Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 12 januari 2012

Ungesicht (V)

5. Wastafel

Tomas zat op de trappen die van het Sint-Pietersplein leidden naar de Kunstlaan. De trappen waren van een bevlekt grijs, van mensen die er 's zomers en op andere warme dagen gezeten hadden met nachtwinkeldrank of met fast food. Nu zat er buiten hem niemand, en bovendien regende het. De regen was zacht genoeg om te verdragen en bovendien was er nauwelijks wind. Tomas wist dat hij op zijn gsm vier onbeantwoorde berichten had - één van Lina, deze ochtend, met een voorzichtige aanzet om opnieuw af te spreken, één van Bert die vroeg om te gaan eten, één van zijn moeder die vroeg om hem op te bellen, en een grap zonder pointe van Kim. Het was een dag dat hij geen enkele zin om op ook maar één bericht te antwoorden, waar hij er zich vroeger zorgen zou over gemaakt hebben wat mensen van hem dachten.
De maand was bijna ten einde, en daarmee ook deze staat van genade.
Tomas kon uitkijken over het volledige plein, met pal voor hem de grote, ongepast Byzantijns uitziende kerk, die op haar beurt geflankeerd werd door het abdijmuseum en één van de nagelnieuwe universiteitsgebouwen. Het paste allemaal niet zo goed samen maar als eenheid vormde het toch iets met een eigen smoel. C'est du belge, zeker, dacht hij.
Het was goed dat er niet veel mensen op straat waren. Hij dacht aan de weken die nu achter hem lagen. Van zijn eerste stappen om zich te bevrijden van al zijn zelfopgelegde regels van welvoegelijkheid, de afwijzingen en de bijna-gevechten tot de one-night-stands en het immens onnozele gevecht waarin hij drie dagen geleden was verzeild geraakt.
Niet voor de eerste keer vroeg hij zich af of hij depressief, waanzinnig was of allebei. Waanzin is uiteindelijk ook maar context, besefte hij. Het was al waanzinnig genoeg dat zo veel mensen nooit zeiden wat ze echt dachten of voelden, nooit in opstand kwamen tegen de idioten die hen omringden, of zouden uitkomen voor de verlangens die ze werkelijk voelden. Dit was het soort leven waar hij al jaren naar had uitgekeken. En hoe voelde het nu? Een uitgerokken, vervormd besef van gevaarlijke nutteloosheid, zo voelde het. Tomas was altijd maar van één soort mensen bang geweest, en dat waren mensen die niks te verliezen hadden. Nu was hij zelf zo'n persoon geworden, en hij probeerde de angst die hij voor zichzelf voelde, te ontkennen, omdat dat de allerlaatste grens was die hij mogelijk nog kon oversteken.
Hij dacht aan zijn gesprek met Wolfskeel Grindgezang, waar het mee begonnen was. De zaden waren voordien al geplant. Op die meeting waar hij had gewalgd van zichzelf omdat hij als reden voor zijn ontslag een berg corporate speak had gedebiteerd, terwijl de werkelijke reden was dat hij in een panische angst verkeerde net zo uitgezakt, inspiratieloos en gestroomlijnd te worden als zijn oudere collega's. Of dat hij niet in staat was zich te concentreren op het beantwoorden van idiote e-mails van Support omdat hij al dagen niks anders had gedaan dan elk detail van zijn mislukte relaties op te schrijven op opgevouwen kartonnen dozen, en die dan vol te stouwen met artefacten van die relaties.
Wolfskeel was maar een lucifer geweest. De ironie hiervan ontging Tomas niet, maar hij moest er niet mee lachen. Mensen die moesten lachen met hun eigen moppen, wilden ook niet echt anderen aan het lachen brengen, en tenslotte was het toch daar dat een mop om draaide.

"Heb je ooit al naar de bovenverdiepingen van al die huizen hier gekeken? Ik bedoel de gevels?" vroeg Kim. Tomas volgde haar blik naar boven en was onmiddellijk gefascineerd. Boven de kleurige, oplichtende voorgevels van de bars, clubs en snackbars zag de Overpoort eruit als een steeg van een derdewereldland. Onderaan: fris laagje verf, kleurige deurposten, schone vensters, neon. Bovenaan: afgebladderd grijs op grijs, gebroken vensters, een regenpijp die verkeerd hing of een dakgoot vol duivenstront.
"Interessant," zei hij. Kim en Tomas namen allebei een trek van hun sigaret.
"Hoe komt het dat je hier de laatste tijd zo veel bent?" vroeg ze.
Tomas kende Kim nog van enkele jaren geleden, toen ze allebei studeerden. Zij was nooit afgestudeerd geraakt en had diverse korte jobs afgewisseld. De vraag die ze stelde wierp ook de tegenvraag op - waarom zij hier zo vaak was, en of ze zelf niet moest werken. In plaats van op haar vraag te antwoorden, stelde hij dan ook die tegenvraag. Haar gelaatsuitdrukking in haar anders egale, mooie maar onpersoonlijke gezicht werd afstandelijker, alsof iemand er een nauwelijks zichtbare film had overgelegd.
"Ik ben werkloos," zei ze.
"Zoek je werk?"
"Ik ben werkzoekend," verbeterde ze zichzelf.
"Dat is hetzelfde als werkloos."
"Niet helemaal? De implicatie is anders."
Tomas haalde zijn schouders op. Kim leek haar eerdere vraag vergeten te zijn. Mensen vergaten zo snel dingen. Hij had zin in bier, maar niet in dronkenschap. Het was er de avond niet voor.

Zeven uur later hing Tomas boven zijn wastafel. Op de achtergrond, in de spiegel, zag hij Kim staan tegen een deurpost.
"Hier is toch iets aan de hand," zei ze.
"Je meent het," raspte hij.
Ze waren vier uur terug samen vertrokken naar zijn appartement. Daar was hij te moe en te humeurig geweest om seks te hebben, deels omdat hij helemaal niet verwacht had niet alleen te slapen en dan kwaad was op zichzelf omdat hij zich een luxeprobleem aantrok, deels ook omdat hij in alles voelde dat zijn lichtend pad van compleet en blind egoïsme aan het verdonkeren was tot iets anders.
"Wat is er dan?" wilde ze weten.
Tomas veegde zijn mond af, spoelde zijn mond uit onder de kraan, en pakte zijn tandenborstel.
"Dat is niet jouw probleem, eigenlijk," zei hij, terwijl hij kort oogcontact maakte via de spiegel. Hij merkte dat het wit van zijn ogen doorschoten was met rood, en merkte ook hoe ruw zijn gezichtshuid eruit zag.
"Ga je nu nog je tanden poetsen?"
"Hmm," knikte hij met de bepastade tandenborstel in zijn mond. Kim bleef staan, leek te overwegen om zich kwaad te maken en besloot toen blijkbaar dat het het niet waard was. Aanvankelijk was dat best voor Tomas, maar toen ze verdween uit het deurgaat, voelde hij opnieuw woede opkomen, een woede die geboren was uit de machteloosheid die hem tot dit experiment gedreven had.
"Ik heb mezelf gemaakt tot iemand die niets meer waard is," zei hij, toen hij drie minuten later de kamer binnenstapte. Kim sliep al, en de overweldigende, plotse golf van stilte zorgde ervoor dat alle energie uit hem wegebde.

Verder naar deel zes.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten