Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

maandag 5 juni 2023

De keizer van Populië: Straf (II)

De keizer van Populië, hoofdstuk 4 - Straf (II)

II. Een ontbijt met Satan


SPECIAAL ZIEKENHUIS ANNEKE LIEVENS, HEGEGRAD, 9:01AM, +3D NA DE MOORD OP LUCAS TER LINDEN

De vogeltjes floten en de ochtend beloofde een zonnige dag. Toch voelde ik me beroerd. De fameuze “revitalisatie” die me door dokter Lievens was beloofd, had al twee dagen voor mist in mijn hoofd gezorgd, en al kon ik me soepel bewegen en had ik zo goed als geen lichamelijke klachten meer buiten nu en dan een kleine tic die wellicht door stress was veroorzaakt, het was alsof mijn gedachten steeds waren gehuld in een mist. Die mist was ’s ochtends vroeg en ’s avonds laat het sterkst. De speciale thee van dokter Lievens hielp me enigszins aan te sterken door de dag, maar ik werd elke ochtend wakker alsof ik onder een tram had gelegen, met prikkende koppijn.

De Paling was al elke middag op bezoek gekomen maar zei niet veel. In het nieuws waren, onder ook buitenlandse persbelangstelling, de staatsbegrafenissen geweest voor consul ter Linden en de vermoorde districtsburgemeesters San Tander, Vitellius en Ranzigbotten. Consul Ultor hield telkens kwade, grimmige toespraken. Close-ups van het pafferige gezicht van Geurt Dickens, die bij elke begrafenis dikke krokodillentranen weende. Bij elk van die uitvaarten en berichtgevingen daarover werd bijna als een soort gebed toegevoegd: “het onderzoek loopt nog”. Dat frustreerde me. Er liep helemaal niets meer. Het geweld was gelukkig weer gaan liggen. Heinz Spritzmann was helemaal volgens Vitellius’ voorspelling aangesteld als districtsburgemeester voor Vogelarije, en de immer afwezige Christa De Hete nam de taken van wijlen Cain Ranzigbotten waar. De waanzinnige debiel Socarus, die wonderwel de slachtpartij en de brand op de Villa Ramona overleefd had, was aangeduid als tijdelijke districtsburgemeester van Uytganck. Live-beelden toonden hem in een rolstoel, omzwachteld als een mummie, mompelend in zijn rare mix van de volkstaal en het Ramoons. Het Purperen Gewei was zwartgeblakerd vastgelijmd aan zijn pokdalige hoofd. Op Twatter waren er geruchten dat Uytganck uiteindelijk mogelijk zou toegevoegd worden aan Withaven of Welkom. Van de Spetskop was nog steeds geen spoor.

Maar ik hoopte dus nu meer te vernemen van mijn overste, hoofdinspecteur Satan, die me had uitgenodigd voor een ontbijt in de binnentuin van het Speciaal Ziekenhuis Anneke Lievens.

“Inspecteur Haspelaer,” begroette Satan mij formeel, toen hij op de tafel waar ik al zat, toe stapte. Hij stak zijn hand uit en ik nam die aan. Satan was begin de vijftig en had een ver teruglopende haarlijn. Hij droeg altijd een bril met de strengst mogelijke montuur en had vandaag een bleekblauw hemd aan boven een donkerbruine broek van velours. Hij was gladgeschoren.

“Hoofdinspecteur Satan,” knikte ik hem toe. Hij keek me onderzoekend aan en ging zitten.

“Hoe voelt u zich?”

“Fysiek helemaal in orde, alleen vrees ik dat deze omgeving me wat suf aan het maken is.”

Een verpleger kwam op een karretje het ontbijt brengen – rozijnenkoeken, koffie, thee en toast. Er was ook een pakketje boter bij. Satan monkelde bij mijn antwoord.

“Dokter Lievens heeft me verzekerd dat dat spoedig voorbij zal gaan. Hoe is het met uw geheugen?”

Ik keek verbaasd terug terwijl de verpleger koffie inschonk voor ons beiden.

“Ik zal ter zake komen: wanneer werd Janus Ultor-Onghenae voor het eerst tot consul gewijd?”

“16 maart 2002,” antwoordde ik direct. Satan knikte: “Wanneer werd de laatste renovatie van de Broekentoren afgerond?”

“7 november 2009.”

“Wat is het smeltpunt van wolfraam?”

“3.422 graden Celsius, bij een luchtdruk van één atmosfeer.”

“Hoe veel kost een BaekelandtBak gemiddeld op de tweedehandsmarkt?”

“€26,845, maar sinds het ongeluk van… eh, van… is de prijs sterk gedaald.”

Satan knikte gretig en ging door terwijl hij zijn rozijnenkoek opensneed en beboterde.

“Wie was de 17de president van de Verenigde Staten van Amerika?”

“Andrew Johnson.”

“Waarom wordt Algol soms ook de ‘Demonenster’ genoemd?”

“Omdat de naam komt van de Arabische uitdrukking ra’s al-ghoul, dat zo veel betekent als ‘het hoofd van de demon’.”

Satan nam een slok koffie: “Hoe oud is Heinz Spritzmann?”

“36 jaar en 111 dagen.”

“Wie is de bekendste filosoof van Populië-Econovina?”

“Martine Poederdrie.”

Ik zat nu hevig te zweten en Satan zweeg. Hij glimlachte triomfantelijk terwijl ik met natte handpalmen de tafel vastgreep.

“Heel goed, inspecteur. Heel goed. De revitalisatie verricht wonderen met uw geheugen.”

“H-hoe?”

“De wonderen van de wetenschap, denk ik,” zei Satan, die nog een slok koffie nam, “en in elk geval kan u morgen weer uw onderzoek hervatten. We hebben het onderzoek uitgebreid, trouwens.”

Ik haalde diep adem en voelde ver weg in mijn achterhoofd een andere stem – of was het mijn eigen stem, die ik al dagen leek vergeten te zijn?

“We geloven namelijk heel sterk,” vervolgde Satan, alsof hij mijn ongemak niet had gemerkt, “dat de moorden op consul ter Linden en de districtsburgemeesters San Tander, Vitellius en Ranzigbotten, evenals de mislukte aanslag op districtsburgemeester Dickens, allemaal het werk zijn van hetzelfde complot. Ik weet dat u op het spoor zat van de zogenaamde Roze Coalitie, maar die hebben we zo goed als verlaten. De verkiezing van Heinz Spritzmann als vervanger van Cabron San Tander was hun laatste ereronde en het district Uytganck zal afgeschaft worden. Ik ben het eens met uw conclusies dat de moord op San Tander al te geënsceneerd leek om de schuld te zijn van districtsburgemeester Molckx-Verpist, en de piste van de nagemaakte Mr. Priester leek bewust geklungel om districtsburgemeester Ranzigbotten in een slecht daglicht te stellen.”

Telkens als ik Ranzigbottens naam hoorde, wrong er iets in mij, maar ik wist niet wat.

“Ik… met alle respect,” zei ik, “ik heb nergens geconcludeerd dat districtsburgemeester Molckx-Verpist niet betrokken was geweest bij de moord op San Tander. Alleen dat het orgie aan bewijs wellicht vervalst was.”

“Uw rapport zegt nochtans iets anders,” zei Satan, en daarbij schoof hij me een dun mapje over tafel met een grijze cover. Ik nam het aan met zwetende vingertoppen en opende het. Inderdaad stond zwart op wit wat Satan mij zonet had gezegd, ondertekend met mijn handtekening en mijn biometrische print. Ik zweeg.

Satan at een stuk van zijn rozijnenkoek en keek de hemel in, naar de vierkante muren van Ziekenhuis Anneke Lievens die de binnentuin omgaven. Als was de binnentuin een gigantisch compluvium. Voordat ik ervan schrok hoe helder ik wist wat dat was, dacht ik aan de geweerschoten en de rookontwikkeling in de Villa Romana de avond van de raid op Vitellius en zijn getrouwen. Vitellius zelf had misschien wel boter op het hoofd (en elders) gehad, zijn disgenoten hadden toch zo’n gruwelijke dood niet verdiend? Of die sul van een San Tander? En de allerergste van de doelwitten, die kleptocraat van een Geurt Dickens, die bij wijze van spreken zijn eigen scheten verkocht als groene stroom maar zijn rijkdom had van eeuwenlange vervuiling en uitbuiting, die was de dans natuurlijk ontsprongen.

“Heeft u geen honger, inspecteur?” vroeg Satan belangstellend.

“Het is gewoon nogal een schok, allemaal,” zei ik. Satan knikte gemoedelijk.

“Daar heb ik alle begrip voor.”

Ik probeerde voorzichtig te nippen van de thee, uiteraard weer de speciale thee van dokter Lievens zelf.

“Word ik dan vandaag ontslagen uit het ziekenhuis?” vroeg ik toen.

“Ja. Na dit ontbijt zelfs, maar u moet eerst nog even op exit-interview bij dokter Lievens. Ze is op u gesteld geraakt.”

Vreemd genoeg kon ik me geen enkel lang gesprek herinneren tussen mezelf en Lief Anneke, en voelde ik me eerder ambigu over haar schemerige aanwezigheid en haar wee taalgebruik, dat steeds leek over te hellen naar praatjes over kristallen en wichelroedes, maar toch nooit op dat punt kwamen. Het was meer een soort vibratie, om het in haar termen te zeggen.

“Zijn er in mijn afwezigheid nog mensen ondervraagd?” vroeg ik toen. 

“Nee. Enkel die zonderlinge Socarus bood zich aan bij uw assistent, adjudant Paelinck, maar we hebben meneer Socarus jammer genoeg waanzinnig moeten laten verklaren.”

“Hij is toch benoemd tot waarnemend districtsburgemeester?”

“U zou toch geen man met een mentale beperking willen discrimineren?” monkelde Satan, “En trouwens, het is een ceremoniële en tijdelijke functie terwijl meneer Poenie en mevrouw Froger bestuderen hoe ze best de bevolking van Uytganck kunnen helpen.”

Helpen? dacht ik, niet zeker met welke stem. Poenie en Froger willen 300% zeker zijn dat er zelfs geen byte meer over blijft van de opnames op het kantoor van consul ter Linden. 

Hij nam nog een slok koffie en stond op.

“Betere tijden breken weer aan, inspecteur Haspelaer,” concludeerde Satan, die me weer zijn hand aanbood. Ik nam ze aan en verbaasde me erover hoe zijn eens stevige handdruk nu een soort pariteit had verkregen met de mijne. Beeldde ik me dit in?

“Aan de uitgang wacht adjudant Paelinck overigens op u,” zei Satan nog terwijl hij weg stapte, “aan hem hebt u een uitzonderlijk loyale ondergeschikte, inspecteur. Die man is goud waard.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten