Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 16 juli 2015

Een verhaal van twee gestoorden (V)

Een totale psychopaat

Ik had het bij het foute eind. Een maand later, voor we de kerstperiode in gingen en we intussen wisten dat Benoît definitief terug zou komen in een andere functie in januari, was er een marketingmeeting in Parijs die van begin tot einde één en al ellende was. De Parisiennes hadden een bus geboekt voor een toeristische rondrit door avondlijk Parijs, maar niet alleen had ik al eens op zo’n bus gezeten in de zomer van 2011, door de aangeslagen vensters en de duisternis was er haast niets te zien. De rondrit duurde bijna drie uur en de magen van alle opzittenden raakten ernstig ontregeld. We hadden de bus niet eens enkel voor onszelf. Er was geen enkel venster vrij, dus ik zat benedendeks, waar Alexandre en Guiliano zo vriendelijk waren om me gezelschap te houden. Giuliano was net vader geworden.
Een eenzame Duitse marketeer die leek op Agent Smith uit de Matrix was er ook bij, en Chag was afgezakt uit Londen met zijn assistente Carla. Kevin Waters had vorig jaar ontslag genomen. Carla was een charmante half-Italiaanse met enorme ogen. Zij kondigde na een half jaar dienst eveneens haar ontslag aan in Parijs.
Het enige soelaas was dat we in het restaurant nadien geen tafel hoefden te delen met de Parijse collega’s, die de hele tijd hoog kirden als dames van de Rotary-club die zonet een Upperdare-avond geregeld hebben. Het eten was matig. Het hotel nadien was een luguber labyrint met zware draperieën, protserige bedlijsten en een kamertapijt waar je voeten drie centimeter in wegzonken. Ik wilde niet nadenken over wat zich allemaal in dat tapijt kon schuilhouden.
De genadeslag kwam in twee fases de dag erop, toen de eigenlijke vergadering plaatsvond. Niet alleen faalde de presentatie die ik zelf mocht geven omtrent correct taalgebruik spectaculair omdat er een conversiefout gebeurd was die al m’n afbeeldingen uitgewist had, Bertrand gaf me niet de verhoopte steun opdat de Françaises eindelijk zouden luisteren naar m’n adviezen en beste praktijken omtrent vlot Engels taalgebruik. Twee onder hen zaten zelfs ostentatief onder elkaar te roddelen en te giechelen. Demoraliserend.
Het klapstuk kwam van Maccha Chag zelf, die doodgemoedereerd zijn plannen voor content marketing voor het hele jaar uitrolde. Ik zat erbij als versteend. Toen wist ik: ik moet hier weg.

2015 betekende ook een wissel aan de top van de macht. Jean-Charles Duval, zoon van Horus, had besloten dat Hypher Financial Solutions voortaan zou geleid worden door François Duval, zijn eigen eerstgeborene. Niemand stelde zich daar openlijk vragen bij. Duval junior was een vroege veertiger die de kwieke uitstraling van zijn vader geërfd had, net als zijn karakteristieke maniërismen bij het spreken, maar inhoudelijk had hij niets te vertellen. Op een grote bijeenkomst in – alweer – Parijs in het voorjaar speechte hij meer dan een uur volledig in het Frans een brij aan gemeenplaatsen, halve waarheden en grandioze statements bij elkaar. Lara en Laurine moesten me een paar keer aantikken opdat ik niet in slaap zou vallen.
Ik was de hel in getreden en had alle hoop laten varen. Ik was hier en daar aan het solliciteren, maar de combinatie van een aanhoudend gezondheidsprobleem, een verhuis en een situatie tussen twee relaties in had elk beetje werkpret uit mij geplet.
Als ik om me heen keek in dat muffe auditorium, leken alle andere werknemers die daar zaten onder een bizarre betovering te verkeren. Niet alleen werd er onkritisch geluisterd naar Duval, sommige collega’s, waaronder de net teruggekeerde Mathilde, zeiden nadien dat ze het “boeiend” hadden gevonden, als brave leerlingen die zonet een ex cathedra-preek van een wereldvreemde leraar gedwee hadden overgeschreven.
“Mijn hoofd kan hier niet bij, Jan,” zei ik tegen mijn Antwerpse confidante terwijl we over een reling van het conferentiegebouw leunden en allebei rookten.
“Wat valt er te snappen? Le papa heeft gezorgd dat zijn fiston ook zijn bedrijfje krijgt. Wat hij daarnet zei, maakt niets uit. Hij is nu de baas, en wij gaan volgen. Dat is de Franse bedrijfscultuur.”
“Ik haat dat.”
Jan trok filosofisch aan zijn sigaret en tuurde uit over de Parijse daken.
“Ik zou genieten van de wijn en de toastjes als ik jou was.”
“Die waren inderdaad niet mis,” zei ik, milder.
“Zeg eens, ik heb gehoord dat de sales ook een nieuwe chef hebben,” zei ik toen.
“Ja, we hebben hem vandaag ontmoet,” antwoordde Jan, “het is blijkbaar een Israëlische Fransman.”
“O? Hoe is hij?”
“Typische salesdirecteur,” zei Jan terwijl hij aan zijn baard krabde, “Een totale psychopaat.”
Ik dacht aan m’n eigen nieuwe baas, Maccha Chag. Ook hij had iets sociopatisch, nu ik er bij stilstond. De oppervlakkige charme, de gebroken beloftes, de leugens – gebrek aan empathie? Ik wist het niet. De reling waar we tegen aan leunden, leek plots een stuk breekbaarder.

Chag haalde enkele weken later vol bonhomie het hele content marketingteam naar Londen voor een tweedaagse vergadering. Ik was sceptisch. Alexandre, Mathilde en Laurine keken er naar uit. Alexandre begon al wel wat nattigheid te voelen in verband met Chag en zijn eindeloze gebeloof, maar Mathilde en Laurine waren zoals eerder gezegd nogal ruim bedeeld in de goedgelovigheid en de gezagsgetrouwheid. In Londen werden we door een breed grijnzende Chag verwelkomd, met aan zijn zijde onze Franse collega uit het contentteam, Amarie, één van de betere Françaises, in de zin dat er met haar te werken viel en ze ook niet onder de invloed stond van de coterie Parisiennes.
Zoals op eerder vergaderingen bleef Chag er op hameren dat we hem moesten kunnen vertrouwen en dat we altijd vrijelijk onze mening mochten geven. Er werd een spel gespeeld met brieven en papieren over wat we goed vonden aan Hypher, wat minder en wat we zouden willen veranderen. We moesten een video tonen die iets persoonlijks voor ons betekende. En er werd een hele actielijst opgesteld van wie wat ging doen om de kwaliteit van ons gezamenlijke werk te verbeteren.
Toegegeven, zelfs ik verliet Londen met een relatief goed gevoel. Chag had ons meegenomen op de London Eye, we waren naar een 3D-theater met bewegende zitjes geweest en we hadden zijn favoriete Indische restaurant bezocht. Er was ook een seminariespreker langsgekomen die een hardcore marketeer was. Hij was al bezig aan zijn derde bedrijf en had de vorige twee verkocht. Ik vroeg me af hoe veel echtscheidingen hij al gehad had.
Het duurde niet lang eer mijn scepsis volop terugkwam.
“Hey Anton. Did Maccha ever come back to you about your actions?” vroeg Laurine me op een dag.
“No. I did most of mine, though. Never got a response.”
Vanachter zijn eigen bureau om de hoek horde ik Alexandre gniffelen. Zijn lach klonk steeds als een onderdrukte hoest. Ik stond op zodat ik Laurine en Alexandre allebei kon zien. Mathilde was er niet.
“That’s our manager for you, I’m afraid.”
“But it’s so weird,” zei Laurine, “we had this great meeting and spent two days making this list. And now… nothing.”
“I’ve come to accept this about Maccha, unfortunately,” zei Alexandre in zijn droog-Franse monotoon.
“How do you work around it? I’ve been waiting again for weeks on feedback.”
Het was waar. Mijn takenlijst was aan het opdrogen. Bijna alles zat vast bij Chag. Als hij al reageerde, was het met vage, alomvattende commentaren die subtiel mijn hele bestaan in vraag leken te stellen. Ik haatte dat soort geladen vragen. “Is dit wat we echt willen schrijven?”, “Wat willen we hiermee vertellen aan de markt?”. Een manager moet managen en kritiek hoort bij zijn taak, maar hij moest me ook niet het gevoel geven dat ik al bijna 8 jaar in het rond aan het blunderen was.
“I just… don’t inform him,” zei Alexandre.
Hij kon zich dat permitteren. Zijn werk als market intelligence officer gaf hem een lijn naar de walnootgod, Bertrand Beaulieu zelf. Laurine werkte voor Alexandre.

Het ging van kwaad naar erger. Dagen dat ik spontaan besloot van thuis uit te werken, wist Maccha dat altijd onmiddellijk, nog voor dat ik hem geïnformeerd had. Hij leek iemand te hebben die hem op de hoogte hield van mijn afwezigheden. Ik was vaker ziek. Psychisch was het zwaarste leed geleden nu ik medicatie had, maar de voortdurende stress van de nutteloosheid van m’n werk maakte zich kenbaar op andere manieren. Ik werd balorig, als apen die na een tijdje met stront beginnen gooien als ze te vaak hetzelfde moeten doen. Waarom moest ik de hele tijd slecht geschreven documenten in franglais verbeteren en onnozele paragrafen over softwaremodules schrijven voor de site? Waarom schreef ik niet aan complexe white papers, was ik niet bezig campagnes aan het scripten of clevere advertenties aan het bedenken?
Nadat ik drie weken lang had moeten blijven aandringen op feedback, haalde Maccha me naar Engeland, enkel om feedback te geven, waardoor ik anderhalve dag verloor. Op mijn verjaardag, die samenviel met een monsterstaking en een bijbehorende monsterfile, dwong hij me naar het werk te komen met de auto, omwille van “zichtbaarheid” terwijl de helft van Hypher in Brussel thuis was gebleven.
Een hoopgevende sollicitatie ketste af in de allerlaatste ronde. Het was begin juni, intussen, en ik was de wanhoop nabij. Ik had op een zondagavond m’n allereerste totale paniekaanval. Ik hoorde in gedachten de profetische woorden van Benoît, na zijn terugkeer in januari. Hij had me apart genomen en gezegd: “Anton, ik weet dat je de dingen goed wil doen. Soms te goed. Je kan niet altijd blijven vechten tegen een systeem. Anders ga je eindigen zoals ik, met een burn-out.”
Wijze woorden van de rustieke Waals-Brabantse hobbytuinier. Maar ik had er niets meer aan, nu. Het was te laat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten