Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

maandag 6 juli 2009

Simpele Danny (I)

1. Niemand wist waarom

Niemand wist eigenlijk waarom Danny de kruidenier precies ‘Simpele’ Danny genoemd werd, want overdreven dom of eenvoudig was hij niet. Misschien was het zijn voorkomen: nonchalant, beetje afstandelijk, met een air over zich van typisch dorpse tragedie. Zijn kruidenierszaak was een vanzelfsprekendheid, zelfs in tijden van supermarkten, en meestal ging het er rustig aan toe. De drankautomaat buiten was een trefpunt voor lokale Johns die te jong waren om op café te gaan, en er na een harde dag op de schoolbanken goedkoop ice teas dronken met een bravado alsof het halve liters bier waren. De Johns lieten het niet na van zowel brommers als vrouwen met dezelfde goefende kennersblik na te kijken, en iedereen die voor de rest niet tot hun groep behoorde, met een onuitgesproken vijandigheid te taxeren. Dat lot was nu ook mijn deel, toen ik de zonovergoten straat overstak en de schuifdeuren van de winkel zich geruisloos openden. Pas toen ik binnen was, zetten de Johns hun gesprekken over brommers en vrouwen verder. Het was elk weekend vreemder om als student terug in mijn geboortedorp te zijn.
Simpele Danny had sinds jaar en dag drie medewerkers: zijn vrouw Colette, Debbie en Gaston. De mentaal licht gehandicapte Gaston stond beter bekend als de Billenkletser, een bijnaam die hij niet verdiend had door ongewenste intimiteiten, maar omdat hij als jongen vaak had geprobeerd om gevatte moppen te vertellen. Zijn jeugdige carrière als humorist had hij moeten staken omdat hij een bijzonder slechte moppentapper bleek, maar hij had er wel een ironische bijnaam aan overgehouden.
“Goendag,” begroette Simpele Danny mij zonder veel animo. Simpele Danny zag er uit als een Elkerlyck: een grote, in elkaar gedoken dertiger met kort, donker haar en een babygezicht. Zijn melancholische, onenthousiaste teneur smoorde onmiddellijk elke conversatie in de kiem die buiten prijzen, groentensoorten of de val van de kleine van de buren ging.
“Hallo,” zei ik. De de geblokte gestalte van de Billenkletser stond ham te snijden even verderop voor een dikke dame met een grijze regenjas en een netzak die uitpuilde van de spaghetti. Debbie noch Colette waren in de winkel aanwezig.
“Wat zal het zijn?” vroeg Simpele Danny. Zijn droevige, donkere ogen keken dwars door mij heen.
“Een krop sla.”
Hij begaf zich naar zijn groentenafdeling, die tegenover de kassa lag, en haalde daar op een bijzonder werktuigelijke manier een krop sla tevoorschijn.
“Is dat alles?”
“Dat is alles.”
“Dat is dan 60 cent.”
De Billenkletser keek mij even aan onder het snijden van de ham. Ik vroeg me af of hij het me nog altijd kwalijk nam dat ik als jongen ook nooit met zijn moppen gelachen had.  Simpele Danny vertoefde in andere werelden. Ik gaf een euro, en Simpele Danny gaf mij 40 cent terug. Hij zuchtte.
“Zo’n zucht,” zei ik met een glimlach, in een ongetwijfeld ijdele poging Simpele Danny’s Weltschmerz te verlichten, maar ik was niet voorbereid op de bom die hij als antwoord dropte.
“Colette is weg,” zei hij, “zonder iets te zeggen.”
“Weg... als in weg, voor altijd?”
Hij haalde zijn schouders op met een routine van een man die zelden ja of nee zegt, en in de plaats daarvan zijn schouders ophaalt. De Sisyfus van de bebouwde kom.
“Ik weet het niet. Gisteren stond ik op en ze was weg.”
“Oei... dat is erg.”
De dikke dame in de regenjas waggelde de winkel uit na betaald te hebben. De Billenkletser had zich gewijd aan het controleren van de zuivelproducten even verderop, maar leek mij voortdurend in de gaten te houden. Ik bleef even zwijgend staan, contemplatief met de krop sla in mijn handen.
“We zien wel,” zei Simpele Danny toen.
Blij met deze passe-partout, knikte ik en nam ik afscheid.
Toen de schuifdeuren opengleden werd ik opnieuw begroet met stilzwijgend misprijzen door de Johns, dat ophield toen ik uit het zicht verdwenen was, op het grindpad van ons huis, dat aan de overkant lag.

Verder naar deel twee.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten