Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zondag 26 januari 2014

Het Arcturus-project (V)

Uit: "Meest gedeelde artikels van 2131!"

 •Toch bewijs van leven op Europa?
 •25 dingen die u moet weten over werken voor de concerns.
 •De fusieramp van Lyon: wat iedereen fout deed.
 •Virtuele kloon van Quasa gebruikt voor 'seksuele doeleinden'
 •Ultropiaten legaal op de Maan

5. Hoofdkwartier Antarcticaanse politie, Dralnau, Getz

“Ben je hier nog altijd?”
Jemma schoof het scherm in haar oogdisplay weg met een knippering en zag in het tegenlicht Charis Morrigan staan.
“Jij ook, blijkbaar.”
“Uitzonderlijk,” zei Charis, die er in het zwarte kantooruniform van de AntPol altijd uitzag als een strenge onderwijzeres uit een ander tijdperk. Alleen haar ronde gezicht gaf een hint prijs dat ze niet zo hard was als ze zichzelf presenteerde, maar haar specialisatie vereiste dan ook een zekere hardheid.
“Weer veel doden?”
Charis trok een gezicht.
“Valt mee. Je hebt er misschien over gehoord. Een jong koppel.”
“Ah. Het koppeltje dat ze dood terugvonden in de Magische Tunnel?”
Charis knikte. Jemma nam een moment om achterover te leunen in haar stoel, en strekte haar armen uit.
“Tragisch.”
De Magische Tunnel was een afgedankte ondergrondse militaire baan die Getz en McMurdo met elkaar verbonden had, maar nu allerlei obscure subculturen huisvestte. Criminaliteit had er vroeger welig getierd. Nu was het er al een decennium rustiger, sinds de komst van veel studenten die niet moesten weten van de donkere appartementen in McMurdo of zich de atox-studio’s niet konden permitteren. Jemma gaf hen geen ongelijk.
“Tja. Veel verdachten om te ondervragen.”
Charis en Jemma waren tegelijk bij de AntPol aan hun opleiding begonnen, nu 16 jaar geleden, en waren altijd contact blijven houden, hoewel ze zich in andere takken gespecialiseerd had.
“En jij? Nog altijd aan het werken aan dat dossier over Omn¡tek?”
Nu was het Jemma’s beurt om te knikken, en daarbij zuchtte ze onwillekeurig.
“Zin om erover te praten?”
“Ik kan je niet te veel vertellen.”
“Dat weet ik.”
“Ga zitten, dan. Koffie?”
Jemma was eigenlijk dankbaar dat Charis even was komen praten, en was er zich nu pas bewust van geworden hoe akelig stil en donker het op het bureau was. De dagen van licht slonken zienderogen. Ze nam een mentale nota om volgende week haar vitaminenkuur te starten.
“Doe maar.”
Jemma liet het apparaat op haar bureau twee tassen koffie inschenken.
“Wel,” zei ze toen, terwijl Charis was gaan zitten en haar beringde handen over haar gekruiste benen gelegd had, en zoals altijd Jemma aandachtig in zich opnam, “We weten van twee informanten dat Omn¡tek bezig is met een project waar we alleen van weten dat het ‘Arcturus’ heet, en dat het onder een geheime dochterfirma uitgevoerd word die banden heeft met de biotech-afdeling van Omn¡tek. Er zijn ook drie patentaanvragen voor uiteenlopende farmaproducten, ogenschijnlijk vruchtbaarheidsmiddelen.”
“En scheelt er iets aan die patenten?”
“Ze doen niet wat ze horen te doen. Het is te zeggen, ze doen niets. Dat is niet alleen Omn¡teks gewoonte niet, om placebo’s op de markt te brengen, maar ze hebben ook nergens commerciële plannen neergelegd bij de Commissie om iets met de patenten te gaan doen.”
“Dat is zo ongewoon niet,” zei Charis met een frons.
“Nee, maar onze beide informanten zijn drie weken geleden verdwenen. Het laatste dat we weten, is dat één van hen onderweg was naar Johannesburg. De andere is laatst thuis gesignaleerd. Geen spoor van inbraak.”
“Bedrijfsspionage?”
“Farma-ingenieurs vermoorden is niet de stijl van de grote concerns. Die gaan subtieler te werk.”
“Solkova zou het durven.”
“Solkova doet metaal en elektronica, geen farma.”
“Wat denk je dan dat er aan de hand is?”
“Ik weet het niet. We hebben mogelijk een andere informant, een data-analist die een reeks data gekregen heeft die te maken heeft met het Arcturus-project, maar hij wil voorlopig niet meewerken.”
“Vervelend,” gaf Charis toe, “en met onze beperkte middelen…”
“De dingen zijn wat ze zijn. Herschel ziet er streng op toe,” zei Jemma met een zure glimlach, “dat we netjes binnen de lijntjes kleuren. Lijntjes die mee bedacht zijn door concerns als Omn¡tek, trouwens.”
Charis haalde de schouders op.
“Goed. Wat is het ergste dat het Arcturus-project zou kunnen zijn? Als je mijn eerlijke mening wil: Osvald Nørkjell is een excentriek figuur, maar tot hier toe heeft Omn¡tek nauwelijks een criminele geschiedenis.”
“Dat is het juist,” pikte Jemma daar op in, “Dat is verdacht.”
“Vind je dat nu niet wat paranoïde?”
“Bewijs maar eens m’n ongelijk. Kijk,” en hierbij toverde op haar bureaublad een aantal andere dossiers tevoorschijn, “dit zijn vier casussen van organisaties en bedrijven die altijd binnen de wet opereerden, weinig fout deden, een goed imago hadden, maar plots uit het niets volledig van de rails gingen. In elk geval was het terug te leiden op hun oprichter zelf, niet op één of ander figuur dat uit het niets de macht greep.”
Charis trok de dossiers naar zich toe.
“Casuïstiek is één ding, maar harde bewijzen zijn een ander.”
Jemma dronk van haar koffie.
“Dat weet ik. Er is nog één nieuw element opgedoken, gisteren. Ze heeft het goed proberen verbergen, maar op de ruimtehaven van Krasnopol’ is iemand aangekomen waarvan we vermoeden dat het Locusta is.”
“Locusta?”
Locusta was de bijnaam van één van de beruchtste huurmoordenaars in het zonnestelsel. Bij haar eerste moorden had de politie gedacht dat ze te maken hadden gehad met een psychopaat, maar telkens had men de moorden kunnen terugbrengen naar criminele syndicaten of rijke individuen. Soms waren de opdrachtgevers geklist geweest, maar Locusta hadden ze nooit kunnen pakken.
“Maar… heb je aanwijzingen dat Omn¡tek haar heeft laten komen?”
“De encryptiecode van haar persoonsdata is een code die maar door twee bedrijven gebruikt wordt: Omn¡tek en Embraer.”
Charis zweeg even.
“Dat begint op iets te lijken.”
“Maar niet genoeg. Ik hoop dat die data-analist nog toehapt.”
“Ik hoop het ook voor jou.”
Ze dronken allebei van hun koffie.
“Hoe zit het met jouw onderzoek?” vroeg Jemma toen.
“We hebben twee mogelijke verdachten. Het lijkt me op het eerste zich een liefdesrivaliteit geweest te zijn.”
“Kennen je verdachten elkaar?”
“In de Magische Tunnel kent iedereen elkaar, maar ze hadden geen sterke band,” zei Charis, “We zijn ook nog maar twee dagen ver. De dubbelautopsie moet nog gebeuren.”
Jemma fronste en schakelde, terwijl ze in haar koffie roerde, één voor één haar implantaten en verbindingen uit. Dat gaf haar altijd een gevoel van weldadige rust.
“Gruwelijke dingen,” zei ze, in haar koffie kijkend, “het verbaast me dat jij goed slaapt.”
“Dankzij pillen,” zei Charis, “maar liever ik die dat soort gruwel zie, dan anderen.”
Jemma dacht aan foto’s die ze gezien had van half-weggerukte gezichten, verminkte genitaliën, mensen die onder een trein gesprongen waren, of de bestanden die gelekt waren van de Kannibaal van Nymosk, drie jaar terug. Ze had die een plaats gegeven, net zoals elke inspecteur en elke agent dat probeerde, maar op momenten van grote vermoeidheid leken die beelden als lawines terug naar beneden te komen, en zag ze soms voor haar geestesoog de laatste momenten van de slachtoffers.
“Laten we onszelf echter niet te veel op de schouder kloppen,” ging Charis toen verder, “we hebben dit werk gekozen, we wisten waar we aan begonnen.”
“Niet iedereen is zo. Ik denk niet dat onze goeie vriend Herschel altijd beseft wat voor werk hij doet.”
“Pas op wat je zegt,” zei Charis, “ik heb gehoord dat hij afluisternano’s heeft rondzweven door het gebouw.”
“Daar is hij nog niet sluw genoeg voor,” grijnsde Jemma.
Charis glimlachte haar zuinige leraressenglimlach, en dronk haar koffie leeg. Ze stond op, en trok haar jasje terug recht.
“Het is voorbij negen uur. Ik ga een glas drinken in 'Carpenter’s' op de hoek. Wat denk je?”
Jemma knikte langzaam, terwijl Charis al enkele passen achteruit gezet had.
“Ich komme sofort.”

Verder naar deel zes.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten