Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 23 januari 2014

Het Arcturus-project (II)

Uit: “Antarctica: het nieuwste continent”, door Marianne Webber (2129, IIF, Europese Unie)

Hoewel de migratie naar Antarctica, toen het continent opengesteld werd in 2054, initieel klein en verspreid was, ontstond er op basis van het werk en de mentaliteit van haar eedere bewoners, die tot dan toe slechts stations bewoond hadden, snel een mentaliteit die leidde tot een natiegevoel. Antarcticanen deelden een volstrekt unieke omgeving, en dat beseften ze. Ze namen ook deel aan een ongezien project in de geschiedenis: het levensvatbaar maken van de grootste woestijn ter wereld. Er was echter een belangrijk verschil met de eerste kolonisten die arriveerden op de Maan, of de Mars-basissen: Antarcticanen wisten van meet af aan dat ze deel uitmaakten van de hele wereld, haar geschiedenis en haar politiek. De Maan was een mythisch en dood landschap. Antarctica leefde al, en had al een eigen identiteit sinds de late 19de eeuw: ongastvrij maar avontuurlijk. Donker, maar met een messcherp daglicht. En vol van leven, maar ecologisch kwetsbaar.

2. Hoofdkwartier van de Antarcticaanse Politie, Dralnau, Getz

Jemma Paxton-Rügen hield niet van koude koffie. Nog minder hield ze van mensen die haar kwamen vertellen hoe ze haar werk precies moest doen, en momenteel werd ze met beide geconfronteerd.
“Het contact dat we voor je hebben, is betrouwbaar,” verzekerde Logan Herschel haar.
“Als dat contact zou betrouwbaar is, waarom mag ik dan niet weten hoe jullie er aan zijn gekomen?”
Jemma en Logan zaten in Logans veel te grote bureau, waar het enige voordeel het grote venster was, dat uitkeek op de hoekige ijskliffen van Getz.
“Ik kan toch niet alles meedelen?” zei Logan.
Jemma maakte van haar mond een platte streep en blies door haar neus.
“Goed dan.”
Ze ging nog eens door de data die Logan haar gegeven had. Haar eigen code was er nu door aan het gaan op zoek naar inconsistenties, maar zoals gewoonlijk was de info van de FedPol correct samengesteld. Daar waren ze goed in.
Logan wachtte geduldig af, met zijn bleke handen samengevouwen op zijn pastelkleurige schrijfblad.
“Goed,” zei Jemma opnieuw, “Gesteld dat ik die Walther Ernst zo ver krijg om samen te werken en zijn gegevens te delen, hoe ver denk je dat we zullen komen? Hij zal zelf wel weten dat Omn¡tek zijn dataverkeer in de gaten houdt, ook al weet hij niet precies waar hij toe aan het bijdragen is. Hoe meer we willen dat hij doet voor ons, hoe meer hij zal willen weten. Er is bovendien niets in dit dossier waarmee we hem zouden kunnen chanteren.”
“Ik vind ‘chanteren’ een vies woord, Jemma,” zei Logan familiar.
Jemma liet haar koude tas koffie ronddraaien in haar handen in een vergeefse poging om het warmer te krijgen.
“Ik ben niet zo delicaat. Feit is dat we Ernst een reden moeten geven om mee te werken.”
“Je kan altijd schermen met obstructie van onderzoek als hij niet meewerkt.”
“Hij had een GAI-score van 241 voor hij naar de universiteit ging. Dit is een type dat zijn rechten kent.”
Logan trok zijn mond samen als een vlieg.
“Ik heb... een idee.”
Jemma wist nog voor hij sprak, wat het idee van haar baas was, en ze wist dat ze er op in zou gaan. Omn¡tek was gewoon te grote vis om zomaar te laten liggen, en de tijd drong.

Het was makkelijker dan Jemma gedacht had om Walther Ernst te pakken te krijgen over de lijn. Zijn gezicht stond neutraal en kil. Een masker.
“Bedankt om even tijd te maken, meneer Ernst.”
Hij knikte een zo miniem mogelijke hoofdknik. De achtergrond waar hij tegen zat, was kunstgrijs. Ze wist dat hij thuis was, in zijn appartement niet ver van McMurdo, in een buurt waar niet veel jonge mensen woonden.
“U werkt momenteel aan een dataproject voor Omn¡tek, juist?”
“Dat is juist,” zei hij. Hij vroeg niet hoe Jemma dat wist, maar ze kon zien aan hem dat hij zich dat zat af te vragen, en in gedachten allicht al nota’s aan het maken was om de beveiliging van zijn persoonlijke data te verhogen.
“U hebt al recent samengewerkt met ons rond het dossier van Nanxiang en hun overtredingen van de ontginningswetten, en we zijn dat niet vergeten. We zijn daar nog altijd dankbaar voor. Daarom zouden we graag opnieuw een beroep doen op u.”
Hij knikte als teken dat Jemma mocht verdergaan.
“We hebben redenen om aan te nemen dat Omn¡tek bezig is aan een project dat heel veel schade kan berokkenen aan de wereld, en dat u daar momenteel zonder uw medeweten aan meewerkt.”
“Ik mag geen details van m’n werk vrijgeven zonder bevel van de AntPol,” zei Walther.
“Of zonder uw toestemming,” vulde Jemma naadloos aan, “dat weten we, meneer Ernst. U weet overigens allicht niet precies waar u aan meewerkt.”
“Nee,” zei hij vlak, “de datasets hebben andere namen gekregen, en fictionele waarden. Omn¡tek beschermt altijd zijn onderzoek op die manier, en ik ben slechts een controleur in tweede lijn.”
Jemma glimlachte.
“Niet zo bescheiden, meneer Ernst. U geldt als één van de beste data-analisten van Antarctica.”
Hij reageerde niet op dat compliment, maar Jemma wist wel dat het hem vleide.
“Wat zou ik dan moeten doen? Vergeet ook niet dat Omn¡tek me direct weer van m’n taak kan halen als ze dat willen.”
De arm van Omn¡tek was lang. Het bedrijf was dan ook alomtegenwoordig. Hoewel het grote publiek Omn¡tek het beste kende voor zijn AG-racers, ontwierp het ook supersnelle vrachtschepen en had het een uit de kluiten gewassen bio- en farma-industrietak die met haar dynamische progen-geneesmiddelen vooruitgang geboekt had in de strijd tegen diverse vormen van kanker.
“Ons inzage geven in uw data, daar komt het op neer.”
“Dat kan ik niet doen, sorry,” zei Walther.
Jemma rechtte haar schouders.
“Ook niet als er iets is dat wij kunnen doen voor u?”
Zijn al kleine ogen werden nog kleiner.
“Wat stelt u dan voor? Geld interesseert me niet.”
Ze merkte dat hij ongeduldig werd. Met een mentaal commando ging Jemma op haar oogdisplay nog eens na of de lijn beveiligd was. Dat was ze nog altijd.
“We kunnen uw sterilisatie opheffen.”
Walther lachte kort en bitter.
“Excuseer me, mevrouw Paxton-Rügen, maar daar ben ik niks mee. Ik wil geen kinderen.”
“En ook geen partner?” probeerde ze.
Jemma wist dat er veel vrouwen waren die sowieso geen partner wilden die steriel was. Steriele mannen hadden een bedenkelijke reputatie van geweld en frustratie die ze achter zich aan sleepten.
“Dat zijn de zaken niet van de politie,” zei Walther.
“Het spijt me,” zei Jemma, “We dachten u te kunnen helpen.”
Ze wilde zelf geen open vraag stellen naar wat hij wel zou willen, maar ze wist dat Ernst niet het type was dat er zelf over zou beginnen. Hij zweeg nu.
“Dan zal ik u met rust laten,” zei Jemma toen, “Bedankt voor uw tijd, meneer Ernst. Denk nog eens na over ons voorstel.”
“Ok,” zei hij. Hij sloot af.

Verder naar deel drie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten