Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 20 december 2018

Wandelen over de langste plank (I)

Dit is het verslag van een persoonlijk, emotioneel en professioneel desastreus 2017 en de perifere maanden van 2016 en 2018 eromheen. Wie weet is het louter therapeutisch schrijven. Wie weet heeft iemand anders er iets aan. Wie weet zijn sommige situaties herkenbaar. Toen ik eind 2017 op Twitter het jaar een 1/10 gaf en iemand vroeg waarom toch nog dat ene punt, zei ik "wel, ik ben nog in leven". Dat vat het goed samen. Alle namen zijn heel erg slimme schuilnamen die totaal niet herkenbaar zijn.

In het voorjaar van 2016 solliciteerde ik bij LTL, een vrij kleine maar ambitieuze consultancy-groep die op zoek was naar mensen voor hun communicatie- en marketingvleugel. Nipt moest ik het afleggen tegen de laatste andere kandidaat, maar niet getreurd – LTL vroeg me een jaar later om in zeven haasten en als onafhankelijke enkele teksten voor hen te schrijven, en zo geschiedde.

Op dat moment werkte ik nog voor eGlyph, een licht anarchistische KMO die zich vooral specialiseerde in het aanbieden van PDF-middleware. LTL was intussen overgenomen door Oregon Consulting, en teambaas Joris belde me op om me te vragen of ik het nog steeds zou zien zitten om consultant te worden, weliswaar onder de vlag van Oregon. Ik stemde toe voor een gesprek, dat heel ontspannen plaatsvond in Kortrijk, en nadien in Gent met Joris’ secondant Celine.

Men vond het jammer dat ik wegging bij eGlyph, maar de CEO en mijn manager begrepen het wel – m’n manager was een jaar jonger dan ikzelf, en zowel CEO als management verstonden dat ik te lang zou moeten wachten op promotie als ik bij het nochtans groeiende eGlyph zou blijven.

(1) Uit overwintering

Technisch gesproken was het geen winter toen ik na een dikke maand werd gedumpt door Chiara en toen ik aangenomen werd bij Oregon Consulting. Maar het was koud en druilerig in die periode. Het voelde als een cesuur. Mijn oude schil viel af – Chiara en mijn vorige werk hadden nauwelijks op 300 meter van elkaar gehuisd, en nu was het tijd voor iets nieuws. Niet alleen ging ik werken voor Oregon, er dook ook terug een vrouw op in m’n leven waarvan ik nooit had gedacht dat ik haar in het echt zou ontmoeten. Daar is wat uitleg voor nodig.

In 2007 ontmoette ik in één of andere schimmige digitale krocht Sofia. Onze wederzijdse interesse was initieel alleen maar seksueel, met gedeelde fantasieën en kinks. Naderhand praatten we ook over meer persoonlijke dingen en ik probeerde zelfs één keer met haar af te spreken, maar dat feestje ging niet door. Achteraf bekeken zou dat ook een slecht idee geweest zijn. Ik was 24 en zij was 18. Niet illegaal, nee, maar gegeven de omstandigheden een dubieuze situatie.

We bleven in contact tot rond 2010. Hoewel ik nooit een foto van haar te zien kreeg, kwam ik te weten dat ze ondanks haar leeftijd iemand was met de onfortuinlijke combinatie van een hoge intelligentie en een kwetsbare persoonlijkheid. Onzeker en gevoelig. Getalenteerd in taal en nieuwsgierig naar de wereld. Na verloop van tijd kwam ze wat uit haar cocon, vatte ze hogere studies aan en maakte ze vrienden. Ongeveer op dat punt stopten mensen massaal met MSN Messenger (onze rode telefoon) te gebruiken, cancelde ik mijn daarmee samenhangende Hotmail-account en verdwenen we van elkaars radar.

In 2015 kreeg ik op Facebook een vriendschapsverzoek van een zekere Sofia, die ik helemaal niet herkende. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik dergelijke verzoeken bijna altijd categoriek negeer. Maar omdat ze me (1) schattig leek en (2) geen spambot, stuurde ik haar een berichtje waarin ik haar vroeg waarom ze me had toegevoegd. Dit lijkt nu een op voorhand gemaakte conclusie, maar op dat moment was het een serieuze blast from the past toen ze uitlegde dat zij het meisje was waarmee ik ongeveer vier jaar af en aan over van alles en nog wat had gebabbeld online. Intussen had ze een job, al een jaar een vriend en woonde ze in Brussel. Ik was blij voor haar dat ze zo ver gekomen was. Ze had blijkbaar al die jaren mijn naam herinnerd en ook hoe ik er ongeveer uit zag (zij wist dat wel over mij, niet omgekeerd).

Het bleef een jaar relatief stil tussen ons, tot ze me ergens in november 2016 aansprak via de Messenger van Facebook. In het gesprek dat daar op volgde, bleek dat we allebei niet alleen recent een nieuwe job hadden aangenomen, maar dat we ook recent single waren geworden. Weliswaar was dat bij haar na twee jaar en bij mij na een maand, maar het schiep een bepaalde gedeelde treurnis. Intussen was ik al 33 en zij 27. Onze conversaties waren hartelijk, geestig en op het scherp van de snee, maar ze helden nooit meer over naar het seksuele, alsof onze eerste, ranzige babbels eigenlijk niet echt bestaan hadden.

De lijn Oregon-Brussel

Bij Oregon Consulting ging er een nieuwe wereld open. De voorbije 9 jaar had ik altijd ‘binnen’ gezeten als voltijdse tekstenboer, marketeer en occasionele designer. Nu zou ik als consultant ingezet worden bij klanten om hen beter en aantrekkelijker te leren communiceren, zowel intern als extern. Oregon was een op en top modern bedrijf, met flexdesks, fruitmanden, open ruimtes en tal van intelligente, gedreven mensen. Niet dat ik voordien werkte met idioten, maar hier hing de ambitie haast in de lucht als een naderend onweer.

Mijn initiële chef, Joris, was een innemende, warme man met een hoed en grijs haar, net als ik afgestudeerd als germanist (toen dat nog een richting was), en zat nooit verlegen om een kwinkslag. Ons team was een klein team, en was een buitenbeetje in een consultancy-firma waar vooral developers, integratoren en software-experts rondliepen. Dat maakte de bewijsdrang van dat team groot en voerde de stress op. Toch bleken mijn eerste proefopdrachtjes vrij succesvol, waardoor ik onmiddellijk in het diepe werd gegooid.

Intussen chatte ik bijna elke dag met Sofia, alsof er nooit zes jaar waren voorbij gegaan. Ik stelde uiteindelijk voor om elkaar eindelijk eens in het echt te ontmoeten, zonder dat ik daar per se iets mee hoopte te bereiken. Uiteindelijk waren haar profielfoto’s al vrij oud en niet zo duidelijk, en ik had er geen idee van of het in het echt wel zou klikken. We spraken af in haar Brussel, niet ver van de bekende en soms bespotte Dansaertstraat, die konijnenpijp van Nederlandstalige Brusselaars.

Het had wat voeten in de aarde (parkeerperikelen, volle cafés, straten afgezet), maar uiteindelijk vond ik Sofia in een kleine menigte aan één of ander café op Sint-Katelijne. Ik herinner me nog dat ik onmiddellijk werd getroffen door hoe mooi ze was. Grote bruingroene ogen, een licht-donkere tint, bijna ravenzwart haar, heel fijn van gestalte, en zeer stijlvol en vrouwelijk gekleed. Ze sprak met een onmiskenbaar Antwerps accent (wat ze ontkende – “ik klink toch vrij Brabants?”). We belandden in Bar Beton, en daar begon onze eerste echte babbel.

De kast wordt vol lijken gestopt

In het echt bleek Sofia nog veel grappiger dan ze online was. Er was niets van ongemakkelijkheid of stroefheid in het gesprek. We spraken honderduit over boeken, over Russisch (ze was vertaler-tolk Russisch-Engels van opleiding), over de zinloosheid van corporate jobs, over links zijn en toch ook kinky en sexy willen zijn, over vrijheid, over familie, kortweg over alles. Toen we afscheid namen, wist ik zeker dat ik haar terug wilde zien.

Dat gebeurde al enkele dagen later in een druk bezocht Ethiopisch restaurant in Brussel. Ik was een beetje te laat. Mijn hart sloeg veel harder dan anders. Ik was niet per se verliefd, maar ze was als een levensgrote magneet voor me – of een muggendeur, al naargelang. We deelden een grote schotel met veel kurkuma en gingen daarna nog elders wat drinken. Bij het afscheid nadien kuste ik haar, waar ze noch fysiek, noch verbaal op reageerde, wat me deed denken dat ik een vergissing had gemaakt. In opperste verwarring ging ik naar huis.

Intussen begon het bij Oregon lastiger te worden. Ik deed een aantal interne jobs die zonder feedback en gevolg bleven, zowel voor als na de jaarwisseling. Ik probeerde, zoals men ooit placht te zeggen, naar godsvrucht en vermogen andere karweien af te werken, maar die werden gewogen en te licht bevonden. De standaarden lagen duidelijk heel hoog. We hadden ook een nieuwe collega gekregen. Nieuwe Marieke, die haar naam deelde met een andere Marieke in ons team, werd mijn vaste loopgraven-compagnon.

Een derde afspraak met Sofia leek uit te blijven. Ik had het gevoel dat ze zocht naar excuses om niet af te spreken, tot ze me op een zondagavond ontbood naar Brussel, niet lang na Nieuwjaar. Ik was zo nerveus dat m’n handen trilden toen ik haar haar eerste glas wijn gaf in het café waar we hadden afgesproken. Ik moest het met twee handen vasthouden. In de beslotenheid van een lounge op het eerste verdiep kusten we opnieuw, en dit keer leek het enorm naar haar zin. “Je geeft zo’n kleine kusjes,” merkte ik op. “Dat is omdat ik een klein mondje heb,” zei ze, “het voordeel daarvan is dat het dingen groter doet lijken.”

De plank wordt uitgeschoven

Bij Oregon begon ik langzaam mijn eigen netwerk uit te bouwen. Ik had in mijn oudere en meer ervaren collega Anja een uitstekende mentor. Net als ik was zij iemand die mensen en zaken intuïtief benaderde, maar met het voordeel van meer levenservaring. Met de Mariekes was het altijd dolle pret als we samen aan een bureau zaten, en ik hongerde naar meer ervaring bij klanten. Die kwam er spoedig aan.

Hoewel Joris de baas van het team was, werd de werkplanning waargenomen door Celine. Celine was enkele jaren ouder dan ik en iemand die ik van meet af aan intimiderend vond. Ze was bijna even lang als ik – en met 1m84 ben ik zeker niet klein – en had ijsblauwe ogen die dwars door mijn schedel heen leken te kijken, in combinatie met een altstem die bullshit genadeloos doorprikte. Celine en ik zouden samenwerken op het FedEdge-project, een klant in het Antwerpse met vertakkingen in meer dan 100 landen.

Ik zag ook Sofia terug. Ik kookte voor haar bij mij thuis. Nadien dronken we wat te veel en hadden we wat flauwe seks. Het was niet dat ik niet opgewonden genoeg was, maar iets te veel op had om goed te kunnen functioneren, en het geworstel met het condoom hielp ook al niet. Ze aarzelde een beetje. “Misschien betekent dit meer voor jou dan voor mij. Of omgekeerd,” zei ze cryptisch.

Nadien maakte ze me via Facebook Messenger duidelijk dat ze niet op zoek was naar een relatie. Ze bleek nog altijd met haar ex samen te wonen, hoewel ze niet dacht dat ze daar ooit naar zou terugkeren. Ook bleek dat ze graag seksueel experimenteerde. Dat was al zo geweest in haar vorige relatie. Haar ex had haar dat toegestaan onder de voorwaarde dat hij er niets over wist, en dat was een deel geweest van waarom het afgesprongen was – ze kon niet leven met doen alsof. Ze vertelde me in bed dat ze binnenkort naar een seksfeestje ging, en dat maakte me veel minder jaloers dan ik gedacht had. Zo lang ze alles deed in veiligheid en met volle goesting, zag ik het probleem niet.

Verder naar deel twee.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten