Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

woensdag 8 juli 2009

Simpele Danny (III)

3. Verontrustende berichten

Opnieuw verdween Simpele Danny uit mijn gedachten de volgende twee weken in Gent. Van het thuisfront echter bereikten steeds verontrustender berichten mijn oren. Simpele Danny had nu echt massaal zijn klandizie verloren. Hij zou een fobie voor stofzuigers ontwikkeld hebben, zijn drankautomaat werd niet meer bijgevuld, de meeste groenten en fruit kwamen nu uit ontwikkelingslanden en waren miezerig en duur, hij was dicht op onregelmatige uren, en enkele dorpelingen hadden ’s nachts vanuit zijn dakvenster mysterieuze lichtflitsen gezien. Van Colette was er nog steeds geen spoor. Nadat ook de pastoor met de staart tussen de benen was afgedropen in een ultieme poging om Simpele Danny terug op het juiste pad te brengen, was er een algemene consensus dat Simpele Danny mentaal gestoord geworden was.

Datzelfde weekend echter bracht mij in Simpele Danny’s winkel terug. Er was thuis een grote discussie aan voorafgegaan, maar uiteindelijk waren de ouders onwrikbaar: pa wou omelet eten met champignons, en ma wilde niet om de eieren gaan omdat ze bang geworden was van Simpele Danny. Daarom werd mijn leven maar opgeofferd voor zes eieren, hoewel de kans groot was dat ze ofwel schandalig duur zouden zijn, ofwel gewoon niet beschikbaar omdat ook eieren deelnamen aan het joods-bolsjevistische complot om de wereld te overheersen. Het ergerde me om meegezogen te worden in een dorps-familiaal drama dat in het veilige Gent leek op de plot van een aflevering van een domme sitcom.
Wrokkig stak ik dan ook de straat over naar Simpele Danny. Het was dicht bewolkt, en er waren geen Johns te zien. De schuifdeuren gleden zacht open, zoals gewoonlijk. Op het eerste zicht zag de winkel er niet dramatisch anders uit dan de laatste keer dat ik er geweest was: de esoterie-pulp lag er nog steeds, alle snoep was nu vervangen door mechanische onderdelen en zijn groenten oogden exotischer, maar dat was het. Voorts was de zaak nog altijd net, en was er nog voldoende vlees en kaas in zijn toonbank. Ik schrok echter op toen ik Simpele Danny zelf achter de kassa zag verschijnen. Hij zag eruit als anders, met een bruine broek uit velours en een wit hemd, maar droeg een duidelijk zelfgemaakte aluminiumfolie kap die zijn haar bedekte, waaruit twee groen geverfde voelsprieten uit ijzerdraad en een zacht soort stof kwamen, die op en neer bengelden terwijl hij sprak. Nog voor ik iets kon zeggen, zag ik ook de Billenkletser weer in beeld verschijnen. Hij sleurde met een grote juten zak en goot wat vers geoliede bouten leeg in wat vroeger een bak met zuurtjes geweest was. Ook hij droeg een gelijkaardig hoofddeksel.
“Goendag,” zei Simpele Danny, “Wat zal het zijn?”
“Een doos... eh een doos eieren,” zei ik, “twaalf stuks.”
Simpele Danny knikte en slenterde naar de afdeling gekoelde producten. Ik staarde hem na. Hij leek niet anders dan anders, niet als de schuimbekkende gek waarvoor het dorp hem nu versleet, behalve natuurlijk de voelsprieten en de aluminium kap, die hem eigenlijk nog zieliger deden voorkomen dan hij al was van nature uit. De Billenkletser schonk mij geen aandacht deze keer, en was nog een zak schroeven gaan halen. Ik vroeg me af waarom die rekken aangevuld werden, want het was duidelijk dat niemand er ooit iets uit zou kopen.
Toen Simpele Danny terug kwam met de eieren, dook ook Debbie op vanuit de privévertrekken. Ook zij droeg een aluminiumfolie kap over haar haar, en had twee roze voelsprieten, alsof ze een misvormde Teletubbie was. Ze keek naar de grond en schoot schichtig langs me heen naar de groenten, duidelijk beschaamd in haar hoofddeksel, misschien op het punt in huilen uit te barsten onder het juk van het potsierlijke ornament dat Simpele Danny haar had opgedragen te dragen.
“Alstublief,” zei hij op zijn gewoonlijke, melancholische toon, “Da’s dan anderhalve euro.”
Ik betaalde met een muntstuk van twee euro. Terwijl hij zocht naar het juiste wisselgeld, begon hij te praten, opnieuw op die ongeanimeerde, verre toon.
“Ik heb het je verteld van Colette vorige maand, he.”
Ik knikte voorzichtig.
“Dat had een betekenis. Alles heeft een betekenis. Dat is omdat je uitgekozen bent om tegen het complot te strijden en de waarheid te leren. Het is geen toeval dat je hier nu komt – niemand komt nu nog naar mijn winkel, maar ze zijn allemaal gehersenspoeld door het complot. Jij bent ook nog gebrainwasht, maar dat zal nog veranderen. Je bent van goeie wil, ik zie dat.”
Hij sprak het woord ‘gebrainwasht’ uit als een koe die ‘Creuzfeldt-Jacob’ zegt. Bliksemsnel was tragische Debbie weer verdwenen in het achtervertrek. De Billenkletser was onopgemerkt achter Simpele Danny verschenen, als zijn trouwe acoliet, zijn kobold in nood.
“Kijk,” ging Simpele Danny verder, terwijl hij langs me heen keek, alsof hij het had over zijn dagelijkse karweien in huis, “Gisteren nog hebben Gaston en ik een aanval afgeslagen. Zo gaat dat als je belangrijk wordt.”
“Een aanval?”
“Van buitenaardse wezens natuurlijk. Die zitten ook in een complot met de Amerikaanse
regering,” zei Simpele Danny als vanzelfsprekend, “Het is daarom dat ik zo’n helm draag. Tegen de straling, en de radioboodschappen. Van aluminium worden ze zot, hé.”
Ik blikte verbijsterd van Simpele Danny naar de Billenkletser.
“Het is waar,” verklaarde de Billenkletser, “ik was er zelf bij.”
Simpele Danny haalde een geel waterpistool vanonder zijn hemd met een verchroomde spiraal aan het uiteinde.
“Kijk, daarmee vechten we tegen de aliens,” legde hij uit, “Je kanaliseert je geest in dat wapen, en dan vuur je onzichtbare stralen naar de aliens. Hun hersencellen kunnen dat niet aan. Het is eigenlijk niet zo moeilijk, je moet gewoon gefocust blijven. Wacht, ik zal je ook een helm geven. Gaston.”
De kobold verdween door de deur naar de woonvertrekken. Ik was onthutst. Simpele Danny gaf me eindelijk mijn wisselgeld terug. Zijn droevige ogen fixeerden mij.
“Volgens mij kun jij nog een goeie strijder worden.”
“Ik zal er eens over nadenken,” bracht ik stamelend uit. Intussen was de Billenkletser teruggekeerd met een helm waar rode voelsprieten aan bengelden. Simpele Danny keek welwillend. Ik griste de eieren weg en maakte dat ik wegkwam.

De volgende dag werden we bij het avondmaal plots allemaal opgeschrikt door sirenes, geschreeuw en geweerschoten. We renden naar het raam van de slaapkamer van een van mijn broers, die uitkeek op straat en op Simpele Danny. Ons deel van de straat was gebarricadeerd; oproerpolitie had dranghekkens geplaatst om de kijklustigen weg te houden. Er stonden drie uitgebouwde combi’s met officieren, een ziekenwagen, mannen in uniform en wapentuig waar ik nog nooit van gehoord had. Voorbij de dranghekkens stond de pers. Het waren ronduit Amerikaanse toestanden. Er hing een laag rook over het troittoir aan Simpele Danny’s glazen schuifdeur, die klaarblijkelijk ingegooid of kapotgeschoten was.
Een tros bepantserde politieagenten stormde zijn winkel binnen op het ogenblik dat we verbaasd tegen elkaar kakelend vanaf het balkon de scene gadesloegen. De agenten waren nog niet lang binnen of in het venster boven zagen we een vonk ontspringen. Al snel ontstond brand. Het bovenste venster brak, en een figuur viel er dood uit. Grote consternatie ontstond. Met een droge klap viel Debbie in de drankautomaat. Ze was verpakt in een fluoblauwe kleding, die leek op rollen geverfd wc-papier, en had zelfs vanaf waar wij stonden duidelijk schotwonden. Binnen weerklonken knallen.
De vlammen begonnen uit het vernster te slaan, en enkele agenten en brancardiers sleepten Debbie’s lijk van de gedeukte drankautomaat naar de ziekenwagen. Haar aluminiumfolie kap met de voelsprieten priemde vanonder het witte laken. Op dat ogenblik kwamen de bepantserde agenten die kort tervoren het huis in waren gegaan, naar buiten met een pathetische schreeuwende en krijsende Simpele Danny. Zijn gezicht deed me opnieuw op een schokkende manier denken aan dat van een baby – deze keer een boze baby, welteverstaan. Hij werd in een stevige houdgreep gehouden door vier mannen, en hij hinkte. Misschien was hij in zijn been geschoten.
“Colette! Colette! Ik deed het voor jou! Ze krijgen mij niet! Godverdomme!”
Hij was volledig in het zilver gekleed, en een van zijn voelsprieten was geknakt. De ander beefde en zwiepte mee op het spastische en wanhopige op-en-neer-bewegen van zijn hoofd en schouders onder druk van de agenten.
“Verraad! Verraders! Moordenaars!”
Onder die woorden werd hij de combi binnengeduwd. De Billenkletser werd diezelfde dag teruggevonden in Simpele Danny’s geheime, tweede kelder, nadat het halve huis uitgebrand was, en werd ontoerekeningsvatbaar verklaard. Simpele Danny werd veroordeeld voor de moord op Debbie en werd geinterneerd in een instelling. Colette kwam nooit meer terug naar het dorp.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten