Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

woensdag 10 mei 2023

De keizer van Populië: Misdaad (IV)

De keizer van Populië, hoofdstuk 3 - Misdaad (IV)

IV. De bonen van Vitellius


VILLA RAMONA, UYTGANCK, 7:02PM

Vitellius liet zich niet vermurwen en wilde niet verder praten vooraleer hij het avondeten zou laten opdienen. “Een heer is aan zijn dignitas verplicht om eerst te eten,” had hij gezegd, vooraleer me door Locatus te laten begeleiden naar de grote eetkamer, vanwaar eerder de geluiden waren gekomen door de muren terwijl ik had gesproken met Vitellius. Ik besloot dat ik nog een uur kon wachten tot Vitellius gedineerd had en dat het de moeite niet was om eerst nog terug te rijden naar het hoofdkantoor in Hegegrad, maar om onpartijdig te blijven zou ik geen kruimel mee-eten en geen druppel meedrinken.

In de eetzaal, de centrale kamer van de Villa Ramona, was het creatuur dat Socarus genoemd werd, bezig om schalen, kruiken en borden op de vierkante, lage bankettafels aan het zetten, die allemaal een laag smoezelig papier hadden gekregen. Tegen de muren stonden lelijke standbeelden van papier-maché. Diverse andere bewoners lagen al in de verstelde zetels in hun toga’s fruit te eten en dronken wijn uit plastic bekers. Ze leken niet echt aandacht aan mij te besteden.

“Zij weten van niets,” zei Locatus naast mij, terwijl hij me een bank aanwees in een hoek, en daar ook op ging liggen, met zijn voeten naar mij gericht. Hij trok een blik bier open en dronk. Ik knikte. Onder de aanwezigen herkende ik een ex-professor die indertijd het startschot had gegeven voor de ‘Ramoonse revival’, een zekere Bradius, die had moeten opstappen omwille van een affaire met een studente. Zij waren nu nog steeds getrouwd en zijn veel jongere vrouw zat naast hem op een bijzetstoeltje. Ze keuvelden in vloeiend Ramoons met andere figuren, waarvan er één een wolfskop droeg en een andere een revolver bij zich had. Nog verderop zat een gul lachende dame die een zuster van Boert Van Vettenberghe had kunnen zijn, en een oude man in een meer Gruks aandoende outfit, met erg lange vieze tenen die uit zijn versleten sandalen staken.

“Als het al waar is, wat u en Vitellius beweren, meneer Locatus,” zei ik. Locatus grimaste en nam nog een grote gulp bier. Socarus kroop op handen en voeten over de mozaïekvloer (ook vinyl) en zijn adem raspte. Ik trok een bedenkelijk gezicht.

“Socarus is een raar geval,” gaf Locatus toe toen hij mijn blik zag, “Hij is een fanatieke aanbidder van de Oude Goden en meldde zich 6 jaar geleden als slaaf aan bij ons. We probeerden hem dat uit zijn hoofd te praten maar hij stond erop. Bovendien gedroegen slaven bij de Ramonen zich nooit op die manier.”

“Slavernij is illegaal, ook.”

“Dat ook,” zei Locatus, waarop hij luid boerde en een sigaret opstak, “hij is in loondienst bij ons.”

Ik had het gevoel dat ik in een soort gekkenhuis was beland. Socarus was naar mij toe gegleden en keek mij hoopvol aan: “Domine mi velitne bibere vino vel birum?”

“Wat?”

“Of u wijn of bier wil drinken,” zei Locatus, waarop hij zich tot Socarus richtte en zijn Ramoons verbeterde: “Est ‘vinum’ et ‘siceram’.” Socarus grimaste en bood zich aan om zich te laten tuchtigen, maar Locatus weerde dat af met een handgebaar.

“Ik hoef niets, dank u.”

“Je zou denken dat hij opzettelijk fouten maakt,” grijnsde Locatus. Socarus kroop weer weg naar wat vermoedelijk de keuken was waar Vitellius zelf aan het werk was.

“Wat hadden jullie gehoopt te bereiken?” vroeg ik toen, stil genoeg dat enkel Locatus het kon horen, “dat één van jullie zogezegde Roze Coalitie het consulschap zou overnemen?”

“Dat de stellingen op scherp zouden staan zonder de zogezegd gematigde Ter Linden. Chaos creëren. Froger had ons geld beloofd om de Villa Ramona te laten opknappen en Ranzigbotten ging eindelijk een versie maken van Twatter in het Ramoons. Maar Froger liet ons direct vallen als een steen en Ranzigbotten zegt nu dat hij “geen tijd” heeft voor ons. Ik geef u op een papyrusje dat wij ook op de lijst staan van mensen die moeten verdwijnen, net als Cabron San Tander.”

“Wisten de anderen dat jullie opnames hadden van de gesprekken van Ter Linden en Ultor?”

Locatus haalde zijn schouders op en krabde in zijn stoppelbaard. Intussen waren nog bewoners gearriveerd: een nerveus, sprieterig vrouwtje van tegen de 40, een dandy met wallen onder zijn ogen en ingenaaide badges van Britse rockbands in zijn toga, en drie vrouwen die duidelijk zusters waren en onder elkaar luid lachten om een Ramoonse mop.

“Ranzigbotten en Baekelandt weten alles. Het zou me niet verbazen als hier ook ergens apparatuur was om ons af te luisteren, of dat één van onze medebewoners in het geheim spioneert voor Geurt Dickens of voor Verpist.”

De gelatenheid waarmee Locatus dit zei vond ik schokkender dan wat hij precies zei. Voor ik nog een vraag kon stellen, kwam Vitellius, voorafgegaan door een schor schreeuwende Socarus, de eetkamer binnen met een grote schotel, meer dan mansbreed, hoog opgetast met een stomende, groene en brokkelige pureepap.

“Fabae! Fabae omnibus!” riep Vitellius, en zijn gasten juichten.

“Wat mag dat zijn?” vroeg ik verbaasd aan Locatus.

“Bonen op Vitellius’ wijze, natuurlijk,” zei Locatus verlekkerd. Terwijl Vitellius rondging en bij éénieder een grote kwak bonenpap in de eetschotels mikte, volgde Socarus hem met de wijn. Twee amforen zaten op zijn kromme rug gebonden alsof het zuurstofflessen waren van een duikpak. De bitterzoete geur van bonen walmde door het vertrek. Ik hoopte dat de toiletten van de Villa Ramona voorzien waren op de ravage die Vitellius hier zou aanrichten bij zijn gasten. Iedereen leek echter in vrolijke vervoering.

Als laatste, met de serene minzaamheid van een grote vorst, liet Vitellius brokken dikke bonenpap in Locatus’ schotel terechtkomen, waarop hij de enorme pollepel ook op mij richtte.

“Bent u zeker, praetor Haspelaer?”

“Echt. Dank u.”

Vitellius zette de dampende ketel neer en nam in zijn eigen eenpersoonsbank plaats. Hij hield een doorzichtige plastic drinkbeker hoog die Socarus zonet had bijgevuld.

“Di omnes ament! Nunc edemus!”

“Edemus!” antwoordden de gasten enthousiast, en als uitgehongerd vielen ze aan op de bonen. Er werd geschrokt, geschransd en gebrast dat het een lieve lust was. Ik keek op m’n telefoon. Op de politie-app was er een rode notificatie verschenen en ik voelde een klomp in mijn maag ontstaan, al kon dat ook aan de weeïge bonendamp liggen in de eetzaal. Ik tikte het bericht aan: “DE SPETSKOP ONTSNAPT. DETAILS VOLGEN.” De Spetskop was een notoire psychopathische huurmoordenaar die indertijd was geklist door hoofdinspecteur Satan zelf en zijn definitieve proces afwachtte in de zwaarbewaakte gevangenis van De Nieuwe Wankeling. Ik probeerde dit sensationele nieuws niet te verbinden met de moorden op consul Ter Linden en districtsburgemeester San Tander, noch met de complottheorieën die Vitellius en Locatus me hadden geserveerd, maar het ging niet. 

In een opwelling stond ik op, excuseerde ik me bij Locatus en Vitellius, en ging ik de gang op met m’n telefoon. Ik belde De Paling. Die nam bijna onmiddellijk op.

“Inspecteur?”

“Sorry als ik stoor, het is avond.”

“Nee inspecteur, u stoort niet,” zei hij formeel, “u hebt vast ook de rode notificatie gekregen.”

“Inderdaad,” zei ik, opgelucht dat mijn trouwe Paling alert was als altijd.

“Waar bent u nu? Nog altijd bij Vitellius?”

“Ja, hij beweerde dat hij grote onthullingen had, en bewijzen ervoor, die eigenlijk oplijnen met jouw theorie. Maar momenteel is het avondmaal hier gaande in de Villa Ramona, en hij wilde enkel verder praten na de maaltijd. De ontsnapping van de Spetskop stoort me, zeker nu. Hoe zit het met de beveiliging van de districtsburgemeesters?”

“Daar had ik al aan gedacht,” antwoordde De Paling, “en momenteel zijn de eenheden die we kunnen sparen onderweg naar de meeste districtsburgemeesters die ik kon lokaliseren, maar –”

En toen viel hij weg en gingen de fake toortsen aan de muren uit. Ook mijn telefoonverbinding was abrupt uitgevallen. Uit de eetzaal klonken kreten van verbazing. Per ongeluk liet ik mijn telefoon vallen en ik vloekte. Toen ik hem weer vond op de vloer en de toortsfunctie aanzette – er zat gelukkig geen barst in het scherm, hoorde ik een enorme knal, gekrijs en toen nog enkele knallen. Geweerschoten. Ik maakte me klein tegen de muur en zocht naar mijn dienstwapen. De adrenaline gierde door mijn lichaam. Nog een knal terwijl ik voorzichtig de deur opende op een kier. De walm van de bonenpap en kruit sloeg me in het gezicht. Er kwam zwak licht uit de keuken dat snel verdween, samen met haastige voetstappen en gefluister van een hoge stem. Er weerklonk uit het duister gekreun en ik hoorde iemand zwaar ademen. Verderop, uit de richting van de keuken of een kamer die er aan grensde, klonk een nieuwe knal, maar dit keer geen geweerschot. Een bom? Een gloed rees op en werd feller. Direct werd ik een brandgeur gewaar. Ik zag ook de contouren van enkele tafelgasten, zwaargewond of dood, en vlak bij me lag onmiskenbaar het lijk van Vitellius zelf, in elkaar gezakt als een mislukte slagroomtaart. Voor hem lagen Locatus en Socarus, die hun heer met hun laatste snik hadden willen beschermen. Socarus’ ogen waren wijd opengesperd en hij zag er dood nog waanzinniger uit dan levend. Locatus had zijn handwapen nog vast. Ik moest maken dat ik weg kwam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten