijn vinden dat –“
“Ho. Wacht daar,” zei Sia, “is dat een dreigement dat ze al uitgesproken hebben?”
“Het is de realiteit.”
“Maar hebben ze dit letterlijk zo gezegd?”
Nathalie knikte. Sia keek naar het plafond en dacht na. Ze verstond nu dat de kolonisten eigenlijk allemaal bereid te waren in de singulariteit te stappen. Alleen vond één factie dat dit niet kon ontzegd worden aan mensen van het zonnestelsel thuis die dat ook wilden.
“Als het Vesch geactiveerd wordt, hoe lang duurt de... procedure tot dat iedereen hier weg is?”
“Dat weten we niet zeker. Onze berekeningen variëren van één tot vier standaarddagen.”
“Hoe ver reikt de actieradius?”
“U denkt aan uw piloot?”
Sia zei niets.
“Het bereik gaat volgens Ignacio tot net aan de exosfeer van Ananke. Uw piloot zou ongedeerd blijven.”

Verder naar deel V.

Ananke (III)

De verborgen deur (Sol 1)

"Die geur, dat went nooit," zei Hwang toen hij en Sia in de sluis wachtten op de komst van één van de kolonisten.
"Het lijkt hier toch anders," zei Sia. Ze keken allebei in de richting van de zware deur, die elk moment kon opengaan.
"Ik ruik meer planten," voegde ze er aan toe. Voor de rest had Hwang gelijk. De mix van het gelijkaardige bouwmateriaal, semi-steriliteit en de bedomptheid van een klein aantal mensen dat dag in, dag uit samenleefde, was op de Maan, Mars of Europa zeer gelijkaardig. De toevloed aan zuurstof in de sluis deed Sia licht duizelig voelen.
De deur gleed open. Catherine Crowley droeg een donkere, seksloze werkoverall en glimlachte vermoeid.
“Welkom,” zei ze, “we hadden jullie komst al verwacht.”
Sia kneep haar ogen samen maar zei niks.
“We zijn blij dat jullie er nog zijn,” zei Hwang met onoprechte een glimlach.
“Volg mij.”
Ze gingen door een lange gang die Sia deed denken aan de nauwe, donkere gangen aan boord van de A2. Ze passeerden de deur die leidde naar de biosferen, en een andere deur waar de stockageruimte zich achter bevond. Ze maakte een mentale notitie dat er ook een derde deur was die niet op het oorspronkelijke plan van de kolonie stond.
Deur ook gezien? verscheen op Sia’s rechteroogdisplay. Een bericht van Hwang.
Ja.
Crowley wandelde met een aan de zwaartekracht van Ananke aangepaste, soepele tred voor hen uit. Ze zag er niet ongezond of bijzonder gespannen uit. Het enige onkarakteristieke aan haar was haar enorme, wilde bos zwarte krullen. Lang haar was ongebruikelijk voor kolonisten.
“Hoe was jullie reis eigenlijk?” vroeg Crowley aan de beide agenten terwijl ze met een kwartslag achterom keek naar Sia.
“Bedoel je niet ‘hoe komt het dat jullie hier zo snel geraakt zijn’?” kaatste Hwang de vraag terug. Ze lachte.
“Dat ook. We hadden wel verwacht dat ze mensen zouden sturen, maar niet zo snel. Ignacio zei dat ze de bouw van de A2 allicht versneld hebben nadat jullie niks meer hoorden van ons.”
“Inderdaad,” zei Sia. Het ergerde haar dat Crowley zo licht ging over de vele miljarden die de bouw van de A2 opgeslorpt had, puur uit bezorgdheid voor de eerste interstellaire kolonie, die nu, zo leken de eerste tekenen aan te geven, in goede gezondheid verkeerde.
Nergens rommel. Of ze hebben opgeruimd voor onze komst.
Wees daar maar zeker van, antwoordde Sia.
Ze stonden nu voor een brede deur.
“We zitten allemaal in de eetzaal. Dan kunnen jullie onmiddellijk vragen wat jullie willen weten,” zei Crowley, die van Hwang naar Sia keek en leek te wachten op een teken van bevestiging. Geen van beide agenten zei iets. Crowley opende de deur en liet de agenten voor gaan.
De eetzaal had een plafondscherm die de indruk moest wekken dat ze in open lucht aten. Vaaloranje licht priemde van achter de dunne, lange wolken van Ananke. De tafels waren opgesteld in één lijn, met alle kolonisten naast elkaar, in gelijkaardige donkergroene overalls.
“Willen jullie koffie of water?” vroeg Crowley, terwijl de agenten en de kolonisten elkaar in zich op namen.
“Water, graag,” zei Hwang.
“Ik hoef niks, bedankt.”
Terwijl Crowley naar een hoekige waterfontein ging en Hwang ging zitten op de stoel tegenover de rij tafels die voor hem bedoeld was, bleef Sia staan.
“Ik ben Sia Pierce, en dat is Hwang Seong,” zei ze, met haar handen op haar rug, tegen de kolonisten, “we zijn naar hier gestuurd omdat jullie twee jaar geleden alle contact hebben verbroken met Aarde, zonder een voorafgaand teken dat er iets aan de hand was. Wij willen graag weten waarom. Het lot van onze allereerste interstellaire nederzetting is een ernstige zaak.”
“Dat verstaan we,” zei één van de kolonisten, die Sia herkende als Nathalie Pohl, een Frans-Duitse psychologe. Ze had mat, blond haar en opvallend grote, groene ogen.
“De reden waarom we op 16 augustus 2134 het contact met Aarde verbroken hebben, is omwille van een ontdekking die we hier op Ananke hadden gedaan.”
“Wat voor ontdekking?” vroeg Sia, toen het na die mededeling stil bleef. Hwang zat achter Sia, met zijn sterke armen over zijn borst gevouwen, onderuitgezakt op zijn stoel.
“Het was niet zozeer een ontdekking als wel het resultaat van een eerdere ontdekking,” zei Crowley, die Hwang een beker water gaf en zelf plaatsnam tussen de kolonisten, “we hadden ook die eerdere ontdekking niet doorgegeven.”
Sia trok een wenkbrauw op en liet haar blik over de zeven glijden.
“Waarom?”
“De natuur van onze ontdekking was zo schokkend dat we zeker wilden zijn wat het was, alvorens we verdere beslissingen namen,” sprak een zachte stem, die toebehoorde aan Ignacio Dos Santos, de astro-ingenieur.
“We hebben er toen democratisch over gestemd, net als toen we het contact verbraken,” vulde Nathalie aan.
“Democratisch of niet, zo’n beslissing gaat lijnrecht in tegen de Handleiding voor Kolonisten van de Verenigde Naties en is een serieus misdrijf,” zei Sia.
“Bovendien,” zei Hwang vanuit zijn hoek, na een slok water, “wisten jullie kennelijk dat Aarde de Zonepolitie er zou op af sturen.”
“Het gaf ons tijd,” zei Crowley, die voor het eerst minder zelfzeker klonk dan daarnet.
“En heeft het wat opgeleverd, die tijd?” vroeg Hwang arrogant.
Daar volgde een stilte op.
“Wat was de natuur van jullie ontdekking?” vroeg Sia aan Ignacio. De Braziliaan ontweek Sia’s blik en keek naar Nathalie, die haar handen samenvouwde, een ademtocht uitblies en toen begon te praten.
“Drie maand na onze aankomst ontdekten Dan en Giada op een verkenningstocht een artefact dat duidelijk niet van natuurlijke, noch van menselijke oorsprong was. Het voorwerp bevond zich zes kliks ten westen van onze basis. Daar staat het nog steeds. In de periode die er op volgde, onderzochten we het terwijl we ons zo goed en zo kwaad kweten van onze andere taken.”
“Het verklaart alleszins waarom de groei van de kolonie zo traag verliep,” zei Hwang.
“Inderdaad,” zei Nathalie, nog steeds met samengevouwen handen, “Tegen 10 augustus wisten we definitief wat het voorwerp was. Het was een reeks instructies om een neuraal netwerk op te zetten, een soort artificiële intelligentie die vele malen complexer en krachtiger was dan alles wat wij kennen. De beschaving die het voorwerp achterliet, meldde dat ze er de Melkweg mee bezaaid hebben. De bedoeling van het netwerk is dat de gebruikers er zichzelf in opladen.”
“Bedoel je dat je er tot een technologische singulariteit mee kan komen?” vroeg Hwang.
“Dat is correct,” mengde een andere stem zich in het gesprek. Dat was Giada Catanzano, daarnet door Nathalie als één van de twee ontdekkers van het voorwerp aangewezen.
“Een beschaving die er zichzelf in oplaadt, leeft vanaf dan zonder tijd, zonder ziekte, in complete vrijheid.”
“Een beschaving?” herhaalde Sia, “Hoe werkt dat dan?”
Ze probeerde twee tegenstrijdige gedachten tegen elkaar af te wegen. Enerzijds was het mogelijk dat de kolonisten bevangen waren van een collectieve gekte en dat het object geen artefact was van buitenaardsen. Anderzijds, als het waar was, besefte ze dat deze situatie erg snel boven het hoofd van de Zonepolitie aan het groeien was.
“Als het object geactiveerd wordt, onderwerpt het de wereld waar het staat, aan zijn singulariteit. Alle bewuste wezens worden er mee in opgenomen,” zei Catanzano.
“Dus,” zei Hwang, die nu vooroverleunde en de indruk gaf niets te geloven van wat zonet verteld was, “eigenlijk moeten we onszelf niet opladen. Het ding neemt ons op.”
“Zo kan je het ook stellen,” zei Catanzano ijzig.
Verschillende mensen begonnen door elkaar te spreken.
“Wacht,” zei Sia. Iedereen verstomde. Ze keek Nathalie aan, waar ze van vermoedde dat ze de informele leider was geworden van de kolonie. Normaal hoorde dat Dan Loeber te zijn, maar die zat er indolent en afstandelijk bij.
“We moeten dit object eerst zelf kunnen zien. Bovendien hebben we ook alle data nodig van jullie onderzoeken.”
“We kunnen maar één persoon tegelijk meenemen,” zei Nathalie, “bovendien is er een magmastorm op komst, dus zal dit moeten wachten tot morgen.”
“En de data?” vroeg Hwang.
“Die kunnen we wel... meegeven,” aarzelde Nathalie, “maar... het is onmogelijk om ze te versturen van hier uit.”
Sia checkte op haar linkeroogdisplay de verbinding met Gustav en zag dat die inderdaad weggevallen was.
“Je beseft toch wel dat dat geldt als obstructie bij een VN-onderzoek?” vroeg ze.
“Wij weten dat. Begrijp dat deze situatie ook bij ons al voor veel spanningen heeft gezorgd.”
Sia dacht aan de verhitte politieke debatten, de partijen armworstelen binnen diverse raden en het gedoe binnen de Zonepolitie dat al honderden mensen hun carrière gekost had.
“Van spanningen kunnen we meepraten,” zei Sia. Hwang grinnikte.
“Ik zal jullie de data direct overhandigen,” zei Dan Loeber, die nu pas voor het eerst sprak.
“Zijn er voor de rest nog onmiddellijke vragen van jullie kant?” vroeg Nathalie aan de agenten.
“Massa’s,” zei Hwang, die nu zelf ook was opgestaan, “we moeten jullie elk apart kunnen ondervragen.”
Doe jij de ondervraging? Ik ga kijken naar dat fameuze object.
Goed. Wees op je hoede. Het kan zijn dat het deel is van een plan om ons te scheiden van elkaar, antwoordde Sia.
We hebben nog altijd Gustav.
“Dat hadden we al gedacht,” zei Nathalie gelaten, “willen jullie verder nog eten? We kunnen ook een rondleiding geven. Er is slaapplaats in één van de biosferen.”
“We hebben onze eigen tenten en voeding meegenomen,” zei Hwang, “we zullen buiten de basis slapen. Ook als er een magmastorm is.”
“Een rondleiding hoeft niet. Als we een plaats willen zien, zullen we dat vragen,” zei Sia.
Nathalie keek naar de andere kolonisten. Op Dan na leken ze allemaal geïrriteerd, maar ze zeiden niks meer.

Verder naar deel IV.

Ananke (II)

Bij Ananke (Sol 1)

"Ik hoop dat we er op kunnen vertrouwen dat Gustav er nog is als we terug willen," merkte Sia op terwijl de vage lijn van Ananke's exosfeer dichterbij kwam op het scherm. Hwang, die net als zij ingesnoerd zat in zijn schokharnas, draaide zijn gezicht voor zo ver hij dat kon.
"Je vertrouwt hem niet?"
"Hij heeft een paar vijzen los, dat is alles."
"Hm. Hij is één van de enige zes interstellaire piloten die er zijn. Er moet wel iets aan schelen."
Sia fronste.
"Iedereen die in de ruimte rondvliegt is niet goed bij z'n hoofd, eigenlijk," zei ze, "het komt er op aan dat het niet de verkeerde vijzen zijn die los zitten."
"Of los komen, na een tijdje," grijnsde Hwang. Zijn grijns had iets pijnlijks door het gerammel van de lander, die weerstand begon te ondervinden van de atmosfeer. Op het scherm werden landmassa's rotsmassa's, en kleurverschillen werden geprononceerder.
"Ik denk dat we kunnen vertrouwen op Gustav," besloot Hwang toen, kalm in het midden van de storm, "ik denk dat je onderschat hoe alleen hij zich gaat voelen."
Sia dacht terug aan haar uithaal naar hem toen hij haar had willen overvallen met allerlei nieuws van Aarde en het zonnestelsel.
"Het is niet dat we anders zulk geschikt gezelschap voor hem waren."
"Hier heb je niet te kiezen," zei Hwang.
Sia zei niets. Ze focuste op het scherm voor haar. Data rolde voorbij in vloedgolven. Atmosferische druk aan het oppervlak van 0,8 bar, samenstelling van de atmosfeer was 26% zuurstof, 71% stikstof, 2% neon en nog wat vluchtige gassen. Temperaturen. Drukgebieden. Breuklijnen en kanalen water en magma. Rotsformaties werden individuele bergen, slenken, meren en dalen. Er was een roze bedekking die leek op mos. Poreuze stenen.
Naast haar checkte Hwang andere data. Als hij al nerveus was, dan toonde hij het niet.
Er kwam een nieuwe schok van de parachutes die opengingen. De rust in de cabine keerde terug.
"Dat ging al goed," zei Hwang. Sia knikte kort en drukte met twee vingers tegen elkaar het commando in om de kolonie te contacteren.
"Ze zijn er. Ze antwoorden niet," zei ze. Met een beweging van haar hand kwam het dialoogvenster op het scherm. De AI's van de lander en de kolonie hadden groeten uitgewisseld, maar daar bleef het bij, net als aan boord van de A2.
"Dat hadden we verwacht," zei Hwang. Hij maakte zijn harnas wat losser en keek Sia aan.
"Wat denk jij, nu? Sekte geworden? Politieke rebellie? Of een donker geheim?"
"Wil je echt een weddenschap afsluiten, op vier lichtjaar van Aarde?" vroeg Sia een octaaf lager. Haar ogen boorden zich in die van Hwang. Intussen probeerde de AI nogmaals die van de kolonie er toe te bewegen om zijn menselijke meesters te doen antwoorden.
"Ik weet dat je hier niet zit om sympathiek te zijn, maar kunnen we niet ons best doen?" antwoordde hij rustig, "Wat meer collegialiteit zou fijn zijn."
Sia wilde iets zeggen maar hield zichzelf tegen.
"Donker geheim," zei ze toen nauwelijks hoorbaar, terwijl ze terug focuste op het landschap. De kolonie en haar overkapte boerderijen kwamen in zicht voorbij de ijle wolkenslierten die rond de vallei hingen waar de toekomstige hoofdstad van Ananke moest komen.
"Ik denk precies hetzelfde," zei Hwang tevreden. Hij had de tegenwoordigheid van geest om niet z'n hele deductieproces aan haar uit te leggen. Misschien konden ze dan toch vrienden worden, dacht Sia.

Sia en Hwang hadden na een gecodeerd bericht aan Gustav dat ze goed aangekomen waren, alle apparatuur in slaapstand gezet en waren toen zwijgend de lander uit gegaan. Omdat nog niet alle levensvormen op Ananke in kaart waren gebracht, moest dit gebeuren met een beschermingspak, maar dat woog al bij al vele malen lichter dan de onhandige pakken die de Zonepolitie aan moest als ze over het oppervlak van de Maan, laat staan Europa, moesten bewegen.
De helmdisplay gaf de route aan die ze door een zandslenk moesten volgen. Sia voelde zich sterker dan ze verwacht had na een landing, maar wist dat dat kwam door de desoriënterende combinatie van de lichtere zwaartekracht en de bijna normale luchtdruk.
De hemel was het spectaculairst. Tinten die liepen van roze tot diep violet liepen in stroken en lagen over de horizon, en deden de rotsen aan weerszijden van de slenk baden in een gloed die tegelijk koel en warm leek. Lachesis, de zon van Ananke, was al bezig aan het zakken, en zou dat nog 17 uur aan een stuk doen vooraleer een nacht intrad van 58 uur. Er blies een forse wind.
"Ik had nu ongeveer wel een welkomstcomité verwacht," zei Hwang, die een eind voor Sia uit liep, na vijf minuten wandelen. De kolonie lag nog op ongeveer één kilometer. Zijn stem klonk luider in Sia's oorplaatjes dan ze verwacht had.
"Ze hebben nog tijd. Dat ze binnen blijven zitten, pleit niet in hun voordeel," zei ze, terwijl ze haar ogen van west naar oost liet glijden, langs de voorbijdrijvende sliertwolken, de randen van de rotsen en langs Hwangs rug, waar het logo van de Zonepolitie opgedrukt was, dan weer over het landschap.
Er was iets aan op een andere wereld rondwandelen dat nadien steeds aanvoelde als een droom. Ze had het gevoeld toen ze de eerste keer naar de Maan was geweest, voor haar opleiding, en toen opnieuw toen ze zes maand op Mars gezeten had. Hier was het meest surreële aspect de grootte van Lachesis, die er uit zag als een laag hangende, ondergaande zon op Aarde, maar in de verkeerde positie stond.
"Ik vraag me soms af hoe mensen dit soort dingen aankunnen," zei ze, meer tegen zichzelf dan tegen Hwang, "Een andere wereld is zo... absurd. Ik kan me niet voorstellen dat iemand hier graag wil komen wonen."
Hwang lachte zacht boven de wind uit.
"Er zijn ook mensen die het absurd vinden dat wij graag in de vrije ruimte zijn."
Sia overwoog die gedachte.
"Ja," zei ze toen, terwijl ze allebei langzaam uit de slenk kwamen en het plateau naderden waar de kolonie was, "maar de ruimte is neutrale grond. Alles is er ver. We zijn er al bijna twee eeuwen. Een andere wereld, bij een andere ster... dat is een enorm verschil."
"Als we mogen afgaan op onze verloren kolonisten, heb je gelijk," zei Hwang.
De volgende minuten gingen weer voorbij in stilte. Het plateau waaierde nu uit aan de oostkant. De westkant toonde in de verte bergen, en daar voorbij laag hangende, grijze nevel die het zicht aan verdere landschapskenmerken onttrok. In de vallei die ze zo dadelijk in zouden gaan, ten oosten, lagen ondiepe rivieren met gelig-bruin water.
Hwang bleef stilstaan vlak voor de helling die het einde van het plateau markeerde.
"Prachtig," mompelde hij. Sia kwam naast hem staan.
Enkele honderden meters in het dal lagen in opdwarrelend stof de heldere koepels van de AI-boerderijen. Sia zoomde in. Een windstoot rukte aan hun beschermingspakken.
"Geen schade aan de buitenkant, zo te zien," zei ze.
"De ingang is ook niet geblokkeerd," gebaarde Hwang, waarop Sia's zoom verschoof naar een artificiële, met oranje zand bedekte rots met een lichtstrip en een sluisdeur.
"Inderdaad," zei ze. Ze opende nogmaals de comapp en sprak zelf een boodschap in. Hwang keek verder uit over de omgeving en bestudeerde nu de uit de rotsen en lage bergen stromende riviertjes. Sia kon bijna horen hoe hij zijn adem inhield.
"Ananke A, dit zijn majoor Sia Pierce en majoor Hwang Seong van de VN-Zonepolitie. Wij zijn gekomen om de reden te achterhalen waarom uw team sinds 16 augustus 2134 niks meer van zich heeft laten horen, hoewel uw apparatuur duidelijk werkt. Wij komen niet met vijandige bedoelingen, maar zullen ons bij gebrek aan medewerking genoodzaakt zien om legitiem geweld te gebruiken waar nodig."
Sia sloot af. Hwang draaide zich om en stak zijn duim omhoog, waarna hij voorzichtig begon aan de afdaling. Ook Sia maakte zich op om naar de basis toe te gaan. De enorme zon in de hemel maakte hun schaduwen reusachtig.
Toen ze nog ongeveer 200 meter te gaan hadden, kwam er op de linkerdisplay van zowel Hwang als Sia een vrouwengezicht.
"Gegroet en welkom op Ananke," zei de stem die bij dat gezicht hoorde. Sia herkende haar onmiddellijk als Catherine Crowley, agricultuurexperte. In het dossier had ze er donkerder en ronder uitgezien.
Beide agenten waren gestopt. Hwang had zich naar Sia gedraaid, ofschoon ze elkaars gezicht niet konden zien door hun ondoorzichtige helmplaat.
"Onze excuses dat we niet eerder reageerden op de oproepen van jullie schip en jullie computers. Ik spreek namens alle kolonisten dat we zeer blij zijn met jullie komst."
Door de te lage resolutie was het onmogelijk om op te maken of het gemeend was. De spraakherkenning wist alleen maar te vertellen dat Crowleys signatuur klopte.
"Ik zal dadelijk naar buiten komen om jullie allebei te ontvangen."
Ze wachtte nog enkele ogenblikken maar toen van Sia en Hwang geen vragen kwamen, sloot ze de verbinding.
"Geen sekte," stuurde Hwang over de privélijn.
"Crowley hoort niet de woordvoerder noch de leider te zijn. Eerste belangrijk punt," zei Sia.
"We zullen zien," zei Hwang met een ruwe hoofdknik richting sluis.

Verder naar deel III.

Ananke (I)

Ik schreef dit verhaal oorspronkelijk in 2012 maar haalde het vorig jaar offline om het te kunnen redigeren en herschrijven opdat het beter zou werken. Deze versie is opgenomen in mijn kortverhalenbundel 'Recombinant', die je nog steeds kan downloaden in PDF en EPUB-formaat.

Ontwaken (Sol 0)

Sia streelde met haar vingertoppen over haar gezicht terwijl ze naar zichzelf keek in de spiegel van haar kajuit. Het was een neiging die veel ruimtereizigers na het ontwaken uit hun koudslaap van zichzelf al hadden maar Sia moest ze kunstmatig opwekken. Het hielp om het gevoel te verdrijven van vervreemding, alsof een deel van hen ergens achtergelaten geweest was voorbij de Oörtwolk van het Aarde-stelsel. Systematisch voelde ze tot in het uiterste detail elke kleine rimpeling van haar vingertoppen de droge huid van haar wangen, kaken en kin strelen en ze dacht aan de witte kat van haar buurvrouw, hoe die tevreden spinde bij de minste aanraking. Die kat was vier lichtjaar van haar verwijderd, kwam een gedachte daar achter aan hollen, alsof ze wanhopig die eerste prik van warme nostalgie wilde inhalen.
Ze keek recht in haar eigen donkere ogen, zoals aanbevolen door de Handleiding voor de Zonepolitie van de Verenigde Naties. Een hele mond vol voor een heel reglement.

"Hebben jullie de gegevens al bekeken?" vroeg Gustav.
Sia, Gustav en Hwang zaten aan een kleine, ronde tafel te eten. Ze hadden nog zo goed als niks tegen elkaar gezegd. Ook de honger moest kunstmatig opgewekt worden, maar eens die er was, was er niks dat overweldigender was dan het lichaam dat zichzelf op eindeloze hoeveelheden eten wilde storten.
"Een beetje," zei Hwang. Sia kon zien dat hij loog.
"Lieg niet," mompelde ze, "ik heb ze ook niet bekeken."
Gustavs lange, mummie-achtige gezicht plooide in een glimlach. Hij was al één dag eerder uit koudslaap gekomen om de baan van het schip te stabiliseren.
"Dat is niet erg. De A2 heeft niks abnormaals gevonden. De kolonisten weten dat we komen en weten ook waarom we komen."
"Hoe was hun respons?" vroeg Hwang, die in één hand een kleine voedingskubus liet ronddraaien. Het leek alsof hij voor het eerst in zijn leven Gustav Jensen, de piloot van de A2, aankeek. Sia bleef naar haar bord kijken.
"Zeer kort, maar niet vijandig. Ze zeiden niks over waarom ze geen berichten meer sturen naar Kourou. Sindsdien hebben ze het contact terug verbroken met ons." zei Gustav, die minder at dan de twee pas ontwaakte agenten, "Nu, ik was vooral blij dat ze nog leefden en dat de scanners toonden dat de biosfeer rond de basis intact was. Verwacht jullie eraan dat ze vooral nieuwsgierig zullen zijn naar de aandrijving van de A2."
Het bleef even stil. Sia voelde zichzelf hoorbaar slikken.
"Aan de andere kant," zei Gustav toen, "zelfs toen ze vertrokken, wisten ze dat de A2 al in ontwerp was."
"Niemand wist of hij ook ging werken," zei Hwang. Hij veegde zijn mond af en dronk via zijn persoonlijke tube een slok water. Zijn kaalgeschoren kop blonk goudachtig in het licht van de keuken. Hwang Seong zag er beurtelings uit als een geharde politieman die kon opduiken uit een steeg in een achterbuurt van de havens van Busan of Osaka, maar kon net zo goed een crimineel geweest zijn die zijn geld verdiend had tijdens de Schoonmaak van Korea.
Sia liet de gegevens waar Gustav over gesproken had, terug binnenstromen via de inpoort. Schema's, tabellen, wiskunde, foto's, lijnen tekst. De planeet Ananke, enig leefbare wereld van het Alpha Centauri-stelsel, eerste menselijke kolonie buiten het zonnestelsel. Sensatie, unicum. Drie sterren verlichtten de hemel van Ananke en toch was hun gezamenlijke lichtsterkte zwakker dan die van de Aardse zon, omdat Anankes hoofdster de kleinere, koele Alpha Centauri B was, die nu de naam Lachesis droeg. De twee andere sterren heetten tegenwoordig Clotho en Atropos.
"Wanneer kunnen we landen?" vroeg Sia met gesloten ogen.
De ruwe versie van de Bose-aandrijving, de update van de Alcubierre-aandrijving, had elf jaar geleden de eerste kolonisten naar Ananke gebracht. Toen ze niet meer terugrapporteerden, had men in het geheim de allereerste A2 gestuurd, twee jaar geleden.
"Morgenmiddag. Er heerst momenteel een storm rond de kolonie. Bovendien moeten jullie nog vierentwintig uur rusten en opwarmen," antwoordde Gustav behulpzaam. Burgerpiloot. Erg duidelijk.
Omdat het laatste bericht van Ananke na vier jaar pas Aarde bereikt had, had iedereen verwacht dat de A2, ondanks een tijdswinst van twee jaar, zeven dode kolonisten zou aantreffen.
"En ze zeiden niks over problemen?" vroeg Hwang.
"Dat moeten jullie gaan uitvissen," zei Gustav losjes, "dat is niet mijn taak."
Sia opende haar ogen en fronste. Haar displays warmden zich op.
"Ik heb wel iets anders voor jullie," zei Gustav nog, en op zijn mentaal commando lichtten de wanden van de keuken op met een beeld van Ananke, dat half in de schaduw lag van haar hoofdzon. Dikke, rood-rozige wolkenbanden waren zichtbaar over het hoofdcontinent, en de donkerpaarse contouren van haar oceanen vielen net zo hard op als de oceanen van Aarde vanuit de ruimte.

"Hoe staat het met de schade?" vroeg Hwang. Hij en Sia waren in hun uniform van de Zonepolitie en waren net tegelijk uit medische simulatie gekomen, precies volgens het programma. De lichten op de A2 waren overal helderder geworden en hier en daar was een vlak tot scherm gemaakt.
"Valt goed mee, beetje kraakbeen dat slecht ontdooid is. Bij jou?"
"Zelfde. Mijn linkerdisplay is ook niet zo snel als hij zou moeten zijn."
Ze waren beiden uitgekozen voor hun staat van dienst rond de Aardse baansteden en hun eerdere werk voor de inlichtingendienst van de Verenigde Naties, maar ze hadden nooit eerder samengewerkt. Sia wist dat Hwang vooral op de Maan gewerkt had en dat zijn ouders ballingen waren geweest van Korea.
"Ik besef dat we tevreden zouden moeten zijn dat ze nog leven, daar beneden," zei Hwang toen ze zich allebei dezelfde gang in begaven naar de dekruimte, "maar om eerlijk te zijn staat me dat niet aan. Niet bepaald politiek correct."
Zijn Engels was bijna accentloos.
"De kolonie op Enceladus die verdwenen was, was makkelijk klaar. Ongeluk gebeurd, iedereen dood, terug naar huis. Op Ganymedes was het nog simpeler, want we zagen vanuit de ruimte al dat de stralingsniveaus absurd hoog lagen. Hier, ik weet het niet, we zitten erg ver van huis, die zeven gasten kunnen voor zo ver we weten gek geworden zijn en besloten hebben op Ananke hun eigen utopie op te richten."
Dossiers over de zeven kolonisten flitsten voorbij. Allemaal geheime bestanden.
"Onwaarschijnlijk," zei Sia met een hoofdschudden, "ze waren allemaal geselecteerd op een aantal eigenschappen, en één ervan was hun ethisch bewustzijn."
"Ethisch bewustzijn," schampte Hwang, "dat had Carter zogezegd ook in overschot gehad toen ze hem tussen die grieten vonden in die grot op de Maan."
"Het systeem is niet perfect," zei Sia.
De selectieprocedures voor nieuwe kolonies waren altijd streng en die voor Ananke waren nog strenger geweest dan anders: alle zeven waren ze verondersteld genieën te zijn, met een kennis die zowel diep als breed ging, met stabiele, evenwichtige persoonlijkheden en een fikse dosis emotionele intelligentie.
“Geen enkel systeem is dat en daarom hebben we de job die we hebben,” zei Hwang, “De mensheid heeft intussen 39 kolonies die doorgegroeid zijn, en 10 die mislukt zijn. Dat is niet slecht. Een betere score dan de kolonies tijdens de Eerste Kolonies op Aarde.”
Sia moest nu zelf ook toegeven dat het overleven van de testkolonie op Ananke voor het onderzoek in zekere zin slecht nieuws betekende. Ze had zich een lege wereld voorgesteld, met de beelden die er bij hoorden. Gierende, gloeiend hete wind, oranje stof dat het diffuse zonlicht verder verduisterde en de oninteressante microben die overal zaten. Van de tien mislukte kolonies waren er zeven gestorven door ziekte, blootstelling of straling. Twee ervan waren ontaard in moordpartijen en die van Carter in een sekte.
"We zullen zien," zei Hwang toen, terwijl hij de deur opende en kennelijk door had dat Sia geen zin had om het gesprek verder te zetten.

De dekruimte was de naam nauwelijks waardig, maar ze was tenminste niet zo claustrofobisch als de rest van de A2, die ondanks zijn vierhonderd meter lengte en vierentwintig modules een donker, industrieel schip was. De franjes en het oogstrelende design waren behouden voor de A3, die intussen al publiek voorgesteld en in productie was door de Verenigde Naties. De nog bestaande natiestaten hadden hun eigen prestigeschepen, maar het was de VN die via het Participerend Conglomeraat telkens de beste schepen leverde.
Gustav en Hwang zaten elkaar te vergasten op sterke verhalen in de zetels terwijl ze het nieuws inhaalden dat ze de voorbije twee jaar gemist hadden. Sia stond zo dicht mogelijk tegen het gekromde scherm in de gerieflijke kamer. Er speelde muziek en filmbeelden flikkerden door de kamer. In de weerspiegeling van dat scherm zag ze haar eigen contouren als een superimpositie over Ananke, en het enige waar ze aan kon denken om haar gedachten af te houden van Aarde en het duizelingwekkende gevoel dat ze vier lichtjaar van huis verwijderd was, was het mysterie van de kolonisten. Alle theorieën passeerden de revue terwijl de terminator van de wereld beetje bij beetje verschoof. Wat als -
"Hé Sia, Brazilië én Nigeria hebben kernwapens!"
Het was Gustav die het naar haar riep. Sia draaide zich om en keek beide mannen uitdrukkingsloos aan.
"En de VN -"
"Hou op. Ik wil het niet horen," zei ze gestoord. Gustav maakte een handgebaar en liet zich in zijn zetel vallen.
"Ook goed."
Hwang zei niks, maar zette het volume van zijn pad stiller. Gustav bromde iets en Sia keerde weer terug naar het scherm, dat door zijn kromming en collimatie de indruk gaf van een echt venster te zijn. Ze keek opzij, langs de curve die Ananke uitsneed in de ruimte, en zag daarmee als schaduwlijn ook de omtrek van haar gezicht. Ze wist dat de luchtigheid van Hwang gespeeld was, om even respijt te krijgen van hoe zwaar deze opdracht was, maar zelf kon ze dat niet opbrengen. Het lot van de menselijke expansie buiten het zonnestelsel, en de vrachtschepen geld dat dat gekost had, lagen mogelijk in hun handen.

Verder naar deel II.

vrijdag 30 september 2016

Tante Irma

"Stel nu dat we in een simulatie leven."
"Niet dat weer."
"Komaan, je wilde de vorige keer ook al niet luisteren."
"Ja en weet je nog waarom?"
"Omdat je een saaie drol bent."
"Nee, omdat het niet uitmaakt. Als we in een simulatie leven, zullen we het toch nooit te weten komen dus wat voor verschil maakt het voor ons?"
"Alles! Als niets echt bestaat, betekent dat toch dat we kunnen doen wat we willen?"
"Begin er maar aan, dan."
Er viel een ongemakkelijke stilte tussen hen. De bus vertraagde om over een verkeersdrempel te kunnen en allebei keken ze naar het parkje dat even voorbij het trottoir begon.
"Wel?" nam Frederick de draad terug op terwijl hij Leander aankeek.
"Wel ja...," zei Leander aarzelend, "Het is niet zo simpel als ik gedacht had."
"Zie, dat bedoel ik met het feit dat het zinloos is. Je vindt het gewoon een prettige theorie. De praktische implicaties ervan maken ze je zelf ongemakkelijk."
"Je zei daarnet wel dat er geen praktische implicaties zijn."
"Wel als er een manier was om zekerheid te krijgen over je theorie."
"Ok. Misschien dat ik dan daarom aarzel om, ik zeg maar wat, de bus te carjacken en op een joyride te gaan door de stad."
Frederick lachte.
"Lang zou het niet duren. Voor je het weet rijdt de politie je klem. Trouwens, jij kan niet met een bus rijden, of wel?"
"Moet dat? Misschien worden het de beste 10 minuten van mijn leven."
"En daarna verdwijn je in een instelling."
"Niet als ik zeg dat ik het deed uit naam van IS."
Frederick moest opnieuw lachen.
"Stel je voor."
Leander kraakte zijn vingers en keek naar een drukke familie die de bus op stapte.
"Zou het niet grappig zijn?" vroeg Leander toen, "Om echt ridicule misdaden te plegen uit naam van IS? Je weet dat ze telkens elke gewelddaad trots claimen die in hun naam begaan wordt en elke zot weet ook dat door er 'IS' op te plakken, zijn daad in de media komt."
"Wat stel je dan voor?"
"Bijvoorbeeld een ton pampers stelen."
Frederick grinnikte.
"Of Donaat Deriemaeker ontvoeren."
"Dat is al te serieus. Ik zou niemand willen traumatiseren. Maar het punt is dat die super-serieuze jihadi's dan een videoboodschap moeten opnemen om terreur te herdefiniëren en dat pampers stelen daar niet onder valt. Zo dwing je hen om zichzelf belachelijk te maken," zei Leander, "en als er iets is wat extremisten niet hebben, is het wel humor."
"Of zo'n heel grove, primitieve vorm van humor," dacht Frederick luidop na, "ik kan me voorstellen dat ze er soms mee staan te lachen als ze één of andere sukkelaar executeren."
Leander grimaste.
"Uitgelachen worden terwijl je sterft, vreselijk."
Frederick haalde zijn schouders op. De bus schokte en stopte. Nieuwe mensen stapten op.
"Het is druk voor een zondagmiddag te zijn," vond hij.
Leander ging er niet op in.
"Ik ben weer terug bij die simulatie," zei hij toen. Frederick kreunde.
"Nee, serieus," zei Leander, "Doe mij even een plezier. Je weet dat Leibniz zei dat we in de best mogelijke van alle werelden leven, juist?"
"Ja, dat was zijn godsbewijs, toch?"
"Right-o. Wel, als alles een simulatie is, wordt dat manifest onwaar. Stel je voor dat we een simulatie zijn van wat als de wereld naar de haaien gaat door milieuvervuiling of oorlog?"
"Bestaat er geen vrije wil in een simulatie?"
"Als we producten zijn van een algoritme - niet echt. Dan is het zelfs de vraag in hoeverre wij bestaan als aparte entiteiten."
"Ok Leander, maar opnieuw: dat maakt niets uit voor mijn dagelijks leven. Straks stappen we af en bezoeken we mijn ouders en gaan we ons gedragen als aparte entiteiten met vrije wil omdat we niets anders kennen dan dat. Mij vragen om me voor te stellen dat ik uiteindelijk misschien uit enen en nullen besta als in de Matrix kan ik niet omdat dit volledig buiten mijn context ligt. Ik kan geen woorden of gedachten hebben voor wat fundamenteel onkenbaar is."
"Dat is wel erg Kantiaans," zei Leander misprijzend.
"En dan? Dat simulatiedenken is ook gewoon een manier om een verkapt dualisme te herintroduceren in de ontologie."
Leander grijnsde en lachte toen breeduit.
"Eindelijk doe je mee. Man, soms denk ik dat je onze studies vergeten bent."
"Nee, maar wat waren we ermee? Jij bent hulpverlener geworden bij bejaarden en ik werk bij een bank. Ze vragen ons op ons werk toch nooit naar een uitleg over primaire en secundaire fysische kwaliteiten van realia?"
"We hebben geen wijsbegeerte gestudeerd om aan een job te komen, lieverd."
"Dat is waar."
De bus was de stad uit en had het domein van de voorstad betreden. De lintbebouwing was wat afgenomen en had plaatsgemaakt voor de steen geworden Vlaamse Droom van losstaande huizen met voortuinen en heggen.
"Misschien is een betere vraag," wierp Leander op, "waarom de mens zo'n hang heeft naar dualisme."
"Is dat zo?" vroeg Frederick, Leander nu aankijkend, "Aziatische beschavingen deden het prima met hun monisme."
"Het is een kwestie van perspectief. Vele vormen van geloof in Azië hebben ook elementen van het onkenbare, het transcendente of het echte ware dat zich onttrekt aan wat we kunnen zien en waarnemen. Ze trekken er dan gewoon een grote cirkel omheen en zeggen dat het eigenlijk allemaal bij hetzelfde hoort. Het is enkel semantiek, hoor."
"Semantisch wordt het niet als je denkt dat er een stem is aan de overkant die je oproept om mensen af te slachten."
"Dat is een excuus, geen reden," zei Leander ferm.
"Wat zou een ander excuus geweest zijn dat beter klonk?" vroeg Frederick, "Want hoe je het ook draait of keert, bij mijn weten zijn er nog nooit terreurdaden gepleegd in naam van het atheïsme."
"Omdat atheïsme geen ideologie is. Kaal is ook geen haarkleur."
"Jij kan het weten."
Leander schudde zijn hoofd en wreef onwillekeurig over zijn dunne kruin.
"Maak je nu maar geen zorgen," zei Frederick broederlijk, waarop hij Leanders hand vastpakte, "Het klonk gemener dan ik bedoelde."
"Het is ok. We zijn er trouwens bijna."
"Prima. En gedraag je een beetje netjes straks. Geen gepraat over simulaties of over culturele accaparatie."
"Ik zal me inhouden en meepraten over het weer en het accident van tante Irma."
"Het is tante Irène."
"Dat denken zij maar."
De bus stopte.
"Leander," zei Frederick vermanend. Hij lachte slechts.

donderdag 9 juni 2016

Gert wil neuken (V)

De perfecte jurk

Twee weken later had Gert zijn idee stilletjes opgeborgen. Clara en Quint hadden nog smakelijk gelachen met zijn avonturen in het uitgaan en hadden veel voorpret beleefd aan zijn deelname aan één van Yannicks feestjes, maar ze hadden wijselijk zijn waarde intact gelaten na zijn faaldate met Olivia. Gert was tot de conclusie gekomen dat de vrije, ongebonden seks en niets meer dan dat misschien niet voor hem was weggelegd – of toch niet op de manier dat hij het zelf zou willen.
“Je kan willen wat je wil, zo vaak en zo veel je wil, maar de wereld is je niets verschuldigd,” had Yannick met een schouderophalen gezegd. Ja, coole, lange Yannick die altijd rustig op zijn doelen afging en bij wijze van spreken de vrouwen van zijn hippe jas moest afschudden.
Maar Gert was niet iemand die zich wentelde in zelfhaat of bleef kniezen. Bovendien, zelfs in seksloze periodes was er nog altijd porno, en dat was nog zo makkelijk. Porno was niet moeilijk te benaderen, porno was vrijelijk en democratisch beschikbaar voor iedereen met een internetverbinding en porno was bovenal ook entertainment dat geen oordeel velde over hem en zijn verlangens.

Twee weekends later bevond Gert zich met Clara en Quint op een voorleesavond. Hij had zelf niet echt iets met literatuur. Als hij al iets las, dan was het fantasy, vakliteratuur over industrieel design of zo nu en dan een magazine over sport. Mannenbladen meed hij als de pest. Hij had jarenlang de “tips” die erin stonden om vrouwen te versieren al naast zich neergelegd. Die waren zo’n beetje als de modetrends bij vrouwen – de tips werkten enkel bij mannen die er al meer dan gemiddeld goed uitzagen en bovendien vond hij dat veel ervan berustte op een idee dat versieren een spel was met vaste regels, alsof het een game was dat je kon verslaan door cheatcodes te gebruiken.
Vooraan stond een meisje die bijna volledig schuil ging achter een enorme bril een prozatekst voor te lezen. Gert kon er zijn gedachten niet bij houden. Quint en Clara zaten geboeid te luisteren. Het was wel eens wat anders om in een café te zitten waar het stil was. Het publiek was tamelijk divers. Oud, jong, man, vrouw, mensen met krakerskapsels en mensen die net van een meeting leken te komen in één of andere privébank.
En die seks, was dat tenslotte niet allemaal nogal overschat? Zijn verlangens waren niet weg, maar misschien moest hij die zien als verlangen naar een mooie auto of dat hij ook ooit had kunnen leren voetballen zoals Kevin De Bruyne. In deze realiteit had hij zich ook tevreden gesteld met af en toe een balletje trappen met oude vrienden in een sportzaal en zijn vertrouwde blauwe metallic Suzuki die al 6 jaar meeging. Schamper bedacht hij zich dat als hij had kunnen voetballen als De Bruyne, wagens en vrouwen geen probleem zouden geweest zijn. Of toch? Leek het gras niet groener op die voetbalmat? Als je zo jong en rijk was, moest je ook constant op je hoede zijn voor mensen die enkel uit waren op je geld en roem. Gert wist tenminste dat als iemand hem wilde, dat het niet was omdat hij zo waanzinnig goed verpakkingen van chocolademousse kon ontwerpen. Hij grinnikte.
Quint trok een wenkbrauw naar hem op. Gert gebaarde dat hij geen acht op hem moest slaan. Het meisje was intussen klaar met voorlezen en kreeg een warm applaus. Beleefd applaudisseerde Gert mee. De presentator sprong op het podium en kondigde een kwartier pauze aan.
“Ik heb dorst,” zei Gert tot Clara en Quint, “willen jullie ook iets?”
“Een groene thee,” zei Clara.
“Ik heb wel zin in een Hoegaarden,” zei Quint.
“Komt eraan!”

Toen Gert de toog naderde werd zijn aandacht onmiddellijk getrokken door een vrouw die met haar rug naar hem stond. Ze stond waarschijnlijk te wachten op haar bestelling. Ze droeg een korte, strakke, roze-rode jurk en had korte, glanzende hakken aan. Aan haar huidskleur te zien was ze ofwel gehuisvest in een zonnebank, ofwel had ze roots ergens bezuiden van de Alpen en de Pyreneeën. Haar haar was glanzend donkerbruin, en viel tot aan het midden van haar rug. Er was een lege plaats naast haar en het was zowat de enige lege plaats aan de toog om nog te gaan bestellen, dus Gert ging maar naast haar staan. Hij voelde haar eventjes kijken naar hem terwijl hij deed alsof hij dat niet gezien had, keek terug en ving haar ogen. Ze keek hem zonder schaamte aan. Ze had diepbruine ogen en een sensuele, wat grotere mond. Gert keek onmiddellijk weer weg en voelde zich onnozel.
De barman zette de bestelling neer voor de vrouw, die betaalde en bedankte. Ze had een hese stem. De barman wendde zich naar Gert. Op dat moment stootte de vrouw één van haar glazen om. Wijn stroomde over het hout en over de mouw van Gerts hemd. Hij zette een stap achteruit.
“Sorry!” zei de vrouw. Ze vroeg een doek aan de barman en kreeg er één.
“Gaat het?” vroeg ze aan hem.
“Het is ok,” zei Gert, die aan zijn mouw voelde, “het droogt straks wel op.”
Hij zette weer een stap naar voren om te bestellen.
“Het is zeker de eerste keer dat een vrouw jou nat kan maken,” zei ze vlak naast hem toen de barman zich van zijn taak kweet. Ze keek hem niet aan terwijl ze de toog opdroogde. Haar nagels waren goud gelakt.
“Je gebruikte hulpmiddelen dus dat telt niet,” zei Gert tot zijn eigen verbazing. Ze lachte een volle, gulle lach en draaide zich naar hem. Gert keek haar aan. Ze hield haar doek omhoog.
“Moet ik jou nog droogwrijven ook, dan?”
“Het is sympathiek dat je het voorstelt, maar nee.”
“O, maar ik stel dat niet voor uit sympathie.”
Hij begon zich af te vragen waar hij nu weer beland was. Zou dit dan iets kunnen worden?
“Hoezo?” vroeg hij toen, “Je hebt opzettelijk je glas omgestoten of zo?”
“En wijn laten verloren gaan waar ik al voor betaald heb? No way. Maar ik vind je cute.”
“Eh… Bedankt,” zei hij, blij dat de barman terug was met zijn bestelling en dat hij zich kon vastklampen aan de routine van het betalen. Ze bleef hem gadeslaan en leunde toen nonchalant tegen de toog aan. Gert keek haar nu terug aan met zijn armen vol drank.
“Ben je niet gewoon dat een vrouw het initiatief neemt?”
“Niet zo,” bekende hij, “maar… ik vind het zeker niet erg.”
Ze glimlachte.
“Of vind je dat maar niets, zo’n vrouw in een kort jurkje die direct allerlei toespelingen begint te maken?”
“Ik had het gewoon niet verwacht.”
“Ah. Maar dat zijn de beste, mon cher. Mijn naam is Victoria, trouwens. En jij?”
“Gert. Niet van Samson.”
“Nee, je hebt daarvoor wat te weinig botox in je gezicht. En die Gert is maar een creep. Ben jij een creep?”
“Zouden er creeps bestaan die daar “ja” op zeggen?”
“Goed punt. Wat doe je nog later op de avond?”
Gert kreeg het warm en zijn brein draaide op volle toeren.
“Ik ben hier met vrienden maar die gaan na afloop van de avond naar huis. Ik moet nergens heen.”
“Prima. Ik ben hier ook met een paar vrienden maar die moeten morgenvroeg al op, en ik heb geen zin om vroeg naar huis te gaan. Zie je het zitten om nog wat na te blijven met mij?”
“Dat lijkt me een goed plan.”
Ze klapte in haar handen.
“Goed zo. Er is wel nog één ding,” zei ze, terwijl ze de doek terug over de toog mikte en een korte slok nam van één van de onaangetaste glazen.
“En dat is?”
Ze rechtte zich een beetje en keek hem vol aan met haar donkerbruine ogen.
“Ik ben trans.”
“Trans… transseksueel?”
“Yup.”
“Je was dus vroeger… een man?”
“Neen. Ik ben altijd al een vrouw geweest. Nu heb ik ook het lichaam van een vrouw. Als je daar een probleem mee hebt, moet je dat nu zeggen, anders is het allemaal verspilde moeite.”
Het was alsof Gert nu tienduizend dingen tegelijk dacht. Eén belachelijke gedachte was dat Clara en Quint zaten te wachten op hun drank en dat de mensen weer langzaam plaats aan het nemen waren op hun stoelen en aan hun tafeltjes en dat hij niet veel tijd meer had. Een andere gedachte was dat hij eigenlijk nooit bij mensen als Victoria had stilgestaan buiten als clou van één of andere domme mop of een human interest-programma op tv. Maar aan Victoria was niets mannelijks te zien. Integendeel, ze zag er bijzonder vrouwelijk uit, met mooie proporties, een zachte huid en prachtig haar. Zou seks met haar hem een soort van meta-homoseksueel maken? Nee, want Victoria was een vrouw die zich al haar hele leven ook zo voelde. Geen travestiet of een ladyboy. En dan nog: dit was 2016 en Gert had er zich altijd op beroemd zeer rustig om te gaan met seksuele diversiteit. Maar hoe zou de seks dan zijn met iemand als Victoria? Hij zou het nooit weten als hij het geen kans gaf.
“Wel. Wat zoek je precies?” vroeg hij toen. Hij dacht aan Olivia’s vraag een paar weken terug.
Victoria lachte.
“Wat denk je zelf? Gertman, ik ken je nauwelijks. Een avond lijkt me al fijn om mee te beginnen. Opnieuw: je moet het zelf weten. Ik kan geen garanties bieden en ik weet niet wat jij denkt.”
Hij werd getroffen door haar eerlijkheid. Hij knikte langzaam en keek haar aan.
“Ik zie je straks nadat deze show hier gedaan is, dan,” zei hij, “Het is… een onverwachte kennismaking.”
“Dat zijn mijn kennismakingen altijd. Is er nog iets wat jij wil weten?”
“Voorlopig niet.”
Ze knikte en knipoogde vooraleer ze weer verdween in het publiek. Gert jubelde inwendig en tegelijk was hij een beetje verdoofd door Victoria’s directheid en eerlijkheid, dus toen hij ging zitten bij Quint en Clara, die een beetje morden omdat hij zo laat was met de drank, zei hij niets over Victoria tegen hen. Niet omdat hij er niets over wou zeggen, maar omdat hij het moment helemaal voor zichzelf wou koesteren.


Gert wil neuken (IV)

De dubbele standaard

Gert was opgelaten maar zelfzeker. Hij zat aan het venster van een tearoom tegenover Olivia, die hij vier dagen geleden had leren kennen op het feestje van Yannick. Het uitwisselen van nummers was ongedwongen gebeurd, het opzetten van het afspraakje zonder problemen. Het was diep in de zaterdagnamiddag en ze hadden er al een uur praten op zitten over hun werk, hun studies, tv-programma's die ze volgden en muziek die ze leuk vonden. Daar hadden ze hun verschillen, maar niets dat er echt toe deed. Gert vroeg zich nu wel af waar dit nu heen ging. In alle aspecten leek dit meer op een gewone date dan wat hij zich had voorgesteld als een seksdate. Had hij dat dan duidelijker moeten maken? Een sms sturen met "neuken?" was ook zo boers. Zou dat ooit al gewerkt hebben? Direct zijn kon zijn charme hebben maar Olivia leek hem niet het type vrouw dat dit zou appreciëren. Of werd dit dating in Amerikaanse stijl, waar eerst seks zou volgen en ze dan zouden zien hoe het verder zat? Hij vond Olivia beslist interessant, maar een relatie met haar zag hij nog niet onmiddellijk zitten.
"Is er buiten iets te zien?" vroeg ze.
Hij veerde op.
"Nee. Ik was even verloren in m'n eigen gedachten."
"Niet te diep, hoop ik."
"Dat valt mee. Pootjebaden."
Ze glimlachte en nam een slok thee.
"Nu goed," zei ze toen, "wat is je eindplan eigenlijk?"
Gert keek eerst even naar beneden maar fronste toen.
"Had ik je dat al niet gezegd?"
"Niet rechtstreeks, nee. Je leek me te zoeken zonder te weten wat je eigenlijk zocht."
"O. Wel, ik heb altijd in relaties gezeten, en..."
Hij hoorde het zichzelf zeggen maar het leek alsof zijn zin niet bij hem hoorde. Olivia zei niets en bleef hem fixeren met haar arendsblik.
"Ennn?" vroeg ze toen er niets meer kwam.
Gert liet zijn koffielepel door de vingers van zijn rechterhand glijden.
"Ik wil seks," zei hij plompverloren. Olivia lachte hartelijk.
"Goed. Het hoge woord is eruit."
"Elegant kan je dat nooit zeggen, zeker?"
"Nee, maar het is goed dàt je het zegt. Ik hou niet van onduidelijkheid."
Gert dacht eraan terug dat Olivia in een relatie had gezeten met twee of drie mensen tegelijkertijd.
"Maar hoe komt het dan dat het zo simpel lijkt als je verhalen hoort van andere mensen? Dat die dingen gewoon, tja... gebeuren?"
"Elke context is anders. Er zijn mannen die kunnen spreken en begrijpen zonder veel woorden te gebruiken. Maar de meesten kunnen het niet en kunnen niet eens woorden juist gebruiken."
"Het vergt oefening, zeker," grinnikte hij flauw.
"Misschien."
"En hoe zit het met jou?" vroeg hij toen.
"O. Dat hangt er wat van af. In elk geval wil ik niets eenmaligs."
Het ideaalbeeld van de hevige, plotse partij seks met een zo goed als onbekende was aan het vervluchtigen aan lichtsnelheid.
"Jij wel, dan?" vroeg ze.
"Ik weet het niet meer zo goed, denk ik. Misschien is iets louter eenmaligs ook niets voor mij, maar hoe kan ik dat echt weten zonder dat ik het gehad heb?"
"Je weet ook niet hoe het voelt om seks te hebben met een man en toch zou je het niet proberen om die reden."
"Dat is waar."
Olivia nam nog een slok thee en Gert voelde zich vastgereden.
"Neem het me niet kwalijk," zei hij, "maar soms denk ik dat jullie het makkelijker hebben."
Ze lachte met één kant van haar mond.
"Ga verder."
"Ja, ik bedoel, we zijn 2016 en nog altijd wordt verwacht dat mannen initiatief nemen, afwijzing riskeren, de zaken duidelijk maken, en zo verder. Als vrouw een one-night-stand beleven is supersimpel. Ga naar het dichtste café en een uur later kan je al naar huis met iemand."
"Maar wat voor iemand zal dat dan zijn?"
"Iemand als jij kan vast wel iemand aan de haak slaan die er goed genoeg uit ziet en genoeg inhoud heeft om een nacht te overbruggen."
Olivia tikte nu met haar lepel tegen haar theeglas en was de ernst zelf.
"Ja, maar heb je al eens stilgestaan bij al die andere zaken? Bijvoorbeeld dat voor veel mannen mijn waarde daalt naarmate ik sneller toehap? Dat mannen die meer interesse hebben in one-nigh-stands dikwijls neerkijken op vrouwen? Of dat ik het risico loop om gedrogeerd en verkracht te worden? Of dat mannen afwijzen ook risico's inhoudt? Er zijn er genoeg die er agressief van worden, of het woord "nee" gewoon niet willen begrijpen. Je hebt gelijk dat het louter feitelijk voor mij simpeler is om me uit te leven met wisselende partners als ik dat zou willen, maar de prijs die ik er voor moet betalen is één die veel vrouwen niet willen betalen."
"Mja. Ik heb een vrouw nooit bekeken als een slet omdat ze 10 partners heeft gehad. Die dubbele standaard is inderdaad dom. Maar wat heb ik daar als individu nu mee te maken? Waarom zou ik moeten betalen voor wat al die andere mannen doen?"
"En waarom zou ik dat moeten doen? Je kan een sociaal probleem niet zomaar uitbesteden omdat jij er zelf geen last van hebt."
"Ok. Goed. Ik begrijp je punt. Maar zoals ik zei hanteer ik geen dubbele standaard."
"Prima, maar wat als ze ooit sekswerk zou gedaan hebben?"
Gert blies.
"Tja... hangt ervan af."
"Waarvan? Ook al heeft ze nog gangbangs gedaan met 30 man, als ze op dat moment enkel in jou geïnteresseerd is, wat zou dat je kunnen schelen?"
Opnieuw vastgezet. Gert begon te begrijpen wat Yannick had bedoeld met Olivia's intensiteit.
"Zou het jou iets kunnen schelen? Er zijn ook meisjes die geen jongen willen die veel heeft rondgeslapen," vroeg hij.
"Nee, niet als het om iets vrijblijvends gaat. En aantallen doen er niet toe. Hoewel, ik zal toegeven dat als iemand van 30 al 250 of meer partners heeft gehad, dat er misschien iets pathologisch speelt, of een aspect van competitie die het loutere plezier overstijgt."
"En een serieus lief? Moet die voldoen aan andere standaarden."
Een opdiener kwam langs maar Gert wuifde die weg.
"Dan moet er gewoon meer compatibiliteit zijn. Als een man met wie ik me jaren samen zie zijn, geïnteresseerd is om in kelders opgehangen te worden aan een x-frame, dan zal ik die kink nooit kunnen waarmaken want mij interesseert die niet. Dat wil daarom niet zeggen dat dat voor de rest geen fijne man kan zijn of dat er iets mis is met zijn verlangens."
"Hoe zei Yannick dat ook altijd weer? Your kink is not my kink and that's ok?"
"Precies," zei Olivia.
Het was even stil. Zijn kop en haar glas waren allebei leeg en de koekjes waren ook op.
"O, sorry Gert," zei Olivia toen, "Ik heb het een beetje verbrod, hé?"
Gert haalde zijn schouders op.
"Nee, het is ok. Ik heb tenminste iets bijgeleerd."
"Dat is lief van jou. Maar ik denk wel dat duidelijk is dat we momenteel elk ergens anders staan, niet?"
"Spijtig genoeg, ja," zei hij oprecht.
Ze kneep in zijn hand.
"Denk je dat je nog eens mee komt met Yannick?"
"Misschien," zei hij ontwijkend.
"Je ziet maar," zei ze, "En ik betaal wel hier, vandaag."

Een uur later had Gert in de stad iets alleen gegeten en veel zitten nadenken, maar de wol in zijn hoofd leek enkel toegenomen. Wat begonnen was als een bijna schurkachtige tocht om te gaan tot de essentie van wat hij en zijn "Kleine Meneer Gert" echt leken te willen, was een labyrint geworden. Wat was hij soms graag dommer geweest om zich daar allemaal geen zorgen over te maken, of juist slimmer zodat hij er zich aan kon onttrekken. Was hij dan voor altijd veroordeeld tot de middelmaat?

Verder naar het laatste deel.