Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 27 oktober 2016

Ananke (VIII)

De hel van Eden (Sol 4)

Toen Sia terug in de tent was, viel haar oog onmiddellijk op één van de verklikdisplays die ze samen met Hwang geïnstalleerd had. Eén van de exoscooters van de hangar achterin de basis was weg, en dat klopte niet.
Hwang?
Wat is er? kwam het antwoord vrijwel onmiddellijk terug.
Eén van hun exoscooters is weg. Ze hadden vandaag geen exomissies.
Nathalie en Ignacio zijn nog steeds bij mij.
Sia zette de verbinding op laagband en activeerde haar linkeroogdisplay. Gelukkig moest ze alleen opnieuw haar helm vastklikken, terwijl ze zocht naar haar wapen.
“Godverdomme,” mompelde ze tegen zichzelf.

Sia rende het complex binnen. Toen ze de keuken in marcheerde, na drie lege kamers gevonden te hebben, trof ze een verraste Ma-Jing Rui aan.
“Wat is er?” vroeg hij. Hij zat te lezen.
“Wie heeft één van jullie exoscooters genomen?”
Hij stond onmiddellijk op.
“Nathalie en Ignacio zijn bij je collega. Iemand heeft er één genomen zonder toestemming.”
Sia draaide zich net op tijd om om niet omver gelopen te worden door het massieve lichaam van Dan Loeber. Hij had zijn tuinoverall nog aan.
“Er is een exoscooter weg,” zei hij. Zijn anders bedaarde Texaanse gezicht stond wild.
“Ik weet het,” zei Sia.
Ze baande zich een weg langs Dan en rende onvast, door die vervelende g-kracht van Ananke, naar de leefvertrekken. De deur stond open. Giada zat in een zetel voor een onaangeroerd schaakbord. Dieprood licht gaf de kamer een zonderlinge sfeer.
“Wie heeft een exoscooter genomen?” vroeg Sia, wijdbeens in het deurgat.
“Geen idee,” zei Giada, maar ze had net zo goed “Ik kwam je bezig houden om er voor te zorgen dat je niks zou merken” kunnen zeggen.
De groep rond Giada heeft de scooter genomen.
Hwangs antwoord kwam van dichtbij.
We zijn al terug onderweg naar de basis. Nathalie en Ignacio weten nog niks.
Sia richtte haar wapen op Giada.
“Ik arresteer je voor obstructie van een onderzoek van de Verenigde Naties,” zei ze.
Giada stond op.
“Sla me dan maar in de boeien,” zei de Italiaanse met de onverzettelijkheid van een martelares. Intussen waren ook Ma-Jing en Dan de kamer binnengekomen.
Er kwam van buiten een lichtflits. Sia’s greep om haar wapen verstevigde zich.
Het was Catherine. Ze heeft de A2 opgeblazen.

Sia moest tegen elk instinct vechten in haar lichaam om geen kogel door Giada’s lichaam te jagen. Als een mantra herhaalde ze in haar hoofd flarden van haar training terwijl de Italiaanse haar uitdagend bleef aankijken. De flits van de A2 die opgeblazen was, brandde nog na op Sia’s netvlies, en daarmee ook de enige mogelijkheid dat ze hier ooit zou wegraken.
Intussen was Hwang de kamer binnengekomen. Hij hield Nathalie en Ignacio onder schot en had onderweg Ilona opgepikt, waardoor iedereen in de woonkamer aanwezig was.
“Allemaal naar één kant,” zei Hwang rustig tot de kolonisten. Sia zette enkele passen terug tot ze naast Hwang stond en ze keken elkaar aan. Ze kon zien dat hij precies hetzelfde dacht als haar. Hij draaide zich terug naar de kolonisten, bij wie een heel spectrum aan gevoelens te zien was. Nathalie was sfinxachtig als altijd, Dan zag er geschokt uit, Ignacio had een mengeling van vrees en trots, en de rest zat daar ergens tussenin.
“Krachtens de autoriteit die in ons is geïnvesteerd als speciale agenten van de Verenigde Naties, staat iedereen van de kolonie Ananke A op de wereld Ananke onder arrest,” zei Hwang tot de kolonisten, “De zelfmoordaanval van Catherine Crowley op het tweede interstellaire bemande schip van de mensheid en de dood van onze piloot, Gustav Jensen, is een bijzonder zwaar vergrijp.”
Sia voelde haar hand in een kramp staan om de greep van haar wapen.
“Maar het verandert niets aan de feiten,” zei Giada, die haar medestanders om haar heen verzameld had, “De mensheid zal geen kennis maken met het Vesch.”
“Ik denk niet dat ik jou toestemming heb gegeven om te spreken,” zei Hwang voor Sia iets kon zeggen. Giada glimlachte maar zweeg.
“Giada, kom hier,” zei Sia. Ze maakte zich los van de groep. Voor er iemand anders iets kon zeggen of doen, sloeg Sia Giada neer met een klap van haar wapen. Haar kaakbeen kraakte en ze zakte onmiddellijk in elkaar op de grond.
“Als we ons niet meer gaan houden aan gelijk welke regel – wat jullie goed recht is om te proberen – dan zullen de gevolgen er ook naar zijn,” zei Sia, die over Giada’s lichaam stapte en langs de andere kolonisten heen liep. De angst had het nu gewonnen van de verdeeldheid. Het bloedrode licht in de kamer was bijna indigo geworden.
Wat nu?
Sia reageerde niet op Hwangs mentale stem.
“Werkt de algemene zender nog zodat we contact kunnen opnemen met Aarde?”
Het bleef stil.
“Antwoord!”
“Hij is permanent beschadigd geraakt,” zei Ignacio toen.
Sia trok een gezicht.
“Hoe lang duurt het om een nieuwe te maken?”
“Daarvoor hebben we niet het juiste materiaal,” zei Nathalie Pohl. De informele leidster van de kolonie was nu zelf uit de groep naar voren gestapt. Ze keek beurtelings van Sia naar Hwang.
“Ik zou jullie met respect willen vragen om niet verder mijn mensen te verwonden,” zei ze, “Ik besef de ernst van de situatie, maar geweld brengt ons nergens.”
“Ga jij dat uitleggen aan Gustav?” vroeg Hwang.
“Nathalie, het is nu niet het moment om te onderhandelen. Dat is noch je positie, noch je plaats. Je hebt gefaald als leider,” zei Sia, die haar woede gradueel voelde wegebben en in de plaats daarvan een misselijkmakende wanhoop in haar voelde opwellen, “Ga terug bij de anderen staan.”
Nathalie sloot haar ogen even.
“Wacht,” zei ze, “Laat me even, alsjeblieft.”
Terwijl Hwang de rest van de groep onder schot hield, kwam Sia vlak voor Nathalie staan.
“Maak het kort. Wat wil je?”
“Ik was niet op de hoogte van de plannen van Giada en Catherine,” zei Nathalie, die haar ogen weer geopend had en Sia vol aankeek, “En ik neem het falen van Ananke A volledig op mij. Wat zij gedaan hebben, valt niet goed te praten. Maar maak daar de anderen niet het slachtoffer van, alsjeblieft.”
In weerwil van zichzelf, alsof het een zeeziekte was, voelde Sia medelijden.
“Er zal verder niemand gewond raken als iedereen zich gedraagt.”
Wat nu? vroeg Hwang opnieuw. Ze draaide zich om en keek hem aan.
We nemen dat vervloekte Vesch in beslag en wachten vier jaar tot ze ons komen halen.
Hwang knikte.
“Nathalie,” zei Hwang, “kom mee met mij.”
Gedwee volgde de psychologe Hwang naar buiten.
“Gaan jullie het Vesch in beslag nemen?” vroeg Ma-Jing. De Chinees keek alsof hij hard probeerde mee te denken met de agenten. Sia knikte kort en ging in een stoel zitten, nog steeds met haar wapen in de aanslag.
“Het Vesch in de grot is niet het echte ding,” zei Ignacio toen duister.
“Hoezo?”
Ook bij de anderen ontstond consternatie. Ignacio haalde een kleine kubus uit zijn zak. Sia stond op uit haar stoel. Het indigo licht in de kamer leek intenser te worden.
“Geef dat hier.”
Ignacio schudde zijn hoofd. Een windstoot gierde door de basis.
“Dat zal niet gaan. Ik heb het zonet geactiveerd.”
Sia opende haar mond om iets te zeggen, maar haar adem stokte. De kamer verkleurde nog een tint donkerder. Het lawaai van de kolonisten werd één aangehouden muzieknoot, en ze verwerden tot zwarte pilaren, met in het midden Ignacio.
Het dakvenster brak open en de muren zakten in de grond. Een stofwolk waarin elk partikel apart zichtbaar was in een miljoenvoudige reflectie, onttrok de werkelijkheid aan het zicht. Sia ging door haar knieën net als Giada daarnet, en voelde, terwijl haar ogen naar boven rolden, hoe ze begon aan een oneindig diepe val – en er was een deel van haar dat dat niet eens zo erg vond.

Alles om Sia heen proefde naar regen. Ze zat neer tegen een boom, en nam gradueel haar omgeving in zich op. Ze bevond zich in een wild grasveld zoals ze er gezien had in Wales, met heuvels die tot in de oneindigheid leken verder te rollen, hier en daar enkele bomen, veel bloemen, en het geruis van de wind door takken. In de verte waren er zelfs dierengeluiden te horen.
“Sia?”
Sia stond op en draaide zich om. Aan de andere kant van de boom zat Hwang. Hij keek naar haar op. Het was nu pas dat ze ook besefte, door hem te zien, dat ze allebei naakt waren.
“Iemand heeft het Vesch geactiveerd, is het niet?” vroeg Hwang. Hij zag er niet langer ongeschoren en gespannen uit, en leek meer alsof hij er net een verkwikkende slaap had opzitten. Sia zei niets en keek verder over de horizon.
“Godverdomme,” zei Hwang, en hij liet zijn hoofd zakken, “De rotzakken.”
Sia zette een paar passen verder, van onder de schaduw van de boom. Er was geen wolk aan de hemel. Haar implantaten en oogdisplays waren verdwenen.
“Zouden de anderen hier ook zijn?” vroeg Hwang zich luidop af.
Sia sloeg een vorm gade in de verte, onder een andere boom. Ze ging op haar hurken zitten.
“Het is een leeuw,” mompelde ze, meer tegen zichzelf dan tegen Hwang, “verdomme.”
Hwang was nu zelf opgestaan.
“Wat zie je?” vroeg hij. Sia wees de vormen aan onder de boom verderop.
“Een leeuw,” herhaalde hij, “Hij is niet alleen.”
Naast de leeuw zat een schaap. Het gevoel van duizelingwekkende wanhoop dat ze zoëven gevoeld had, was weer helemaal terug.
“Weet je wat dit betekent?” vroeg Sia, opkijkend naar Hwang.
“Wat?” vroeg hij zwak.
“Het Vesch, wat het ook is, wil ons doen geloven, of heeft ons geplaatst, in de Tuin van Eden.”
Hij lachte eerst, maar zweeg abrupt.
“Het kan erger, maar...”
Hij maakte ook zijn zin niet af. Sia stond op. De leeuw en het lam lagen nog steeds broederlijk naast elkaar. De warmte zorgde ervoor dat het gras een goudachtige gloed afgaf, en de wind koelde haar gezicht af. Ze sloot haar ogen en strekte haar armen uit.
“We raken hier nooit meer uit, Hwang,” zei ze, “Ignacio heeft een technologische singulariteit geactiveerd. Elke mens op Ananke is er in meegezogen.”
Hwang keek om zich heen.
“Een volgende expeditie zal...”
Maar ook die zin maakte hij niet af. Sia raapte een steen op.
“Hwang, ik heb geen zin om hier Adam en Eva te spelen,” zei ze. Hij vloekte in het Koreaans.
“Wat stel je dan voor?”
Ze toonde hem de steen.
“Ofwel vinden we zelf uit wat de dood hier voorstelt, ofwel maak ik het je makkelijker.”
Verschillende emoties worstelden zich een weg naar zijn gezicht.
“Ho daar. We kunnen... dit is toch niet... De anderen kunnen hier ook zijn.”
Sia had sterk het gevoel dat dat niet het geval was en Hwang klonk eveneens niet overtuigd van zijn eigen woorden.
“Het is dat, of er komt een punt waarop –”
Hij stapte naar achter.
“Laat me gaan,” zei hij. Sia telde inwendig tot drie en mikte de steen naar Hwangs gezicht. Hij ging neer. Ze sprong bovenop hem, raapte de steen op en bleef op hem in kloppen tot ze zeker wist dat hij dood was. Bevend, met tranen en zweet die langs haar bloederige lichaam naar beneden rolden, stond ze toen op.

Tegen dat de volgende ochtend aangebroken was, hing Sia Pierce uitgerokken, met een rood gezicht en een bleek lichaam, aan een tak zacht te schommelen op het ritme van een zuiderwind.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten