Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

maandag 9 januari 2012

Ungesicht (II)

2. Nachtzoo

Irina’s platte schoenen maakten bijna geen geluid op de tegels van het trottoir. Het enige waaraan een blinde zou kunnen horen dat ze over straat liep, was het doffe gerinkel van de gespen van haar schoudertas. Het was kouder aan het worden, en in de late herfst leek het steeds of de anders dicht bijeengebouwde huizen, appartementen, winkels en cafés van Gents hoekiger, hoger en wijder werden, alsof ze zich misschien vanzelf terugweken van wie in die kou nog op straat wilde komen. Maar Irina genoot op een erg eenvoudige manier van die ijzige stilte. Eind november betekende dat de meest studentendopen voorbij waren, dat de laatste grote feestjes eraan kwamen en dat de eerstejaarsstudenten intussen al een vorm van routine gevonden hadden. Het betekende ook minder verrassingen, maar dat was op zich niet zo erg.
Irina had zin in een sigaret maar ze hield zich in. Ze zou er nog wel één roken voor ze 'l’Ascenseur' binnen moest. Ze stak de Heuvelpoort over, dat onmogelijke kruispunt waar in principe veel meer ongevallen zouden moeten gebeuren dan dat er gebeurden, maar omdat iedereen er zo voorzichtig was, gebeurde er zelden iets. Drie jaar geleden was er nog een auto uitgebrand na een botsing, en vorig jaar was er een student aangereden.
Irina bekeek zichzelf zijdelings in de weerspiegeling van een hoog gebouw dat ooit een studentenresto geweest was, en nu langs alle kanten stond te verloederen. Het samenspel van hoeken, glas en jaren ’70 oogde hol en naargeestig. Onder haar hoge trappen verzamelden soms junks of marginalen die andere mensen aangaapten. Vandaag was er niemand.
Er hing regen in de lucht. Irina snoof en keek naar boven. Geen ster te zien in de donkerpaarse hemel. Ze had ergens gelezen dat Gent de slechtste luchtkwaliteit had van heel Vlaanderen. Fallout van het havengebied in het noorden, mogelijk. Of opspattend schuim van al die Gentenaars die nog verknocht waren aan hun sigaretten, sigaren en pijpen.

De Overpoort. De vergaarbak van jeugdige overmoed. Niet meer wat het geweest is. Gehaaid en snel. Toch wel overroepen. De afvoerput van studenten en marginalen. De ene drugsclub naast de andere. Vier pitabars maar echte kenners zworen slechts bij de fijne kebab van 'Collosseum' (verkeerd gespeld, al jaren). Frituur 'De Bronzen Boulet' had veel van zijn pluimen verloren omdat de eigenaar dement aan het worden was. De club op de hoek met het Stalhof was vervloekt. Alleen in 'De Cascade' kon men nog proeven van het echte studentenleven met lint, kiel en cantuscodex. 'The Apocalypse' had vaak een witte kat voor het venster zitten.
Al die uitspraken, al die zinnen. Irina voelde ze soms door haar hoofd klutsen als ze werkte. Iedereen in Gent had een mening over de Overpoortstraat, één van de zenuwcentra van jong en minder jong Gents geweld en al meer dan dertig jaar een zware uitgangsbuurt.
Irina stond buiten en rookte. Binnen had Hanne even de shift overgenomen. Als ze links keek, zag ze de straat met een flauwe kromming verder naar boven lopen. Aan de 'Overpoort Pool' stonden enkele Turkse dertigers luid te discussiëren. Eén van de vaste medewerkers van de 'Pool' stond erbij. Irina herinnerde zich dat hij Olivier heette en een erg opdringerig, onvolwassen mannetje was. Op dat soort momenten was het een voordeel dat ze met hakken aan net boven de meter tachtig kwam – dan kon ze dat slag opdringerige kobolden al neersabelen door er gewoon geringschattend naar te kijken.
Verder rechts, aan de overkant, had Mike besloten om de 'Luxor' dan toch te openen. De cafébaas van het dompige, alternatieve café waar herfstbladeren en noten op de veel te smalle dansvloer lagen, was een notoir dronkaard en had er al zeven relaties aan versleten met steeds jonger wordende vrouwen.
Nog verderop was er een gewemel rond 'Scurvy', een blinkende nieuwe club waar alleen al even blinkende mensen werden binnengelaten. De definitie van het woord klatergoud – dure maar slechte pils, goed geklede maar domme mensen en een interieur dat haar bezoekers agressief herinnerde aan de late jaren ’90, toen de zwanenzang van de megadiscotheken was ingezet. Klatergoud. Irina sprak het net niet uit en nam zich voor om het woord te onthouden, ergens te gaan gebruiken.
Aan de overkant van 'l’Ascenseur' lag het Stalhof, een dode zij-arm van de Overpoort, met aan de linkerkant van de bekasseide steeg de blokkendozen van de studentenhomes, en aan de rechterkant de debiele broertjes van de gewone Overpoortcafés. Er was een mislukte Irish pub bij die niet door Ieren werd uitgebaat en waar bijna alleen Spaanse en Italiaanse Erasmus-studenten kwamen. Er was nog een onooglijk vuil café waar de lelijkste rockers van heel Gent op een kluitje zaten, een fuifzaal die leek op een stripclub, een karaoke met verdachte Maleisiërs en tenslotte 'De Handgranaat', een zeer links nest waar vooral hangouderen en jonge communisten zaten.
Sigaretten zijn ‘the great equaliser’ had één van Irina’s docenten gezegd. Bier was dat ook. Men beweerde wel dat iedereen net wat anders reageerde op bier en dronkenschap, maar Irina vond de meeste mensen veelal dezelfde: een uitvergroting van zichzelf, met alle positieve en negatieve kanten. Jammer genoeg bleef er van sommige mensen weinig positiefs over, dan. In een jeugdboek dat ze ooit gelezen had, voerde het vaderfiguur aanstaande huwelijkskandidaten voor zijn dochter dronken om erachter te komen hoe hij werkelijk in elkaar zat. Irina had het voordeel dat ze al haar huwelijkskandidaten meestal al had leren kennen als ze dronken waren. Ondanks verschillen in persoonlijkheid, waren het vooral soorten alcohol die gedrag licht veranderden: bier maakte mensen luid, emotioneel en dom. Wijn maakte mensen moe, melig en zeurderig. Gin produceerde niet zo veel resultaat. Tequila was de kernbom onder de sterke dranken en sloeg kraters in geheugen als een soort eenmansgrenadier. Vodka werkte verraderlijk en deed mensen denken dat ze niet zo dronken waren als ze echt waren. Zware bieren maakten mensen tot lapzwanzen.
Aan haar linkerkant ging '’t Plezier' open, een café dat nooit veel klanten trok buiten die die er bijna altijd kwamen. Het was er rustig zitten als het er niet stonk naar pis.
Irina’s sigaret was op. Ze rechtte zich onwillekeurig wat meer, en ging terug de bonkende walm van 'l’Ascenseur' binnen.

Irina was bijna bij 'l’Ascenseur' aangekomen. Eén na negen, één minuut te laat, maar niemand die er iets van zei. Er was nog steeds bijna niemand op straat. Zo waren vrijdagen – leeg tot laat op de avond, daarna een explosie van volk, en dan weer een snelle leegloop rond drie uur. Wie daarna overbleef, was een diehard, een alcoholicus of iemand die problemen zocht door ervan weg te lopen in de breedst mogelijke zin.
Ze bedacht zich dat ze hier al ontelbare keren gestaan had, een sigaret had gerookt, in één beweging, in één routine. En kort overviel haar een gevoel van veraf gelegen melancholie bij die vaststelling. Hier leek het alsof altijd alles anders was, maar eigenlijk veranderde er niets. Irina staarde naar haar aansteker, en borg hem weer op.

Verder naar deel drie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten