Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 20 december 2018

Wandelen over de langste plank (IV)

(4) Politie, griep en afwijzing

In mijn jeugd was ik soms een kwajongen – wat men in archaïsche en affectieve termen soms omschrijft als een belhamel, een stouterik, of in mooi Vlaams een pitou. Als man lig ik steeds op de loer voor een kwinkslag, of om een opmerking te geven die iemand kort uit balans brengt. Ik gebruik graag schuttingtaal of stop lekker vieze beelden in mensen hun gedachten. Zoals die keer, toen ik voortijdig van een muziekevenement naar huis moest en een vriend moest meenemen, dat ik tegen een vriendin vertelde dat die vriend me als betaling in de auto onder het rijden nog een handjob moest geven. Of dat ik mensen spontaan vraag om zich voor te stellen hoe een tapijt van vlees er uit zou zien. Of dat ik aan een collega vroeg of hij liever zou hebben dat zijn vrouw plots overal haargroei heeft, of dat ze plots een onnatuurlijk lage stem krijgt.

Ondanks die uitingen van kleine rebellie – een hardleerse cultuurcriticus zou zelfs kunnen spreken over een bourgeois vorm van rebellie – vonden leraren me in m’n jeugd al bij al een geschikte jongen. Iemand die het goed meende en fundamenteel een positieve ingesteldheid had. Later, op het werk, of ik daar nu goed zat of niet, zagen zelfs de meest koele bazen dat ik altijd zorgde voor sfeer op de werkplek. Onlangs nog zei m’n moeder dat alleen ik er mee kon wegkomen van in de rayons van de Colruyt rond te lopen met een duivelsmasker over m’n hoofd en dat ik er mensen mee deed lachen. Er is ook het verhaal dat, toen ik met grootouders aan zee was, dat ik blijkbaar als driejarige al door had dat als ik sprong en danste en lachte in de zetel, dat ze me langer lieten opblijven.

Toch is me ook altijd meegegeven dat het belangrijk is om beleefd te zijn en mededogend. Om je te verplaatsen in het perspectief van iemand anders. Met andere woorden heb ik er au fond altijd naar gestreefd om een fatsoenlijke persoon te zijn. Iemand die niet liegt op zijn belastingaangifte. Iemand die meewerkt met de politie als die me voor iets nodig heeft. Iemand die z’n best doet. Daar hoef ik absoluut geen schouderklopjes voor te krijgen.

Ik vind het maar normaal dat je eerlijk probeert te zijn, of dat je andere mensen probeert te benaderen als volwaardige andere mensen die hun eigen gedachten, gevoelens, kwetsbaarheden en onzekerheden hebben. Want ben ik dan zo anders? En ik heb altijd geprobeerd nooit te nemen wat me niet vrijelijk gegeven werd – of dat nu ging om geld, seks, werk, vriendschap of appreciatie. In die zin zou je me zelfs in de kern een liberaal kunnen noemen.

Bij mijn terugkeer uit verlof naar Oregon Consulting leek niets van dat alles veel uit te maken. Of: het werd gewoon maar voor normaal aanzien. Dat terwijl ik sommige managing partners boertig en inhalig zag doen. Of dat ik ook dichte collega’s menselijke fouten zag maken die hen niet werden aangewreven, en mij wel. De betere lezer begrijpt hopelijk dat dit geen apologie is voor mijn eigen tekortkomingen, die er zeker zijn.

Maar intussen was me duidelijk dat als Celine zou zeggen dat ik groen haar had, dat mijn haar groen was, wat er ook mocht gebeuren. Ik bleef op de uitkijk voor andere mogelijkheden, wat mijn mentor Anja een heel goed idee vond. Ik wist niet of ik daar iets profetisch in moest zien – met andere woorden of zij al meer wist dan ik.

Frietjes met Sofia

Sofia was klaar om terug af te spreken, een dikke week nadat ik terug lange dagen aan het draaien was bij Oregon en weer op visite was bij klanten. Ik probeerde er nieuwe energie uit te halen. Bovendien was ik op een goed gesprek geweest bij autogigant Sisteo, in de vlakke semi-polders van Gent-Zeehaven, en was ik doorgestoten tot de volgende ronde. Ik leefde, zoals zo vaak in 2017, op de brandstof van de hoop.

Op gezondheidsvlak hakte ik de knoop door en maakte ik een afspraak met de psychiater die me aangeraden was door mijn huisarts. Intussen had ik terug het project opgepikt met Yuri van HR om het Engels in Oregon een boost te geven, en zaten mijn teksten voor Ginn in de lift. Aldaar had ik zowel het team van mijn Amerikaanse MVP als mijn Deense MVP voor mij gewonnen.

Anja kwam op mijn grote project voor de HoGent. Dat vond ik fijn. Ze gaf me steeds goede adviezen om beter te worden in de stiel en van mijn kant hielp ik haar uit de brand op een chaotische dag waar ze haar bestanden was vergeten meenemen. Jammer genoeg was ik op een andere dag, waar een meeting plaatsvond met één of ander bestuurslid, net iets later dan zijzelf, en moest ik buiten wachten in de auto. De dag erop kreeg ik een woedende telefoon van Celine. Anja en ik praatten het uit, maar ik voelde dat mijn band met Celine onherstelbaar was geworden.

Op een dag, toen ik alleen was met mijn voormalige baas Joris, vroeg ik hem hoe hij zich nu voelde, sinds zijn terugkeer. Hij glimlachte en zei: “weet je dat het de eerste keer is dat iemand me dat gevraagd heeft?”. Daar werd ik even stil van. Hij zei dat collega’s deden alsof er niets gebeurd was, alsof hij niet een paar maanden out was geweest.

Partner-in-crime (intussen niet meer zo) Nieuwe Marieke en ik woonden een groots intern evenement bij waarop pijnlijk duidelijk werd wat het grote probleem van Oregon Consulting was. De bazen hadden de mond vol over innovatie, persoonlijke ontwikkeling en het uitwerken van projecten die geen onmiddellijk nut hadden voor de omzet, maar onze officiële ‘usability’ (de tijd die we konden factureren aan klanten) lag extreem hoog en er was altijd zo veel werk dat zulke projecten de eerste waren die we moesten laten gaan. Dat was ook aangestipt geweest op de team-building in Mechelen en ook toen was daar geen oplossing voor gevonden.

Ik zag Sofia. Ik maakte eten voor haar – mijn signature dish, kipfilet met een slaatje en een zelfgemaakte dressing en frietjes – en we hadden een heel gezellige avond. Ik overhandigde haar mijn brief, die ze ingespannen las. In die brief stelde ik haar voor de keuze: ofwel onze relatie, wat die ook inhield, officieel maken en daar langzaam in groeien, ofwel onze relatie, wat die ook inhield, verbreken en een paar maanden afstand houden.

Ze kon me op dat moment geen antwoord geven. Ze woonde nog steeds bij haar ex. Ze zat nog steeds op een job die haar draineerde. Ik herinner me nog hoe ik voor de zoveelste keer, terwijl ze zat te lezen, besefte hoe tenger ze eigenlijk was, als een veruiterlijking van haar gevoeligheid en kwetsbaarheid. Alsof haar bange DNA ervoor had gezorgd dat ze nooit groter was geworden dan 1m54 en haar stembanden enkel geschikt hadden gemaakt om zachtjes te praten, of haar mond om zich in een stoute glimlach af te wenden na een diepe kus, alsof dat iets was waarvan ze vond dat het haar eigenlijk niet toekwam.

Het Rad van Fortuin draait bankroet

Terwijl ik bij Oregon in het marsritme mee stapte en vakjes afvinkte – een goedkeuring van een interne tekst, een goedkeuring van een externe tekst, een diepte-interview met een HoGent-bobo, een snedige presentatie over hoe mensen snel hun Engels konden verbeteren – raakte ik bij Sisteo in de finale ronde. Ik had slechts één tegenstander over. Stond ik nu echt op de springplank, of was het slechts de plank van een piratenboot met in het water rondcirkelende haaien?

Ik zag Sofia terug, twee weken nadat ik haar mijn brief had gegeven. Na een gezellig restaurantbezoek en wat drankjes nadien pookte ik het oude vuur terug op. Als een IKEA-bouwpakket in m’n bureaustoel gevouwen vertelde ze me dat ze van me hield, dat ze me knap vond, dat ze graag bij me was, dat ze bang was om me te verliezen, maar dat ze niet voelde wat ze vond dat ze moest voelen om in een relatie te stappen. Dat die constante twijfels haar misselijk hadden gemaakt. Dat die twijfels haar stress hadden gegeven.

Zijsprong: ik vind verliefdheid een overschatte emotie. Misschien is dat omdat ik snel verliefd word en het snel ook weer niet ben. Het is voor mij geen goede barometer over waarom je in een relatie moet stappen. Mijn beste relaties zijn niet met verliefdheid begonnen (al werd ik wel verliefd na een tijdje en kon dat gevoel ook terugkeren). Sofia zei dat ze misschien ooit verliefd was geweest op me, hetzij tijdens onze digitale kennismaking 10 jaar terug, of in een korte periode in onze zomer van feestjes en drugs. Maar nu was dat gevoel er niet.

Je kan niet discussiëren met een afwijzing, net zomin als je dat kan met een negatieve evaluatie van de baas. We knuffelden en weenden. Ik belde een taxi voor haar. Ik zei haar dat ze me niet kwijt was maar dat ze op z’n minst enkele maanden zou moeten wachten tot ik over dit alles heen was, en dat ze me best niet zou contacteren tenzij ze zich bedacht of dat er plots een kwestie van leven op dood zou oprijzen.

Ik hield me uiterlijk sterk, maar was innerlijk kapot. De vrijdag erop, na een babbel met een vriend, ging ik uit, radicaal solo. Op de terugweg naar huis, vlak voor de nachtwinkel waar ik nog snel sigaretten wilde inslaan, ramde ik een paaltje. De schade aan m’n auto was aanzienlijk, maar ik dacht dat dat wel goed te maken viel later. Ik dacht verkeerd. Heel verkeerd.

Gedeukte auto’s en gemis

De volgende ochtend belde de politie me uit m’n bed. Tijdens een toevallige patrouille hadden ze eerst gezien dat m’n auto een beetje te ver stond voor een garagepoort, en hadden ze nadien de schade opgemerkt. De nacht voordien had er blijkbaar iemand twee stilstaande auto’s geramd en was er toen vandoor gereden, en een ooggetuige had gezegd dat het een zwarte Mercedes was geweest – zoals mijn auto.

Het verhoor op het bureau was meer saai dan iets anders, vooral twee agenten die muisklikken uitvoerden terwijl ik daar nog hongerig en half-versuft in een plastic stoel zat. Alle buren waren buiten gekomen of hadden vanaf hun balkons gekeken om het spektakel te zien van ik die in een combi werd gestopt om naar het politiekantoor te rijden. Bovendien bleek na m’n terugkeer van het verhoor dat ik ziek was. Ik had 39° koorts. Onder een verse paniekaanval mailde ik Celine dat ik zowel m’n auto had gecrasht als dat ik te ziek was om te komen werken.

Het enige voordeel van mijn griep was dat de nieuwe evaluatie met Celine uitgesteld werd. Toen ik terugkwam bij Oregon, werkte ik als een mier die 100% toegewijd is aan de koningin. Ik was open en eerlijk tegenover de mensen van Fleet Management, die intussen het PV hadden gezien van het ongeval. Weliswaar zaten er op m’n autowrak geen verfresten (dus ik was niet de dader van het vluchtmisdrijf) maar ik wist dat hier nog een staart aan zou komen.

Sofia liet me weten dat ze me miste. Ik miste haar ook. Ik miste haar grapjes, haar nabijheid, haar ene vinger die door m’n hemd heen pookte om me dichter te trekken als ik haar kuste, het geluid van haar hakken op m’n vloer, haar geplaag van mijn huiskater Tyr, en haar zachte stem. Ik zei haar na de tweede keer dat ze zei dat ze me miste, dat ze misschien haar beslissing moest heroverwegen, maar dat gebeurde niet. Toen vroeg ik haar om me met rust te laten tot ik me weer klaar voelde om contact op te nemen en eventueel verder te gaan als gewone vrienden.

Verder naar het laatste deel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten