Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

vrijdag 14 februari 2014

Ingeblikt

“Ik zou dat niet opeten als ik jou was,” zei ik tegen de vrouw die naast me zat, en net als ik zopas haar eten had gekregen. Het was de kans waarop ik gewacht had om iets tegen haar te kunnen zeggen om de ongemakkelijkheid te breken van het feit dat we stoelen naast elkaar hadden op een nauwelijks halfvolle vlucht van JFK naar Zaventem.
Ze hield haar plastic mes stil voor het dampende bord en keek me aan.
“Hoezo?”
“Ik kreeg precies hetzelfde op de heenvlucht. Niet te vreten.”
Ze grimaste, haalde haar schouders op en nam een fikse hap. Ik wilde me niet opdringen dus ik zei niks meer en liet m'n eigen bordje voor wat het was. Net toen ik het moe werd van uit het venstertje te staren, zei ze onaangekondigd: “Je hebt gelijk.”
Ze schoof haar eigen bordje aan de kant.
“Ik zei het niet om mezelf interessant te maken.”
“Mmh,” zei ze, terwijl ze haar mond afveegde met een servet, “Jammer toch. Wat een verspilling.”
“Je wil niet weten wat ze in dat eten draaien.”
“Dat geldt ook voor eten overal, hoor,” zei ze.
“Ja, maar dat smaakt beter.”
Ze leek weinig onder de indruk van dat argument. Het viel me op dat ze grote ogen had.
“Slecht eten of niet,” ging ik dapper verder, “Vliegen is altijd onaangenaam, tenzij je je een privévliegtuig kan veroorloven, of tickets voor eerste klasse. Er is altijd zo weinig beenruimte.”
“Mja.”
Ze wierp een zijdelings blik naar beneden.
“Je hebt wel grote voeten.”
Ik lachte, meer om wat spanning die gebroken werd dan wat anders.
“Tja, schoenmaat 47.”
“En is het waar wat ze zeggen over mannen met grote voeten?”
“Dat onze schoenen veel te duur zijn? Ja.”
Het was haar beurt om te lachen.
“Mooi. Goed,” zei ze toen, zichtbaar opgelucht om iets, “we zitten hier nog uren samen en ik wil best met je praten, maar haal je niets in je hoofd, ok?”
“Dat was ik ook niet van plan,” zei ik geprikkeld, en ook omdat ze wel een kwart waarheid geraakt had, hoewel ik te moe was om eigenlijk aan seks te denken, laat staan meer. Ik opende het blikje cola dat bij m’n maaltijd geleverd was.
“Maar goed, wat bracht jou naar de States?” vroeg ik toen.
“Ik was samen op reis met mijn vriend, en onze relatie overleefde de reis niet.”
“Hij zit niet op het vliegtuig hier?”
“Geen idee. Ik denk het niet.”
“Hm.”
“Hij had altijd zo'n onbedwingbare neiging om dingen uit te leggen. In het begin vond ik dat interessant omdat hij zo veel wist, maar na een tijdje sloop er hier en daar bullshit in z’n uitleg, en steeds vaker. Hij kon ook nooit z'n ongelijk toegeven. Het ergste was dat hij voortdurend dingen begon te verklaren die ik al lang wist. Tijdens een wandeling in een korenveld in Bumfuck weet ik waar, heb ik me omgedraaid en ben ik de andere kant beginnen uit wandelen, middenin één van zijn lange uitlegverhalen.”
“Waarover ging het?”
“Fructose.”
“Hij kwam niet achter je aan?”
“Niet dat ik weet. Misschien merkte hij het pas na een paar minuten dat ik weg was.”
Ze stond zichzelf een lachje toe.
“Denk je nu dat ik een impulsief en zot geval ben?” vroeg ze. Ze doorboorde me met haar diepgroene ogen. Ik grimaste.
“Daarvoor ken ik je niet goed genoeg.”
“Dat is geen antwoord op m'n vraag.”
“Het pleit niet voor je communicatievaardigheden.”
Ze glimlachte en sloeg haar ogen plots verlegen neer.
“Niet bepaald, nee,” gaf ze toe, waarop ze toch weer lachte, “maar het blijft een goed verhaal. En hoe zit het met jou? Wat is jouw verhaal?”
“Mijn verhaal?”
Ik probeerde me uit te strekken in de krappe vliegtuigstoel, wat uiteraard geen enkele zin had.
“Ik heb vele verhalen, maar als het toch moet gaan over de reis waarvan we terugkomen, dan... Het is iets gelijkaardig. Minder spectaculair. Ik dacht dat ik de liefde van m'n leven gevonden had, en ben haar gaan opzoeken.”
“Ze was een Amerikaanse?”
“Nee. Ja, eigenlijk. Haar ouders waren Belgen, maar ze groeide grotendeels op in de States.”
“Had je haar al eerder ontmoet?”
“Eén keer, in Brussel, na een receptie bij een belangrijke klant. We belandden in bed - niet mijn gewoonte, overigens - en bleven nadien contact houden. Ze leek me zo'n geweldige, avontuurlijke en slimme vrouw.”
“En nu teleurgesteld in de realiteit?”
“Teleurstelling is het woord niet. Dat zou een echt gevoel zijn. Nee, het probleem was dat ik eigenlijk niets voelde buiten een zeker onbehagen bij haar. Het was... alsof ze een andere versie was dan hoe ze zich had uitgegeven via internet, en nòg een andere versie dan de persoon die ik ontmoet had in Brussel. Er was een barrière tussen ons die niet te overbruggen viel.”
“Jullie deelden geen waarheden.”
“Zo... zou je het misschien kunnen stellen. Binnen de context van onze online-gesprekken en onze eerste ontmoeting was dat nooit opgevallen.”
“Voelde zij er zich ook zo over?”
“Ik denk het. We hebben er niets over gezegd. Het leek ons duidelijk dat we elkaar niet terug gingen zien, al had ik het idee dat zij met meer vragen zat dan ik.”
“Ze stelde die vragen niet?”
“Dat was haar beslissing.”
Ik wilde het er niet meer over hebben, maar de onbekende vrouw naast me bleef aandringen.
“Ook geen toonbeeld van effectieve communicatie,” vond ze, “Je had haar toch ook de ruimte kunnen geven van haar vragen te stellen?”
“Ze gaf zichzelf die ruimte niet door voortdurend te veranderen van onderwerp,” zei ik, blij met mijn slimme antwoord.
“Ah.”
De vrouw knikte en trok haar eigen blikje cola open.
“En jij eiste die ruimte ook niet op, brave Belg als je was,” concludeerde ze.
“Zoiets, veronderstel ik.”
“Je hoeft zo zuur niet te kijken,” lachte ze weer onverklaarbaar, “Geen van ons beiden is armer uit deze reis teruggekeerd.”
Ik glimlachte. Ze hield haar blikje omhoog naar me.
“Toostje?”
De twee blikjes raakten elkaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten